ལཱུཀཿ 1
1 པྲཐམཏོ ཡེ སཱཀྵིཎོ ཝཱཀྱཔྲཙཱརཀཱཤྩཱསན྄ ཏེ྅སྨཱཀཾ མདྷྱེ ཡདྱཏ྄ སཔྲམཱཎཾ ཝཱཀྱམརྤཡནྟི སྨ
Daar reeds velen ondernomen hebben, een verhaal samen te stellen van de gebeurtenissen, die onder ons zijn geschied,
2 ཏདནུསཱརཏོ྅ནྱེཔི བཧཝསྟདྭྲྀཏྟཱནྟཾ རཙཡིཏུཾ པྲཝྲྀཏྟཱཿ།
en zoals ze ons door de eerste ooggetuigen en bedienaars van het Woord zijn overgeleverd,
3 ཨཏཨེཝ ཧེ མཧཱམཧིམཐིཡཕིལ྄ ཏྭཾ ཡཱ ཡཱཿ ཀཐཱ ཨཤིཀྵྱཐཱསྟཱསཱཾ དྲྀཌྷཔྲམཱཎཱནི ཡཐཱ པྲཱཔྣོཥི
kwam het ook mij wenselijk voor, beste Teófilus, na alles, van de aanvang af, nauwkeurig te hebben onderzocht, het ordelijk voor u te beschrijven,
4 ཏདརྠཾ པྲཐམམཱརབྷྱ ཏཱནི སཪྻྭཱཎི ཛྙཱཏྭཱཧམཔི ཨནུཀྲམཱཏ྄ སཪྻྭཝྲྀཏྟཱནྟཱན྄ ཏུབྷྱཾ ལེཁིཏུཾ མཏིམཀཱརྵམ྄།
om u de waarachtigheid te doen zien van de leer, waarin ge onderwezen zijt.
5 ཡིཧཱུདཱདེཤཱིཡཧེརོདྣཱམཀེ རཱཛཏྭཾ ཀུཪྻྭཏི ཨབཱིཡཡཱཛཀསྱ པཪྻྱཱཡཱདྷིཀཱརཱི སིཁརིཡནཱམཀ ཨེཀོ ཡཱཛཀོ ཧཱརོཎཝཾཤོདྦྷཝཱ ཨིལཱིཤེཝཱཁྱཱ
In de dagen van Herodes, koning van Judea, was er een priester Zakarias geheten, uit het priesterlijk geslacht van Abias; zijn vrouw behoorde tot de dochters van Aäron, en heette Elisabet.
6 ཏསྱ ཛཱཡཱ དྭཱཝིམཽ ནིརྡོཥཽ པྲབྷོཿ སཪྻྭཱཛྙཱ ཝྱཝསྠཱཤྩ སཾམནྱ ཨཱིཤྭརདྲྀཥྚཽ དྷཱརྨྨིཀཱཝཱསྟཱམ྄།
Beiden waren rechtschapen in de ogen van God, en leefden onberispelijk in al de geboden en voorschriften van den Heer.
7 ཏཡོཿ སནྟཱན ཨེཀོཔི ནཱསཱིཏ྄, ཡཏ ཨིལཱིཤེཝཱ བནྡྷྱཱ ཏཽ དྭཱཝེཝ ཝྲྀདྡྷཱཝབྷཝཏཱམ྄།
Ze hadden geen kinderen; want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren reeds hoogbejaard.
8 ཡདཱ སྭཔཪྻྱཱནུཀྲམེཎ སིཁརིཡ ཨཱིཤྭཱསྱ སམཀྵཾ ཡཱཛཀཱིཡཾ ཀརྨྨ ཀརོཏི
Eens, dat zijn afdeling de beurt had, om de dienst voor God te verrichten,
9 ཏདཱ ཡཛྙསྱ དིནཔརིཔཱཡྻཱ པརམེཤྭརསྱ མནྡིརེ པྲཝེཤཀཱལེ དྷཱུཔཛྭཱལནཾ ཀརྨྨ ཏསྱ ཀརཎཱིཡམཱསཱིཏ྄།
werd hij, zoals dit bij de priesters gebruikelijk was, door het lot aangewezen, om de tempel des Heren binnen te gaan en wierook te offeren.
