< ᏧᏓᏏ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 1 >

1 ᎠᏴ ᏧᏓᏏ, ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎩᏅᏏᏓᏍᏗ ᎠᎴ ᏥᎻ ᏦᏍᏓᏓᏅᏟ, ᏫᏨᏲᎵᎦ ᏂᎯ ᏂᏥᏍᎦᏅᎾ ᎢᏨᏁᎸᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏴᏎᎨᎢ, ᎠᎴ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ ᎡᏥᏍᏆᏂᎪᏔᏅᎯ, ᎠᎴ ᎡᏥᏯᏅᏛ ᎢᏣᏓᏅᏘ ᎢᏣᎵᏍᏙᏗᏱ;
Judas, dienaar van Jesus Christus, en broeder van Jakobus: aan de uitverkorenen, door God den Vader bemind en voor Jesus Christus behouden:
2 ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᎠᎴ ᎠᏓᎨᏳᏗ ᎨᏒ ᎡᏥᏁᏉᎡᏗ ᎨᏎᏍᏗ.
Barmhartigheid, vrede en liefde zij in volle mate uw deel!
3 ᎢᏨᎨᏳᎢ, ᎢᏳᏃ ᎠᏆᏟᏂᎬᏁᎸ ᏫᏨᏲᏪᎳᏁᏗᏱ ᏂᎦᏗᏳᏉ ᎢᎦᏤᎵ ᎢᎦᎵᏍᏕᎸᏙᏗ ᎤᎬᏩᎵ, ᎤᏚᎸᏗ ᎾᏆᎵᏍᏓᏁᎸᎩ ᏫᏨᏲᏪᏔᏁᎲ ᎢᏨᏍᏗᏰᏙᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎢᏣᏗᏒᏎᏗᏱ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᎦᏳᎳ ᏗᎨᏥᏲᎯᏎᎸᎯ ᏥᎩ ᎤᎾᏓᏅᏘ.
Geliefden, daar ik u vol ijver over ons gemeenschappelijk heil wilde schrijven, heb ik mij verplicht gezien, u door een schrijven aan te sporen, om te strijden voor het geloof, dat eens en voor al aan de heiligen is overgeleverd.
4 ᎩᎶᏰᏃ ᎢᏳᎾᏍᏗ ᎠᏂᏍᎦᏯ ᎤᏕᎵᏛ ᎤᏂᏴᎸᎯ ᎢᎩ ᎾᏍᎩ ᎢᎸᎯᏳ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ ᏗᎨᎪᎥᎯ ᏥᎩ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᏗᎨᎫᎪᏓᏁᏗᏱ; ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᏚᎾᏁᎶᏛᎾ ᎠᏂᏍᎦᏯ, ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᏂᏁᏟᏴᏍᎩ ᎾᎵᏏᎾᎯᏍᏛᎾ ᎠᎴᏂᏓᏍᏗ ᎨᏒ ᎢᏯᏅᏁᎯ, ᎠᎴ ᎠᎾᏓᏱᎯ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎠᎴ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ.
Want er zijn enige lieden binnengeslopen, die reeds lang te voren opgeschreven staan voor dit doemvonnis: goddelozen, die de genade van onzen God in liederlijkheid verkeren, en Jesus Christus verloochenen, onzen enigen Meester en Heer.
5 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏆᏚᎵᎭ ᎢᏨᏯᏅᏓᏗᏍᏙᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎦᏳᎳ ᏥᏥᎦᏔᎭ, ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏚᏭᏓᏓᏎ ᏴᏫ ᎢᏥᏈᏱ ᎦᏓ ᎠᎲ, ᎣᏂ ᏥᏚᏛᏔᏁ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏄᏃᎯᏳᏅᎾ.
