Job 17
1 spirit my to destroy day my to extinguish grave to/for me
Mijn geest is verdorven, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij.
2 if: surely yes not mockery with me me and in/on/with to rebel they to lodge eye my
Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering?
3 to set: put [emph?] please to pledge me with you who? he/she/it to/for hand: themselves my to blow
Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.
4 for heart their to treasure from understanding upon so not to exalt
Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.
5 to/for portion to tell neighbor and eye son: child his to end: expend
Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
6 and to set me to/for byword people and spit to/for face: before to be
Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.
7 and to grow dim from vexation eye my and member my like/as shadow all their
Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw.
8 be desolate: appalled upright upon this and innocent upon profane to rouse
De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;
9 and to grasp righteous way: conduct his and pure hand to add strength
En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.
10 and but all their to return: return and to come (in): come please and not to find in/on/with you wise
Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze.
11 day my to pass wickedness my to tear possession heart my
Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten.
12 night to/for day to set: make light near from face: before darkness
Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis.
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
14 to/for pit: grave to call: call out father my you(m. s.) mother my and sister my to/for worm
Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!
15 and where? then hope my and hope my who? to see her
Waar zou dan nu mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal ze aanschouwen?
