Aionian Verses

En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Indien gij nu deze ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol h7585)
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol h7585)
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna g1067)
ⲀⲚⲞⲔ ⲆⲈ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲚⲀϪⲰⲚⲦ ⲈⲠⲈϤⲤⲞⲚ ϨⲒⲔⲎ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ⲈϤⲞⲒ ⲚⲈⲚⲞⲬⲞⲤ ⲈϮⲔⲢⲒⲤⲒⲤ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϪⲞⲤ ⲘⲠⲈϤⲤⲞⲚ ϪⲈ ⲢⲀⲔⲀ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ⲈϤⲞⲒ ⲚⲈⲚⲞⲬⲞⲤ ⲈⲠⲒⲘⲀⲚϮϨⲀⲠ ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲐⲚⲀϪⲞⲤ ⲘⲠⲈϤⲤⲞⲚ ϪⲈ ⲠⲒⲤⲞϪ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ⲈϤⲞⲒ ⲚⲈⲚⲞⲬⲞⲤ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ ⲚⲦⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ. (Geenna g1067)
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ⲒⲤϪⲈ ⲠⲈⲔⲂⲀⲖ ⲚⲞⲨⲒⲚⲀⲘ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ⲪⲞⲢⲔϤ ϨⲒⲦϤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀⲢⲞⲔ ⲤⲈⲢⲚⲞϤⲢⲒ ⲄⲀⲢ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲞⲨⲀⲒ ⲚⲚⲈⲔⲘⲈⲖⲞⲤ ⲦⲀⲔⲞ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϢⲦⲈⲘ ⲠⲈⲔⲤⲰⲘⲀ ⲦⲎⲢϤ ϢⲈ ⲚⲀϤ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ. (Geenna g1067)
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲒⲤϪⲈ ⲦⲈⲔϪⲒϪ ⲚⲞⲨⲒⲚⲀⲘ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ϪⲞϪⲤ ϨⲒⲦⲤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀⲢⲞⲔ ⲤⲈⲢⲚⲞϤⲢⲒ ⲄⲀⲢ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲞⲨⲀⲒ ⲚⲚⲈⲔⲘⲈⲖⲞⲤ ⲦⲀⲔⲞ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϢⲦⲈⲘ ⲠⲈⲔⲤⲰⲘⲀ ⲦⲎⲢϤ ϢⲈ ⲚⲀϤ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ. (Geenna g1067)
En vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲘⲠⲈⲢⲈⲢϨⲞϮ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϦⲰⲦⲈⲂ ⲘⲠⲈⲦⲈⲚⲤⲰⲘⲀ ⲦⲈⲦⲈⲚⲮⲨⲬⲎ ⲆⲈ ⲘⲘⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲈϦⲞⲐⲂⲈⲤ ⲀⲢⲒϨⲞϮ ⲆⲈ ⲚⲐⲞϤ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲪⲎ ⲈⲦⲈⲞⲨⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲘⲘⲞϤ ⲈϮⲮⲨⲬⲎ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲤⲰⲘⲀ ⲈⲦⲀⲔⲰⲞⲨ ϦⲈⲚϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ. (Geenna g1067)
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs g86)
ⲚⲈⲘ ⲚⲐⲞ ϨⲰⲒ ⲔⲀⲪⲀⲢⲚⲀⲞⲨⲘ ⲘⲎ ⲦⲈⲢⲀϬⲒⲤⲒ ϢⲀ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈⲦⲪⲈ ⲈⲨⲈⲐⲈⲂⲒⲞ ϢⲀ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲈⲀⲘⲈⲚϮ ϪⲈ ⲈⲚⲈ ϦⲈⲚⲤⲞⲆⲞⲘⲀ ⲀⲨϢⲰⲠⲒ ⲚϪⲈⲚⲀⲒϪⲞⲘ ⲈⲦⲀⲨϢⲰⲠⲒ ⲚϦⲎϮ ⲚⲈⲒⲤϪⲈⲔ ⲤⲈϢⲞⲠ ϢⲀ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲪⲞⲞⲨ. (Hadēs g86)
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϪⲈ ⲞⲨⲤⲀϪⲒ ⲚⲤⲀⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ⲈⲨⲈⲬⲀϤ ⲚⲀϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲐⲚⲀϪⲰ ϦⲀ ⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲚⲚⲞⲨⲬⲰ ⲚⲀϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲞⲨⲆⲈ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲆⲈ ϦⲈⲚⲠⲈⲐⲚⲎⲞⲨ. (aiōn g165)
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲀⲨⲤⲀⲦϤ ⲈϪⲈⲚ ⲚⲒⲤⲞⲨⲢⲒ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲰⲦⲈⲘ ⲈⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲢⲰⲞⲨϢ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲈⲘ ϮⲀⲠⲀⲦⲎ ⲚⲦⲈϮⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ϢⲀⲨⲰϪϨ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦϤ ⲞⲨⲞϨ ϢⲀϤⲈⲢⲀⲦⲞⲨⲦⲀϨ. (aiōn g165)
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
ⲠⲒϪⲀϪⲒ ⲆⲈ ⲈⲦⲀϤⲤⲀⲦⲞⲨ ⲠⲒⲆⲒⲀⲂⲞⲖⲞⲤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲤϦ ⲆⲈ ⲦϦⲀⲎ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲒϬⲀⲒⲞⲤϦ ⲆⲈ ⲚⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ. (aiōn g165)
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn g165)
ⲘⲪⲢⲎϮ ⲞⲨⲚ ⲈϢⲀⲨⲤⲰⲔⲒ ⲚⲚⲒⲈⲚⲦⲎϪ ⲚϢⲞⲢⲠ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲤⲈⲢⲞⲔϨⲞⲨ ϦⲈⲚⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ⲠⲈⲐⲚⲀϢⲰⲠⲒ ϦⲈⲚⲦϦⲀⲎ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲈⲐⲚⲀϢⲰⲠⲒ ϦⲈⲚⲦϦⲀⲎ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲨⲈⲒ ⲈⲂⲞⲖ ⲚϪⲈⲚⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈⲪⲰⲢϪ ⲚⲚⲒⲤⲀⲘⲠⲈⲦϨⲰⲞⲨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲐⲘⲎϮ ⲚⲚⲒⲤⲀⲘⲠⲈⲐⲚⲀⲚⲈⲨ (aiōn g165)
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs g86)
ⲀⲚⲞⲔ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲀⲔ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲠⲈ ⲠⲈⲦⲢⲞⲤ ⲈⲒⲈⲔⲰⲦ ⲚⲦⲀⲈⲔⲔⲖⲎⲤⲒⲀ ϨⲒϪⲈⲚ ⲦⲀⲒⲠⲈⲦⲢⲀ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲒⲠⲨⲖⲎ ⲚⲦⲈⲀⲘⲈⲚϮ ⲚⲚⲞⲨϢϪⲈⲘϪⲞⲘ ⲈⲢⲞⲤ. (Hadēs g86)
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios g166)
ⲒⲤϪⲈ ⲦⲈⲔϪⲒϪ ⲒⲈ ⲦⲈⲔϬⲀⲖⲞϪ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ϪⲞϪⲞⲨ ϨⲒⲦⲞⲨ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀⲢⲞⲔ ⲚⲀⲚⲈⲤ ⲄⲀⲢ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲔⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲈⲔⲞⲒ ⲚϬⲀⲖⲈ ⲒⲈ ⲈⲔⲞⲒ ⲚϪⲀϬⲈ ⲈϨⲞⲦⲈ ⲈⲞⲨⲞⲚ ϪⲒϪ ⲤⲚⲞⲨϮ ⲈⲢⲞⲔ ⲒⲈ ϬⲀⲖⲞϪ ⲤⲚⲞⲨϮ ⲚⲤⲈϨⲒⲦⲔ ⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲒⲤϪⲈ ⲠⲈⲔⲂⲀⲖ ⲚⲞⲨⲒⲚⲀⲘ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ⲪⲞⲢⲔϤ ϨⲒⲦⲔ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀⲢⲞⲔ ⲚⲀⲚⲈⲤ ⲄⲀⲢ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲔⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲈⲞⲨⲂⲀⲖ ⲠⲈⲦⲈⲘⲘⲞⲔ ⲒⲈ ⲈⲞⲨⲞⲚ ⲂⲀⲖ ⲂⲘⲘⲞⲔ ⲚⲤⲈϨⲒⲦⲔ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ ⲚⲦⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ. (Geenna g1067)
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲒⲤ ⲞⲨⲀⲒ ⲀϤⲒ ϨⲀⲢⲞϤ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲪⲢⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲞⲨ ⲚⲀⲄⲀⲐⲞⲚ ⲈϮⲚⲀⲀⲒϤ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲀⲈⲢⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲒⲚ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲀϤⲬⲀ ⲤⲞⲚ ⲚⲤⲰϤ ⲒⲈ ⲤⲰⲚⲒ ⲒⲈ ⲒⲰⲦ ⲒⲈ ⲘⲀⲨ ⲒⲈ ⲤϨⲒⲘⲒ ⲒⲈ ϢⲎⲢⲒ ⲒⲈ ⲒⲞϨⲒ ⲒⲈ ⲎⲒ ⲈⲐⲂⲈ ⲠⲀⲢⲀⲚ ⲈϤⲈϬⲒⲦⲞⲨ ⲚⲢ ⲚⲔⲰⲂ ⲚⲤⲞⲠ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲈϤⲈⲈⲢⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲒⲚ ⲘⲘⲞϤ. (aiōnios g166)
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤⲚⲀⲨ ⲈⲞⲨⲂⲰ ⲚⲔⲈⲚⲦⲈ ϨⲒ ⲠⲒⲘⲰⲒⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤⲒ ϨⲀⲢⲞⲤ ⲘⲠⲈϤϪⲈⲘ ϨⲖⲒ ϨⲒⲰⲦⲤ ⲈⲂⲎⲖ ⲈϨⲀⲚϪⲰⲂⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀⲤ ϪⲈ ⲚⲚⲈ ⲞⲨⲦⲀϨ ⲒⲈⲂⲞⲖ ⲚϦⲎϮ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲤϢⲰⲞⲨⲒ ⲚϪⲈϮⲂⲰ ⲚⲔⲈⲚⲦⲈ ⲒⲤϪⲈⲚ ϮⲞⲨⲚⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ. (aiōn g165)
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞⲒ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲚⲒⲤⲀϦ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲪⲀⲢⲒⲤⲈⲞⲤ ⲚⲒϢⲞⲂⲒ ϪⲈ ⲦⲈⲦⲈⲚⲔⲰϮ ⲈⲪⲒⲞⲘ ⲚⲈⲘ ⲠⲈⲦϢⲞⲨⲰⲞⲨ ⲈⲐⲢⲈⲦⲈⲚⲐⲀⲘⲒⲞ ⲚⲞⲨⲠⲢⲞⲤⲨⲖⲒⲦⲞⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲀϤϢⲀⲚϢⲰⲠⲒ ⲦⲈⲦⲈⲚⲒⲢⲒ ⲘⲘⲞϤ ⲚϢⲎⲢⲒ ⲚⲄⲈⲈⲚⲚⲀ ⲈϤⲔⲎⲂ ⲈⲢⲰⲦⲈⲚ. (Geenna g1067)
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna g1067)
ⲚⲒϨⲞϤ ⲘⲘⲒⲤⲒ ⲚⲦⲈⲚⲒⲀϪⲰ ⲠⲰⲤ ⲦⲈⲦⲈⲚⲚⲀϢⲪⲰⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚϮⲔⲢⲒⲤⲒⲤ ⲚⲦⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ. (Geenna g1067)
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn g165)
ⲈϤϨⲈⲘⲤⲒ ⲆⲈ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲒⲦⲰⲞⲨ ⲚⲦⲈⲚⲒϪⲰⲒⲦ ⲀⲨⲒ ϨⲀⲢⲞϤ ⲚϪⲈⲚⲈϤⲘⲀⲐⲎⲦⲎⲤ ⲤⲀⲠⲤⲀ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦⲞⲨ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀϪⲞⲤ ⲚⲀⲚ ϪⲈ ⲈⲢⲈ ⲚⲀⲒ ϢⲰⲠⲒ ⲚⲐⲚⲀⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀϢ ⲠⲈ ⲠⲒⲘⲎⲒⲚⲒ ⲚⲦⲈⲠⲈⲔϪⲒⲚⲒ ⲚⲈⲘ ⲦϦⲀⲎ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios g166)
ⲦⲞⲦⲈ ⲈϤⲈϪⲞⲤ ⲚⲚⲒϨⲰⲞⲨ ⲈⲦⲤⲀ ⲦⲈϤϪⲀϬⲎ ϪⲈ ⲘⲀϢⲈ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀⲢⲞⲒ ⲚⲎ ⲈⲦⲤϨⲞⲨⲞⲢⲦ ⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲈⲂⲦⲰⲦ ⲘⲠⲒⲆⲒⲀⲂⲞⲖⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲚⲈϤⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ. (aiōnios g166)
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈϢⲈ ⲚⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲚⲀⲒ ⲈⲨⲔⲞⲖⲀⲤⲒⲤ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚⲒⲐⲘⲎⲒ ⲆⲈ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn g165)
ⲈⲢⲈⲦⲈⲚϮⲤⲂⲰ ⲚⲰⲞⲨ ⲈⲀⲢⲈϨ ⲈϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲀⲒϨⲈⲚϨⲈⲚ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲒⲤ ϨⲎⲠⲠⲈ ⲀⲚⲞⲔ ϮⲬⲎ ⲚⲈⲘⲰⲦⲈⲚ ⲚⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲦⲎⲢⲞⲨ ϢⲀ ⲠϪⲰⲔ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲐⲚⲀϪⲈⲞⲨⲀ ⲈⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲘⲘⲞⲚ ⲬⲰ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲦⲀϤ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲖⲖⲀ ϤⲞⲒ ⲚⲈⲚⲞⲬⲞⲤ ⲚⲞⲨⲚⲞⲂⲒ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165, aiōnios g166)
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲢⲰⲞⲨϢ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲈⲘ ϮⲀⲠⲀⲦⲎ ⲚⲦⲈϮⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲈⲠⲒⲐⲨⲘⲒⲀ ⲚⲦⲈⲚⲒⲔⲈⲤⲰϪⲠ ⲈⲨⲘⲞϢⲒ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲤⲈⲰϪϨ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲞⲨⲞϨ ϢⲀϤⲈⲢ ⲀⲦⲞⲨⲦⲀϨ (aiōn g165)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲚⲦⲈⲦⲈⲔϪⲒϪ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ϪⲞϪⲤ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲀⲚⲈⲤ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲔⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲈⲔⲞⲒ ⲚϪⲀϬⲎ ⲒⲈ ⲈⲢⲈ ϪⲒϪ ⲤⲚⲞⲨϮ ⲈⲢⲞⲔ ⲚⲦⲈⲔϢⲈ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ ⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲚⲀⲦϬⲈⲚⲞ. (Geenna g1067)
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲚⲦⲈⲦⲈⲔϬⲀⲖⲞϪ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ϪⲞϪⲤ ϨⲒⲦⲤ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲀⲚⲈⲤ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲔⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲈⲔⲞⲒ ⲚϬⲀⲖⲈ ⲈϨⲞⲦⲈ ⲈⲢⲈ ⲞⲨⲞⲚ ϬⲀⲖⲞϪ ⲤⲚⲞⲨϮ ⲈⲢⲞⲔ ⲚⲤⲈϨⲒⲦⲔ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ (Geenna g1067)