En nu gij eenmaal dit alles weet, wil ik u ook in herinnering brengen, hoe de Heer het Volk uit het land van Egypte verloste, maar later de ongelovigen in het verderf heeft gestort;
6 ᎠᎴ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏄᏂᏍᏆᏂᎪᏔᏅᎾ ᏥᎨᏎ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᏂᎨᎬᏁᎸ ᏧᏅᏕᏤᏉᏍᎩᏂ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ ᎠᏁᎲᎢ, ᏧᏓᏕᏒᏛ ᏗᎬᏩᏲᎢᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏕᎨᎦᎸᏍᏗ ᎤᎵᏏᎬᎢ, ᎦᎸᏉᏗᏳ ᏗᎫᎪᏙᏗᏱ ᎢᎦ ᎠᏍᏆᎸᎲ ᎬᏗᏍᎩ. (aïdios g126)
hoe Hij de engelen, die hun Heerschappij niet bewaarden, maar hun eigen woonsteden verlieten, met eeuwige boeien in de duisternis vasthoudt voor het gericht van de grote Dag; (aïdios g126)
7 ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏐᏓᎻ ᎠᎴ ᎪᎹᎵ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎾᎥ ᏥᏕᎦᏚᎮᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᎾᏛᏁᎮ ᏓᎾᏓᏲᏍᎨ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᏂᏏᏗ ᎨᏒ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᏗᏱ, ᎠᎴ ᎠᏂᏍᏓᏩᏗᏙᎮ ᎤᏇᏓᎵ ᎠᏍᏓᏳᏛᏍᏗ ᎤᏇᏓᎵ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎠᏓᏕᏯᏔᎲᏍᎩ ᏂᎨᎬᏁᎴᎢ ᎠᏂᎩᎵᏲᎨ ᎤᏂᏍᏛᏗᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏠᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏥᎸᏱ. (aiōnios g166)
hoe Sódoma en Gomorra met de omliggende steden, die ontucht bedreven evenals zij, en tegennatuurlijke vleselijke lusten hebben nagejaagd, tot een voorbeeld gesteld zijn van de straf door het eeuwige vuur. (aiōnios g166)
8 ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏍᏉ ᎯᎠ ᎠᎾᏍᎩᏓᏒᎥᏍᎩ ᎦᏓᎭ ᎾᏅᏁᎭ ᎤᏂᏇᏓᎸᎢ, ᏗᏂᏍᎦᎩ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ, ᎠᎴ ᏗᎬᏩᏂᏐᏢᏗ ᎨᏥᎸᏉᏗ.
Zo bezoedelen ook deze dromers hun vlees; ze verachten de Heerschappij, en beschimpen de Heerlijkheden.
9 ᏑᏱᎩᎵᏍᎩᏂ ᏄᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎠᏍᎩᎾ ᎤᎾᏗᏒᎸ, ᎤᎾᏗᏒᎸ ᎠᏂᏬᏂᏍᎬ ᎼᏏ ᎠᏰᎸᎢ, ᎹᏱᎩᎵ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏐᏅ ᏳᎳᏫᏎᎴᎢ, ᎯᎠᏉᏍᎩᏂ ᏄᏪᏎᎢ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏫᏣᏍᎦᎩ.
Welnu, zelfs de Aartsengel Mikaël durfde geen smadend oordeel vellen, toen hij met den duivel over het lichaam van Moses twistte, maar hij zeide: "De Heer bestraffe u!"
10 ᎯᎠᏍᎩᏂ ᎤᏐᏅ ᎠᏂᏃᎮᎭ ᎾᏍᎩ ᎾᏂᎦᏔᎲᎾ; ᎾᏍᎩᏍᎩᏂ ᎤᏅᏒ ᎨᏒ ᏥᎾᎦᏔᎭ, ᎾᏍᎩᏯ ᎦᎪᎵᏍᏗᏉ ᏣᏁᎿᎭᎠ ᎠᏂᎦᏔᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎤᏲ ᎾᎾᏓᏛᏁᎭ.
Deze lieden echter beschimpen wat ze niet kennen; en wat ze kennen op natuurlijke wijze als redeloos vee, daarmee gaan ze te gronde.
11 ᎤᏲ ᏫᏄᎾᎵᏍᏓᏏ! ᎨᎾᏰᏃ ᎤᏅᏅ ᎤᏂᏍᏓᏩᏕᏅ, ᎠᎴ ᎨᎦᎫᏴᏓᏁᏗ ᎤᎾᏚᎵᏍᎬ ᎤᏂᎬᎥᏍᎬ ᎤᏂᎨᎮᎾ ᏇᎳᎻ ᎤᎵᏓᏍᏔᏅ, ᎠᎴ ᎨᏥᏛᏔᏅ, ᏚᏂᎦᏘᎸᏒ ᎪᎵ ᏧᎦᏘᎸᏛ ᎨᏒᎢ.
Wee over hen! Want ze slaan de weg van Kaïn in; om loon werpen ze zich op Bálaäms bedrog; ze komen om in de opstand van Kore.