10 ཏདྡྷཱུཔཛྭཱལནཀཱལེ ལོཀནིཝཧེ པྲཱརྠནཱཾ ཀརྟུཾ བཧིསྟིཥྛཏི
En al het volk stond buiten te bidden op het uur van het wierookoffer.
11 སཏི སིཁརིཡོ ཡསྱཱཾ ཝེདྱཱཾ དྷཱུཔཾ ཛྭཱལཡཏི ཏདྡཀྵིཎཔཱརྴྭེ པརམེཤྭརསྱ དཱུཏ ཨེཀ ཨུཔསྠིཏོ དརྴནཾ དདཽ།
Daar verscheen hem een engel des Heren, die rechts van het wierookaltaar stond.
12 ཏཾ དྲྀཥྚྭཱ སིཁརིཡ ཨུདྭིཝིཛེ ཤཤངྐེ ཙ།
Zakarias ontstelde bij dit gezicht, en beefde van angst.
13 ཏདཱ ས དཱུཏསྟཾ བབྷཱཥེ ཧེ སིཁརིཡ མཱ བྷཻསྟཝ པྲཱརྠནཱ གྲཱཧྱཱ ཛཱཏཱ ཏཝ བྷཱཪྻྱཱ ཨིལཱིཤེཝཱ པུཏྲཾ པྲསོཥྱཏེ ཏསྱ ནཱམ ཡོཧན྄ ཨིཏི ཀརིཥྱསི།
Maar de engel sprak tot hem: Vrees niet, Zakarias, want uw gebed is verhoord; Elisabet, uw vrouw, zal u een zoon schenken, en ge zult hem Johannes noemen.
14 ཀིཉྩ ཏྭཾ སཱནནྡཿ སཧརྵཤྩ བྷཝིཥྱསི ཏསྱ ཛནྨནི བཧཝ ཨཱནནྡིཥྱནྟི ཙ།
Ge zult juichen en jubelen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen.
15 ཡཏོ ཧེཏོཿ ས པརམེཤྭརསྱ གོཙརེ མཧཱན྄ བྷཝིཥྱཏི ཏཐཱ དྲཱཀྵཱརསཾ སུརཱཾ ཝཱ ཀིམཔི ན པཱསྱཏི, ཨཔརཾ ཛནྨཱརབྷྱ པཝིཏྲེཎཱཏྨནཱ པརིཔཱུརྞཿ
Want hij zal groot zijn voor den Heer; hij zal geen wijn drinken, noch sterke drank; en reeds van de schoot zijner moeder af zal hij worden vervuld van den Heiligen Geest.
16 སན྄ ཨིསྲཱཡེལྭཾཤཱིཡཱན྄ ཨནེཀཱན྄ པྲབྷོཿ པརམེཤྭརསྱ མཱརྒམཱནེཥྱཏི།
En vele kinderen van Israël zal hij bekeren tot den Heer hun God;
17 སནྟཱནཱན྄ པྲཏི པིཏྲྀཎཱཾ མནཱཾསི དྷརྨྨཛྙཱནཾ པྲཏྱནཱཛྙཱགྲཱཧིཎཤྩ པརཱཝརྟྟཡིཏུཾ, པྲབྷོཿ པརམེཤྭརསྱ སེཝཱརྠམ྄ ཨེཀཱཾ སཛྫིཏཛཱཏིཾ ཝིདྷཱཏུཉྩ ས ཨེལིཡརཱུཔཱཏྨཤཀྟིཔྲཱཔྟསྟསྱཱགྲེ གམིཥྱཏི།
hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de macht van Elias, om de harten der vaders tot de kinderen terug te brengen, en de weerspannigen tot de gezindheid van rechtvaardigen, en den Heer een goedgestemd volk gaan bereiden.
18 ཏདཱ སིཁརིཡོ དཱུཏམཝཱདཱིཏ྄ ཀཐམེཏད྄ ཝེཏྶྱཱམི? ཡཏོཧཾ ཝྲྀདྡྷོ མམ བྷཱཪྻྱཱ ཙ ཝྲྀདྡྷཱ།
Maar Zakarias zei tot den engel: Waaraan zal ik dat erkennen? Want ik ben oud, en ook mijn vrouw is reeds op jaren.
19 ཏཏོ དཱུཏཿ པྲཏྱུཝཱཙ པཤྱེཤྭརསྱ སཱཀྵཱདྭརྟྟཱི ཛིབྲཱཡེལྣཱམཱ དཱུཏོཧཾ ཏྭཡཱ སཧ ཀཐཱཾ གདིཏུཾ ཏུབྷྱམིམཱཾ ཤུབྷཝཱརྟྟཱཾ དཱཏུཉྩ པྲེཥིཏཿ།
De engel antwoordde hem: Ik ben Gábriël; ik sta voor Gods aanschijn, en ben gezonden, om u toe te spreken, en u deze blijde boodschap te brengen.
20 ཀིནྟུ མདཱིཡཾ ཝཱཀྱཾ ཀཱལེ ཕལིཥྱཏི ཏཏ྄ ཏྭཡཱ ན པྲཏཱིཏམ྄ ཨཏཿ ཀཱརཎཱད྄ ཡཱཝདེཝ ཏཱནི ན སེཏྶྱནྟི ཏཱཝཏ྄ ཏྭཾ ཝཀྟུཾམཤཀྟོ མཱུཀོ བྷཝ།
Zie, ge zult stom zijn en niet kunnen spreken, tot de dag waarop dit geschieden zal; omdat ge mijn woorden niet hebt geloofd, die te hunner tijd in vervulling zullen gaan.
21 ཏདཱནཱིཾ ཡེ ཡེ ལོཀཱཿ སིཁརིཡམཔཻཀྵནྟ ཏེ མདྷྱེམནྡིརཾ ཏསྱ བཧུཝིལམྦཱད྄ ཨཱཤྩཪྻྱཾ མེནིརེ།
Intussen stond het volk op Zakarias te wachten, en verwonderde zich er over, dat hij zolang in de tempel bleef.
22 ས བཧིརཱགཏོ ཡདཱ ཀིམཔི ཝཱཀྱཾ ཝཀྟུམཤཀྟཿ སངྐེཏཾ ཀྲྀཏྭཱ ནིཿཤབྡསྟསྱཽ ཏདཱ མདྷྱེམནྡིརཾ ཀསྱཙིད྄ དརྴནཾ ཏེན པྲཱཔྟམ྄ ཨིཏི སཪྻྭེ བུབུདྷིརེ།
Maar toen hij buiten kwam, en niet tot hen kon spreken, begrepen ze, dat hij in de tempel een verschijning gezien had; wel maakte hij gebaren, maar hij bleef stom.
23 ཨནནྟརཾ ཏསྱ སེཝནཔཪྻྱཱཡེ སམྤཱུརྞེ སཏི ས ནིཛགེཧཾ ཛགཱམ།
Toen zijn diensttijd voorbij was, ging hij naar huis.
24 ཀཏིཔཡདིནེཥུ གཏེཥུ ཏསྱ བྷཱཪྻྱཱ ཨིལཱིཤེཝཱ གརྦྦྷཝཏཱི བབྷཱུཝ
Enige tijd later kwam zijn vrouw Elisabet in gezegende omstandigheden; ze verborg zich vijf maanden lang, en sprak:
25 པཤྩཱཏ྄ སཱ པཉྩམཱསཱན྄ སཾགོཔྱཱཀཐཡཏ྄ ལོཀཱནཱཾ སམཀྵཾ མམཱཔམཱནཾ ཁཎྜཡིཏུཾ པརམེཤྭརོ མཡི དྲྀཥྚིཾ པཱཏཡིཏྭཱ ཀརྨྨེདྲྀཤཾ ཀྲྀཏཝཱན྄།
Dit heeft de Heer voor mij gedaan, toen Hij neerzag, om mijn schande bij de mensen weg te nemen.
26 ཨཔརཉྩ ཏསྱཱ གརྦྦྷསྱ ཥཥྛེ མཱསེ ཛཱཏེ གཱལཱིལྤྲདེཤཱིཡནཱསརཏྤུརེ
In de zesde maand werd de engel Gábriël door God naar een stad van Galilea gezonden, Názaret genaamd,
27 དཱཡཱུདོ ཝཾཤཱིཡཱཡ ཡཱུཥཕྣཱམྣེ པུརུཥཱཡ ཡཱ མརིཡམྣཱམཀུམཱརཱི ཝཱགྡཏྟཱསཱིཏ྄ ཏསྱཱཿ སམཱིཔཾ ཛིབྲཱཡེལ྄ དཱུཏ ཨཱིཤྭརེཎ པྲཧིཏཿ།
tot een maagd, die verloofd was aan een man, die Josef heette, en uit het huis van David was; de naam van de maagd was Maria.
