< 使徒の働き 12 >

1 第三項 ヘロデ、アギリッパ第一世教會を迫害す 當時ヘロデ王は、教會の或人々を悩まさんとして手を下し、
En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van de Gemeente, om die kwalijk te handelen.
2 刃を以てヨハネの兄弟ヤコボを殺ししが、
En hij doodde Jakobus, den broeder van Johannes, met het zwaard.
3 其がユデア人の心に適へるを見て、亦ペトロをも捕へたり。時は無酵麪の祭日なりしかば、
En toen hij zag, dat het den Joden behagelijk was, voer hij voort, om ook Petrus te vangen (en het waren de dagen der ongehevelde broden);
4 之を捕へて監獄に入れ、過越祭の後人民の前に出さん心構にて、四人組の兵卒四組に之を守らせたり。
Denwelken ook gegrepen hebbende, hij in de gevangenis zette, en gaf hem over aan vier wachten, elk van vier krijgsknechten, om hem te bewaren, willende na het paas feest hem voorbrengen voor het volk.
5 斯てペトロは監獄に守られつつあるに、教會は頻に彼が為に神に祈りを為し居たり。
Petrus dan werd in de gevangenis bewaard; maar van de Gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan.
6 然てヘロデが彼を出さんとする其前の夜、ペトロ二個の鎖に繋がれて二人の兵卒の間に眠り、看守等門前に在りて監獄を守り居たるに、
Toen hem nu Herodes zou voorbrengen, sliep Petrus dienzelfden nacht tussen twee krijgsknechten, gebonden met twee ketenen; en de wachters voor de deur bewaarden de gevangenis.
7 折しも主の使傍に現れ、光明室内に輝きたり。天使ペトロの脇を叩きて之を覚まし、急ぎ起きよ、と云ひければ、鎖其手より落ちたり。
En ziet, een engel des Heeren stond daar, en een licht scheen in de woning, en slaande de zijde van Petrus, wekte hij hem op, zeggende: Sta haastelijk op. En zijn ketenen vielen af van de handen.
8 天使又、汝帯を締めて履物を穿け、と云ひしに、ペトロ然為ししかば、又、上衣を身に纏ひて我に随へ、と云へり。
En de engel zeide tot hem: Omgord u, en bind uw schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel om, en volg mij.
9 ペトロ出でて之に随ひ居たりしが、天使より為らるる事の眞なるを知らず、幻影を見る心地し居たり。
En uitgaande volgde hij hem, en wist niet, dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht zag.
10 然て第一第二の番所を過ぎて、市に通ずる鉄の門に至りしかば、其門自ら彼等の為に開け、共に出でて一筋の街を往きしに、天使俄に彼を去れり。
En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt; dewelke van zelve hun geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en terstond scheidde de engel van hem.
11 其時ペトロ我に還りて、主が其使を遣りて我をヘロデの手、及びユデア人民の待設けし凡ての事より救出し給ひたるを今ぞ眞に覚りたる、と言ひて、
En Petrus, tot zichzelven gekomen zijnde, zeide: Nu weet ik waarachtiglijk dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk der Joden.
12 思案しつつ、マルコと呼ばるるヨハネの母マリアの家に至れり。多くの人此處に集りて祈り居けるを、
En als hij alles overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd was Markus, alwaar velen samenvergaderd en biddende waren.
13 ペトロ門の扉を叩きければ、ロデと云へる下女聞きに出で、
En als Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, kwam een dienstmaagd voor om te luisteren, met name Rhode.
14 ペトロの聲を聞知るや、喜の餘り門を開かずして奥に駈入り、ペトロ門前に立てり、と告げしかば、
En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor aan de voorpoort stond.
15 人々ロデに向ひ、汝は心狂へり、と云ひたれど、下女は、其なりと断言するに、人々、其はペトロの天使ならん、と云ひ居たり。
En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch zij bleef er sterk bij, dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel.
16 然れどペトロ叩きて止まざれば、人々門を開き、彼を見て驚きしが、
Maar Petrus bleef kloppende: en als zij opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten zich.
17 彼手眞似にて人々を静め、主の己を監獄より取出し給ひし次第を語り、是等の事をヤコボ及び兄弟等に告げよ、と云ひて、出でて他の處に往けり。
En als hij hen met de hand gewenkt had, dat zij zwijgen zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid had, en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen. En hij uitgegaan zijnde, reisde naar een andere plaats.
18 拂暁に及びて、ペトロは如何にせしぞ、とて兵卒中の騒一方ならず、
En als het dag was geworden, was er geen kleine beroerte onder de krijgsknechten, wat toch aan Petrus mocht geschied zijn.
19 ヘロデはペトロを索めて之を見出さざりしかば、看守を審問して死罪に處し、斯てユデアよりカイザリアに下りて、其處に留れり。
En als Herodes hem gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judea naar Cesarea, en hield zich aldaar.
20 然てチロ及シドンの人々、ヘロデの怒に触れしにより、心を合せて彼が許に至り、王室の侍從プラストの紹介を得て和睦を求めたり、其は彼等の地方は王の國によりて糊口すればなり。
En Herodes had in den zin tegen de Tyriers en Sidoniers te krijgen; maar zij kwamen eendrachtelijk tot hem, en Blastus, die des konings kamerling was, overreed hebbende, begeerden vrede, omdat hun land gespijzigd werd van des konings land.
21 期日に當りてヘロデ王服を着し、高座に就きて彼等に談話を為しけるを、
En op een gezetten dag, Herodes, een koninklijk kleed aangedaan hebbende, en op den rechterstoel gezeten zijnde, deed een rede tot hen.
22 人民、是神の聲なり、人の聲に非ず、と稱讃せるに、
En het volk riep hem toe: Een stem Gods, en niet eens mensen!
23 ヘロデ神に光榮を歸せざりければ、忽ち主の使に打たれ、蟲に喰まれて死せり。
En van stonde aan sloeg hem een engel des Heeren, daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd van de wormen gegeten, en gaf den geest.
24 斯て、主の御言榮え広がりつつありしが、
En het Woord Gods wies, en vermenigvuldigde.
25 バルナバとサウロとは聖役を終へ、マルコとも呼ばるるヨハネを携へてエルザレムより歸れり。
Barnabas nu en Saulus keerden wederom van Jeruzalem, als zij den dienst volbracht hadden, medegenomen hebbende ook Johannes, die toegenaamd werd Markus.

< 使徒の働き 12 >