12 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏅᏲᎯ ᏚᏓᏓᎳ ᏗᏣᏁᎶᏗ ᏕᏣᎵᏍᏓᏴᎲᏍᎬᎢ, ᎾᎯᏳ ᎢᏧᎳᏕᏣᎵᏍᏓᏴᎲᎦ ᎾᏂᎾᏰᏍᎬᎾ ᎠᎾᎵᏍᏓᏴᎲᏍᎪᎢ; ᏚᎶᎩᎸ ᎠᎹ ᏂᏚᏁᎲᎾ, ᎤᏃᎴ ᏧᏱᎴᎪᎢ; ᏕᏡᎬ ᏧᎳᏍᏚᏬᎠᏔᎯ, ᎪᎱᏍᏗ ᏄᎾᏓᏓᏁᎲᎾ, ᏔᎵ ᎢᏳᏩᎫᏗ ᎤᏩᏴᏒᎯ ᏥᎨᏐᎢ, ᏗᏰᎯᏛ ᏗᎧᎾᏍᏕᏢᏔᏅᎯ ᏥᎨᏐᎢ.
Ze zijn de schandvlekken op uw liefdemalen, schaamteloze brassers, die zichzelf weiden; wolken zonder water, voortgestuwd door de wind; bomen zonder vrucht in de herfst, morsdood en ontworteld;
13 ᎠᎺᏉᎯ ᎤᎿᎭᎸᎯ ᏗᎵᏍᏗᎳᏁᎩ, ᎤᏅᏒ ᎤᎾᏕᎰᎯᏍᏗᏍᎩ ᎠᏂᎾᏄᎪᏫᏍᎩ; ᏃᏈᏏ ᎤᏂᏅᏅ ᎤᎾᏞᏛ, ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎬᎿᎭᎨ ᎤᎵᏏᎬ ᏥᎨᎦᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎸ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. (aiōn g165)
woeste golven der zee, die hun eigen schande opspatten; dwaalsterren, wie diepste duisternis voor eeuwig wacht. (aiōn g165)
14 ᎠᎴ ᎢᎾᎩ, ᎠᏓᏫ ᎤᏕᏅ ᎦᎵᏉᎩᏁ ᏪᎯ, ᎾᏍᏉ ᎠᏙᎴᎰᏍᎬ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏚᏁᎢᏍᏔᏁ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎬᏂᏳᏉ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏓᎦᎷᏥ ᏓᏘᏁᎮᏍᏗ ᎠᏍᎪ ᎢᏯᎦᏴᎵ ᏧᏙᎵ ᎤᎾᏓᏅᏘ,
Tegen hen heeft Henok, de zevende van Adam af, aldus geprofeteerd: "Zie de Heer komt met zijn tienduizenden heiligen,
15 ᏧᏭᎪᏓᏁᏗᏱ ᎾᏂᎥᎢ, ᎠᎴ ᏧᎬᏍᎪᎸᏗᏱ ᎾᏂᎥ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᏚᎾᏁᎶᏛᎾ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬ ᏂᎦᎥ ᎤᏣᏘᏂ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎸᎢ, ᎠᎴ ᏂᎦᎥ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᏄᏂᏪᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᏚᎾᏁᎶᏛᎾ ᎾᏍᎩ ᎬᏩᏡᏗᏍᎬᎢ.
om gericht te houden over allen, en om alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die ze verrichten, en voor al de vermetele woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem spreken."
16 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎤᏂᎪᏁᎶᎯᏌᏘ, ᎤᏁᎵᎯᏍᎩ, ᎤᏅᏒ ᎤᎾᏚᎸᏅᎥᏍᎬ ᎠᏂᏍᏓᏩᏕᎩ; ᏗᏂᎰᎵᏃ ᏓᏅᏗᏍᎪ ᎤᏣᏘ ᎠᏢᏈᏍᏗ ᎠᏂᏬᏂᏍᎪᎢ, ᏴᏫ ᏚᎾᎧᏛ ᏓᏂᎸᏉᏗᏍᎪ ᎣᏍᏛ ᎢᎬᏩᎾᎵᏍᏓᏁᏗ ᎤᏚᎩ ᎤᏅᏒ ᎢᏳᏍᏗ.