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna g1067)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲚⲦⲈⲠⲈⲔⲂⲀⲖ ⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲘⲞⲔ ⲪⲞⲢⲔϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲀⲚⲈⲤ ⲚⲀⲔ ⲚⲦⲈⲔⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈϮⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲞⲨⲂⲀⲖ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲈⲦⲈⲢⲞⲔ ⲈϨⲞⲦⲈ ⲈⲞⲨⲞⲚ ⲂⲀⲖ ⲘⲘⲞⲔ ⲚⲤⲈϨⲒⲦⲔ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ (Geenna g1067)
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲚⲎⲞⲨ ⲈⲂⲞⲖ ⲈⲞⲨⲘⲰⲒⲦ ⲀϤϬⲞϪⲒ ⲚϪⲈⲞⲨⲀⲒ ⲀϤϨⲒⲦϤ ⲈϪⲈⲚ ⲚⲈϤⲔⲈⲖⲒ ⲚⲀϤϢⲒⲚⲒ ⲘⲘⲞϤ ϪⲈ ⲪⲢⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲚⲀⲄⲀⲐⲞⲤ ⲞⲨ ⲠⲈϮⲚⲀⲀⲒϤ ⲚⲦⲀⲈⲢⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲞⲤ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲀϤϢⲦⲈⲘϬⲒⲦⲞⲨ ⲚⲢ ⲚⲔⲰⲂ ⲚⲤⲞⲠ ϮⲚⲞⲨ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲤⲎⲞⲨ ϨⲀⲚⲎⲒ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲤⲚⲎⲞⲨ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲤⲰⲚⲒ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲘⲀⲨ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲒⲰⲦ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚϢⲎⲢⲒ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲒⲞϨⲒ ϦⲈⲚⲚⲒⲆⲒⲰⲄⲘⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ϦⲈⲚⲠⲒⲈⲰⲚ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ ⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀⲤ ϪⲈ ⲚⲚⲈ ϨⲖⲒ ϪⲈⲘ ⲞⲨⲦⲀϨ ϨⲒⲰϮ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲀⲨⲤⲰⲦⲈⲘ ⲚϪⲈⲚⲈϤⲘⲀⲐⲎⲦⲎⲤ. (aiōn g165)
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ϤⲚⲀⲈⲢⲞⲨⲢⲞ ⲈϪⲈⲚ ⲠⲎⲒ ⲚⲒⲀⲔⲰⲂ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲚⲈ ϦⲀⲈ ϢⲰⲠⲒ ⲚⲦⲈϤⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ. (aiōn g165)
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀϤⲤⲀϪⲒ ⲚⲈⲘ ⲚⲈⲚⲒⲞϮ ⲀⲂⲢⲀⲀⲘ ⲚⲈⲘ ⲠⲈϤϪⲢⲞϪ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn g165)
ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀϤⲤⲀϪⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲢⲰⲞⲨ ⲚⲚⲈϤⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos g12)
ⲞⲨⲞϨ ⲚⲀⲨϮϨⲞ ⲈⲢⲞϤ ⲠⲈ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤϢⲦⲈⲘⲞⲨⲀϨⲤⲀϨⲚⲒ ⲚⲰⲞⲨ ⲈϢⲈ ⲈⲪⲚⲞⲨⲚ (Abyssos g12)
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs g86)
ⲞⲨⲞϨ ⲚⲐⲞ ϨⲰⲒ ⲔⲀⲪⲀⲢⲚⲀⲞⲨⲘ ⲘⲎ ⲦⲈⲢⲀϬⲒⲤⲒ ϢⲀ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈⲦⲪⲈ ⲤⲈⲚⲀⲐⲈⲂⲒⲞ ϢⲀ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲀⲘⲈⲚϮ. (Hadēs g86)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ϨⲎⲠⲠⲈ ⲒⲤ ⲞⲨⲚⲞⲘⲒⲔⲞⲤ ⲀϤⲦⲰⲚϤ ⲀϤⲈⲢⲠⲒⲢⲀⲌⲒⲚ ⲘⲘⲞϤ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲠⