< Haggai 1 >

1 [I am], Haggai, a prophet. I received a message from Yahweh on August 29th, during the second year that Darius was the king [of Persia]. I told this message to Shealtiel’s son Zerubbabel, the governor of Judah, and to Jehozadak’s son Jeshua, the Supreme Priest.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
2 Yahweh, the Commander of the armies of heaven, told [me] that the people were saying that it was not yet time for them to rebuild Yahweh’s temple.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
3 Then Yahweh gave me this message [to tell to the people of Jerusalem]:
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
4 “It is not right [RHQ] for you to be living in luxurious houses while my temple is only ruins!
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
5 [I, ] Yahweh, the Commander of the armies of heaven, say this: Think about what is happening to you.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
6 You have planted a lot [of seeds], but you are not getting many [crops] to harvest. You eat [food], but you never get enough. You drink [wine], but you are still thirsty. You wear clothes, but you do not stay warm. You earn money, [but things are very expensive], with the result that [it is as though] [MET] [your money disappears because] you are putting it in purses/pockets that have [big] holes in them.”
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
7 [So] this is what Yahweh, the Commander of the armies of heaven, says: “Think about what is happening to you.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
8 [Then] go up into the hills, [cut down trees, ] and bring timber [down here], and rebuild my temple. When you do that, I will be pleased, and I will be honored.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
9 You expected [to harvest] plenty [of crops], but there were few [crops to harvest]. And when you brought the crops home, I caused them to spoil [IDM] quickly. The reason [that happened is that] my temple is a ruins, while each of you are busy building your own [beautiful] houses.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
10 It is because of what you [are doing] that rain does not fall from the sky, and [as a result] there are no crops.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
11 I have caused a (drought/severe lack of rain) on the hills and on your fields. The result has been that your grain [has withered], and your grapevines [MTY] and olive trees [MTY] and all your [other] crops have dried up. [Because of that, ] you and your cattle [do not have enough food], and the hard work that you have done will be for nothing.”
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
12 Then Zerubbabel and Jeshua and all the others of God’s people who were still alive obeyed the message that Yahweh our God had said, and they heeded the message that I had given them, because [they knew that] Yahweh our God had sent/appointed me. And the people revered Yahweh.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
13 Then [I], Haggai, who was Yahweh’s messenger, gave this message from Yahweh to the people: “I, Yahweh, declare that I am with you.”
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
14 [So] Yahweh motivated Zerubbabel and Jeshua and the other people to want to rebuild the temple of our God, the Commander of the armies of angels. They gathered together and started to work to rebuild it.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
15 [They started work] on September 21st, during the second year that Darius was the king.
Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

< Haggai 1 >