Dat zijn de morrende klagers, die leven naar hun eigen lusten; hun mond bralt hoogmoed, ze vleien anderen uit winstbejag.
17 ᎠᏎᏃ, ᎢᏨᎨᏳᎢ, ᎢᏣᏅᏓᏓ ᎧᏃᎮᏛ ᎢᎸᎯᏳ ᎤᏂᏃᎮᏛ ᎨᏥᏅᏏᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᏧᏤᎵᎦ;
Gij echter, geliefden, weest de woorden indachtig, die door de apostelen van onzen Heer Jesus Christus zijn voorspeld;
18 ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏥᏄᏂᏪᏒᎩ, ᎤᎵᏍᏆᎸᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᏁᎮᏍᏗ ᎠᏂᏐᏢᎢᏍᏗᏍᎩ, ᎾᏍᎩ ᎤᏅᏒ ᎤᎾᏚᎸᏅᎥᏍᎬ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᎠᏂᏍᏓᏩᏕᎩ.
want ze hebben u gezegd: "Op het einde der tijden zullen er spotters opstaan, die leven naar hun eigen goddeloze lusten."
19 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᎾᏓᏓᎴᏗᏍᎩ ᏥᎩ, ᎤᏇᏓᎵᏉ ᎠᏂᏍᏓᏩᏕᎩ, ᎠᏓᏅᏙ ᏄᏁᎲᎾ.
En dit zijn zij, die scheuring verwekken, profanen, die den Geest niet bezitten.
20 ᏂᎯᏍᎩᏂ ᎢᏨᎨᏳᎢ, ᎤᏣᏘ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎢᏦᎯᏳᏒ ᎢᏣᎵᎫᏍᏛᏗᏍᎬᎢ, ᏓᎸᏉᏗᏳ ᎠᏓᏅᏙ ᎬᏗ ᎢᏣᏙᎵᏍᏗᏍᎬᎢ,
Gij echter, geliefden, bouwt voort op uw allerheiligst geloof, bidt in den heiligen Geest,
21 ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎡᏥᎨᏳᎢᏳ ᎨᏒ ᏕᏥᏂᏴᏎᏍᏗ, ᎢᏥᎦᏖᏃᎮᏍᏗ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏂᏛ ᎠᏓᏁᎯ ᏥᎩ. (aiōnios g166)
bewaart uzelf in Gods liefde, en rekent op de barmhartigheid van onzen Heer Jesus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
22 ᎢᎦᏛᏃ ᏕᏥᏙᏓᎨᏍᏗ, ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏂᏕᏣᏛᏁᎮᏍᏗ;
Hebt medelijden met hen die twijfelen; redt ze en rukt ze uit het vuur.
23 ᎠᏂᏐᎢᏃ ᎨᏥᎾᏰᏍᎩ ᏕᏥᏍᏕᎵᏍᎨᏍᏗ, ᏕᏨᏕᎨᏍᏗ ᎠᏥᎸᏱ; ᎢᏥᏂᏆᏘᎮᏍᏗ ᎠᏄᏬ ᎤᏇᏓᎸ ᎠᏚᏯᏍᏙᏔᏅᎯ.
Maar hebt medelijden met hen in vreze, en haat zelfs het kleed, dat door het vlees is bezoedeld.
24 ᎿᎭᏉᏃ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏰᎵᏉ ᎬᏩᏲᏍᏙᏙᏗ ᏥᎩ ᏗᏥᏅᎢᏍᏗᏱ, ᎠᎴ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᎨᏨᏁᏗ ᏥᎩ ᎤᏣᏘ ᎤᎵᎮᎵᏍᏗ ᎢᏣᏓᏅᏛᎢ ᎪᎱᏍᏗ ᏁᏥᎳᏫᏎᎲᎾ ᎢᎬᏱᏗᏢ ᏓᎧᏅ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒᎢ,
Aan Hem, die machtig is, u voor struikelen te behoeden, en vlekkeloos in jubelende vreugde u voor zijn Glorie te plaatsen;
25 ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯ ᎠᎦᏔᎾᎢ ᏥᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ, ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ, ᏄᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ, ᎪᎯ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᎵᏍᏆᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ. ᎡᎺᏅ. (aiōn g165)
—aan den enigen God, onzen Redder door Jesus Christus onzen Heer, aan Hem zij de glorie en grootheid, de kracht en de macht vóór alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)

< ᏧᏓᏏ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 1 >