28 ས གཏྭཱ ཛགཱད ཧེ ཨཱིཤྭརཱནུགྲྀཧཱིཏཀནྱེ ཏཝ ཤུབྷཾ བྷཱུཡཱཏ྄ པྲབྷུཿ པརམེཤྭརསྟཝ སཧཱཡོསྟི ནཱརཱིཎཱཾ མདྷྱེ ཏྭམེཝ དྷནྱཱ།
De engel trad bij haar binnen, en sprak: Wees gegroet, vol van genade. De Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen.
29 ཏདཱནཱིཾ སཱ ཏཾ དྲྀཥྚྭཱ ཏསྱ ཝཱཀྱཏ ཨུདྭིཛྱ ཀཱིདྲྀཤཾ བྷཱཥཎམིདམ྄ ཨིཏི མནསཱ ཙིནྟཡཱམཱས།
Ze verschrok van dit woord, en vroeg zich af, wat die groet kon beduiden.
30 ཏཏོ དཱུཏོ྅ཝདཏ྄ ཧེ མརིཡམ྄ བྷཡཾ མཱཀཱརྵཱིཿ, ཏྭཡི པརམེཤྭརསྱཱནུགྲཧོསྟི།
De engel zeide haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
31 པཤྱ ཏྭཾ གརྦྦྷཾ དྷྲྀཏྭཱ པུཏྲཾ པྲསོཥྱསེ ཏསྱ ནཱམ ཡཱིཤུརིཏི ཀརིཥྱསི།
Zie, gij zult in uw schoot ontvangen, en een Zoon baren; en gij zult Hem Jesus noemen.
32 ས མཧཱན྄ བྷཝིཥྱཏི ཏཐཱ སཪྻྭེབྷྱཿ ཤྲེཥྛསྱ པུཏྲ ཨིཏི ཁྱཱསྱཏི; ཨཔརཾ པྲབྷུཿ པརམེཤྭརསྟསྱ པིཏུརྡཱཡཱུདཿ སིཾཧཱསནཾ ཏསྨཻ དཱསྱཏི;
Hij zal groot zijn, en Zoon van den Allerhoogste worden genoemd. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David geven;
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob in eeuwigheid, en aan zijn koningschap zal geen einde komen. (aiōn g165)
34 ཏདཱ མརིཡམ྄ ཏཾ དཱུཏཾ བབྷཱཥེ ནཱཧཾ པུརུཥསངྒཾ ཀརོམི ཏརྷི ཀཐམེཏཏ྄ སམྦྷཝིཥྱཏི?
Maria sprak tot den engel: Hoe kan dit geschieden, daar ik geen man beken?
35 ཏཏོ དཱུཏོ྅ཀཐཡཏ྄ པཝིཏྲ ཨཱཏྨཱ ཏྭཱམཱཤྲཱཡིཥྱཏི ཏཐཱ སཪྻྭཤྲེཥྛསྱ ཤཀྟིསྟཝོཔརི ཚཱཡཱཾ ཀརིཥྱཏི ཏཏོ ཧེཏོསྟཝ གརྦྦྷཱད྄ ཡཿ པཝིཏྲབཱལཀོ ཛནིཥྱཏེ ས ཨཱིཤྭརཔུཏྲ ཨིཏི ཁྱཱཏིཾ པྲཱཔྶྱཏི།
De engel antwoordde haar: De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.
36 ཨཔརཉྩ པཤྱ ཏཝ ཛྙཱཏིརིལཱིཤེཝཱ ཡཱཾ སཪྻྭེ བནྡྷྱཱམཝདན྄ ཨིདཱནཱིཾ སཱ ཝཱརྡྡྷཀྱེ སནྟཱནམེཀཾ གརྦྦྷེ྅དྷཱརཡཏ྄ ཏསྱ ཥཥྛམཱསོབྷཱུཏ྄།
Zie, uw bloedverwant Elisabet heeft ook een zoon ontvangen in haar ouderdom, en zij, die onvruchtbaar heette, is in haar zesde maand;
37 ཀིམཔི ཀརྨྨ ནཱསཱདྷྱམ྄ ཨཱིཤྭརསྱ།
want niets is onmogelijk bij God.
38 ཏདཱ མརིཡམ྄ ཛགཱད, པཤྱ པྲབྷེརཧཾ དཱསཱི མཧྱཾ ཏཝ ཝཱཀྱཱནུསཱརེཎ སཪྻྭམེཏད྄ གྷཊཏཱམ྄; ཨནནཏརཾ དཱུཏསྟསྱཱཿ སམཱིཔཱཏ྄ པྲཏསྠེ།
Nu sprak Maria: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen.
39 ཨཐ ཀཏིཔཡདིནཱཏ྄ པརཾ མརིཡམ྄ ཏསྨཱཏ྄ པཪྻྭཏམཡཔྲདེཤཱིཡཡིཧཱུདཱཡཱ ནགརམེཀཾ ཤཱིགྷྲཾ གཏྭཱ
In die dagen ging Maria op weg, en spoedde zich het bergland in, naar een stad van Juda.
40 སིཁརིཡཡཱཛཀསྱ གྲྀཧཾ པྲཝིཤྱ ཏསྱ ཛཱཡཱམ྄ ཨིལཱིཤེཝཱཾ སམྦོདྷྱཱཝདཏ྄།
Ze kwam in het huis van Zakarias, en begroette Elisabet.
41 ཏཏོ མརིཡམཿ སམྦོདྷནཝཱཀྱེ ཨིལཱིཤེཝཱཡཱཿ ཀརྞཡོཿ པྲཝིཥྚམཱཏྲེ སཏི ཏསྱཱ གརྦྦྷསྠབཱལཀོ ནནརྟྟ། ཏཏ ཨིལཱིཤེཝཱ པཝིཏྲེཎཱཏྨནཱ པརིཔཱུརྞཱ སཏཱི
Toen Elisabet de groet van Maria vernam, sprong het kind op in haar schoot, en werd Elisabet van den Heiligen Geest vervuld.
42 པྲོཙྩཻརྒདིཏུམཱརེབྷེ, ཡོཥིཏཱཾ མདྷྱེ ཏྭམེཝ དྷནྱཱ, ཏཝ གརྦྦྷསྠཿ ཤིཤུཤྩ དྷནྱཿ།
Met luider stem hief ze aan: Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot!
43 ཏྭཾ པྲབྷོརྨཱཏཱ, མམ ནིཝེཤནེ ཏྭཡཱ ཙརཎཱཝརྤིཏཽ, མམཱདྱ སཽབྷཱགྱམེཏཏ྄།
Wat valt mij te beurt, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?
44 པཤྱ ཏཝ ཝཱཀྱེ མམ ཀརྞཡོཿ པྲཝིཥྚམཱཏྲེ སཏི མམོདརསྠཿ ཤིཤུརཱནནྡཱན྄ ནནརྟྟ།
Want zie, zodra de klank van uw groet mij in de oren klonk, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
45 ཡཱ སྟྲཱི ཝྱཤྭསཱིཏ྄ སཱ དྷནྱཱ, ཡཏོ ཧེཏོསྟཱཾ པྲཏི པརམེཤྭརོཀྟཾ ཝཱཀྱཾ སཪྻྭཾ སིདྡྷཾ བྷཝིཥྱཏི།
Zalig zij, die geloofd heeft; want wat haar namens den Heer is gezegd, zal worden vervuld.
46 ཏདཱནཱིཾ མརིཡམ྄ ཛགཱད། དྷནྱཝཱདཾ པརེཤསྱ ཀརོཏི མཱམཀཾ མནཿ།
Maria sprak: Mijn ziel prijst groot den Heer, Mijn geest jubelt van vreugde
47 མམཱཏྨཱ ཏཱརཀེཤེ ཙ སམུལླཱསཾ པྲགཙྪཏི།
In God, mijn Redder;
48 ཨཀརོཏ྄ ས པྲབྷུ རྡུཥྚིཾ སྭདཱསྱཱ དུརྒཏིཾ པྲཏི། པཤྱཱདྱཱརབྷྱ མཱཾ དྷནྱཱཾ ཝཀྵྱནྟི པུརུཥཱཿ སདཱ།
Want Hij ziet op de geringheid neer van zijn dienstmaagd. Zie, van nu af prijzen mij zalig Alle geslachten;
49 ཡཿ སཪྻྭཤཀྟིམཱན྄ ཡསྱ ནཱམཱཔི ཙ པཝིཏྲཀཾ། ས ཨེཝ སུམཧཏྐརྨྨ ཀྲྀཏཝཱན྄ མནྣིམིཏྟཀཾ།
Want de Machtige heeft aan mij grote dingen gedaan: Zijn Naam is heilig!
50 ཡེ བིབྷྱཏི ཛནཱསྟསྨཱཏ྄ ཏེཥཱཾ སནྟཱནཔཾཀྟིཥུ། ཨནུཀམྤཱ ཏདཱིཡཱ ཙ སཪྻྭདཻཝ སུཏིཥྛཏི།
Zijn barmhartigheid reikt van geslacht tot geslacht Over hen, die Hem vrezen;
51 སྭབཱཧུབལཏསྟེན པྲཱཀཱཤྱཏ པརཱཀྲམཿ། མནཿཀུམནྟྲཎཱསཱརྡྡྷཾ ཝིཀཱིཪྻྱནྟེ྅བྷིམཱནིནཿ།
Hij toont de kracht van zijn arm, En slaat de trotsen van harte uiteen.
52 སིཾཧཱསནགཏཱལློཀཱན྄ བལིནཤྩཱཝརོཧྱ སཿ། པདེཥཱུཙྩེཥུ ལོཀཱཾསྟུ ཀྵུདྲཱན྄ སཾསྠཱཔཡཏྱཔི།
De machtigen haalt Hij neer van de troon, Maar Hij verheft de geringen;
53 ཀྵུདྷིཏཱན྄ མཱནཝཱན྄ དྲཝྱཻརུཏྟམཻཿ པརིཏརྤྱ སཿ། སཀལཱན྄ དྷནིནོ ལོཀཱན྄ ཝིསྲྀཛེད྄ རིཀྟཧསྟཀཱན྄།
Behoeftigen overlaadt Hij met gaven, En rijken zendt Hij ledig heen.
54 ཨིབྲཱཧཱིམི ཙ ཏདྭཾཤེ ཡཱ དཡཱསྟི སདཻཝ ཏཱཾ། སྨྲྀཏྭཱ པུརཱ པིཏྲྀཎཱཾ ནོ ཡཐཱ སཱཀྵཱཏ྄ པྲཏིཤྲུཏཾ། (aiōn g165)
Hij heeft Zich over Israël, zijn dienaar, ontfermd; Zijn barmhartigheid indachtig:
55 ཨིསྲཱཡེལྶེཝཀསྟེན ཏཐོཔཀྲིཡཏེ སྭཡཾ༎
Zoals Hij tot onze vaderen sprak: Aan Abraham en zijn zaad voor altijd. (aiōn g165)
56 ཨནནྟརཾ མརིཡམ྄ པྲཱཡེཎ མཱསཏྲཡམ྄ ཨིལཱིཤེཝཡཱ སཧོཥིཏྭཱ ཝྱཱགྷུཡྻ ནིཛནིཝེཤནཾ ཡཡཽ།
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar; toen keerde ze terug naar huis.
57 ཏདནནྟརམ྄ ཨིལཱིཤེཝཱཡཱཿ པྲསཝཀཱལ ཨུཔསྠིཏེ སཏི སཱ པུཏྲཾ པྲཱསོཥྚ།
Zo kwam voor Elisabet de tijd van haar moederschap, en ze baarde een zoon.
58 ཏཏཿ པརམེཤྭརསྟསྱཱཾ མཧཱནུགྲཧཾ ཀྲྀཏཝཱན྄ ཨེཏཏ྄ ཤྲུཏྭཱ སམཱིཔཝཱསིནཿ ཀུཊུམྦཱཤྩཱགཏྱ ཏཡཱ སཧ མུམུདིརེ།
Haar buren en familie hoorden, dat de Heer haar grote barmhartigheid had betoond, en ze deelden in haar vreugde.
59 ཏཐཱཥྚམེ དིནེ ཏེ བཱལཀསྱ ཏྭཙཾ ཚེཏྟུམ྄ ཨེཏྱ ཏསྱ པིཏྲྀནཱམཱནུརཱུཔཾ ཏནྣཱམ སིཁརིཡ ཨིཏི ཀརྟྟུམཱིཥུཿ།
Op de achtste dag kwam men het kind besnijden, en men wilde het Zakarias noemen, naar de naam van zijn vader.
60 ཀིནྟུ ཏསྱ མཱཏཱཀཐཡཏ྄ ཏནྣ, ནཱམཱསྱ ཡོཧན྄ ཨིཏི ཀརྟྟཝྱམ྄།
Maar zijn moeder nam het woord en sprak: Neen, Johannes zal hij heten.
61 ཏདཱ ཏེ ཝྱཱཧརན྄ ཏཝ ཝཾཤམདྷྱེ ནཱམེདྲྀཤཾ ཀསྱཱཔི ནཱསྟི།
Ze zeiden haar: Er is niemand in uw familie, die deze naam heeft.
62 ཏཏཿ པརཾ ཏསྱ པིཏརཾ སིཁརིཡཾ པྲཏི སངྐེཏྱ པཔྲཙྪུཿ ཤིཤོཿ ཀིཾ ནཱམ ཀཱརིཥྱཏེ?
Nu gaven ze zijn vader een teken, hoe hij hem wilde noemen.
63 ཏཏཿ ས ཕལཀམེཀཾ ཡཱཙིཏྭཱ ལིལེཁ ཏསྱ ནཱམ ཡོཧན྄ བྷཝིཥྱཏི། ཏསྨཱཏ྄ སཪྻྭེ ཨཱཤྩཪྻྱཾ མེནིརེ།
Hij vroeg een schrijfbordje, en schreef: Zijn naam is Johannes. Allen waren er over verwonderd.
64 ཏཏྐྵཎཾ སིཁརིཡསྱ ཛིཧྭཱཛཱཌྱེ྅པགཏེ ས མུཁཾ ཝྱཱདཱཡ སྤཥྚཝརྞམུཙྩཱཪྻྱ ཨཱིཤྭརསྱ གུཎཱནུཝཱདཾ ཙཀཱར།
Maar op hetzelfde ogenblik ging zijn mond en tong los; hij sprak, en zegende God.
65 ཏསྨཱཙྩཏུརྡིཀྶྠཱཿ སམཱིཔཝཱསིལོཀཱ བྷཱིཏཱ ཨེཝམེཏཱཿ སཪྻྭཱཿ ཀཐཱ ཡིཧཱུདཱཡཱཿ པཪྻྭཏམཡཔྲདེཤསྱ སཪྻྭཏྲ པྲཙཱརིཏཱཿ།
Al hun buren werden met ontzag vervuld, en in heel het bergland van Judea werden al deze dingen besproken.
66 ཏསྨཱཏ྄ ཤྲོཏཱརོ མནཿསུ སྠཱཔཡིཏྭཱ ཀཐཡཱམྦབྷཱུཝུཿ ཀཱིདྲྀཤོཡཾ བཱལོ བྷཝིཥྱཏི? ཨཐ པརམེཤྭརསྟསྱ སཧཱཡོབྷཱུཏ྄།
Allen, die het hoorden, dachten er over na, en zeiden: Wat zal er toch worden van dat kind? Waarachtig, de hand des Heren was met hem!
67 ཏདཱ ཡོཧནཿ པིཏཱ སིཁརིཡཿ པཝིཏྲེཎཱཏྨནཱ པརིཔཱུརྞཿ སན྄ ཨེཏཱདྲྀཤཾ བྷཝིཥྱདྭཱཀྱཾ ཀཐཡཱམཱས།
En zijn vader Zakarias, vervuld van den Heiligen Geest, profeteerde en sprak:
68 ཨིསྲཱཡེལཿ པྲབྷུ ཪྻསྟུ ས དྷནྱཿ པརམེཤྭརཿ། ཨནུགྲྀཧྱ ནིཛཱལློཀཱན྄ ས ཨེཝ པརིམོཙཡེཏ྄།
Geloofd zij de Heer, Israëls God! Want Hij heeft zijn volk bezocht en verlost,
69 ཝིཔཀྵཛནཧསྟེབྷྱོ ཡཐཱ མོཙྱཱམཧེ ཝཡཾ། ཡཱཝཛྫཱིཝཉྩ དྷརྨྨེཎ སཱརལྱེན ཙ ནིརྦྷཡཱཿ།
En ons een hoorn van redding verwekt In het huis van David, zijn dienaar.
70 སེཝཱམཧཻ ཏམེཝཻཀམ྄ ཨེཏཏྐཱརཎམེཝ ཙ། སྭཀཱིཡཾ སུཔཝིཏྲཉྩ སཾསྨྲྀཏྱ ནིཡམཾ སདཱ།
Zoals Hij eeuwen geleden beloofd had Door de mond zijner heilige profeten: (aiōn g165)
71 ཀྲྀཔཡཱ པུརུཥཱན྄ པཱུཪྻྭཱན྄ ནིཀཥཱརྠཱཏྟུ ནཿ པིཏུཿ། ཨིབྲཱཧཱིམཿ སམཱིཔེ ཡཾ ཤཔཐཾ ཀྲྀཏཝཱན྄ པུརཱ།
Om ons redding te brengen van onze vijanden, En uit de hand van al, die ons haten.
72 ཏམེཝ སཕལཾ ཀརྟྟཾ ཏཐཱ ཤཏྲུགཎསྱ ཙ། ཨྲྀཏཱིཡཱཀཱརིཎཤྩཻཝ ཀརེབྷྱོ རཀྵཎཱཡ ནཿ།
Om Zich te ontfermen over onze vaderen, En zijn heilig Verbond te gedenken,
De eed, die Hij zwoer, Aan Abraham, onzen vader.
74 ཡཐོཀྟཝཱན྄ ཏཐཱ སྭསྱ དཱཡཱུདཿ སེཝཀསྱ ཏུ།
Om ons te vergunnen, om zonder vrees, Uit de hand onzer vijanden verlost,
75 ཝཾཤེ ཏྲཱཏཱརམེཀཾ ས སམུཏྤཱདིཏཝཱན྄ སྭཡམ྄།
Hem te dienen, vroom en rechtschapen, Voor zijn aanschijn al onze dagen.
76 ཨཏོ ཧེ བཱལཀ ཏྭནྟུ སཪྻྭེབྷྱཿ ཤྲེཥྛ ཨེཝ ཡཿ། ཏསྱཻཝ བྷཱཝིཝཱདཱིཏི པྲཝིཁྱཱཏོ བྷཝིཥྱསི། ཨསྨཱཀཾ ཙརཎཱན྄ ཀྵེམེ མཱརྒེ ཙཱལཡིཏུཾ སདཱ། ཨེཝཾ དྷྭཱནྟེ྅རྠཏོ མྲྀཏྱོཤྪཱཡཱཡཱཾ ཡེ ཏུ མཱནཝཱཿ།
En Gij nu, kleine knaap, Zult profeet van den Allerhoogste worden genoemd; Want ge zult uitgaan voor den Heer, Om zijn wegen te bereiden.
77 ཨུཔཝིཥྚཱསྟུ ཏཱནེཝ པྲཀཱཤཡིཏུམེཝ ཧི། ཀྲྀཏྭཱ མཧཱནུཀམྤཱཾ ཧི ཡཱམེཝ པརམེཤྭརཿ།
Om zijn volk het heil te doen kennen In de vergiffenis zijner zonden,
78 ཨཱུརྡྭྭཱཏ྄ སཱུཪྻྱམུདཱཡྻཻཝཱསྨབྷྱཾ པྲཱདཱཏྟུ དརྴནཾ། ཏཡཱནུཀམྤཡཱ སྭསྱ ལོཀཱནཱཾ པཱཔམོཙནེ།
Door de tedere ontferming van onzen God, Die ons de Dageraad uit den hoge zal brengen.
79 པརིཏྲཱཎསྱ ཏེབྷྱོ ཧི ཛྙཱནཝིཤྲཱཎནཱཡ ཙ། པྲབྷོ རྨཱརྒཾ པརིཥྐརྟྟུཾ ཏསྱཱགྲཱཡཱི བྷཝིཥྱསི༎
Om te verlichten, die in duisternis zijn, En in de schaduw van de dood zijn gezeten; Om onze schreden te richten Naar de weg van de vrede.
80 ཨཐ བཱལཀཿ ཤརཱིརེཎ བུདྡྷྱཱ ཙ ཝརྡྡྷིཏུམཱརེབྷེ; ཨཔརཉྩ ས ཨིསྲཱཡེལོ ཝཾཤཱིཡལོཀཱནཱཾ སམཱིཔེ ཡཱཝནྣ པྲཀཊཱིབྷཱུཏསྟཱསྟཱཝཏ྄ པྲཱནྟརེ ནྱཝསཏ྄།
En de knaap groeide op, en kreeg een krachtige geest. Hij bleef in de woestijn tot de dag, dat hij voor Israël zou optreden.
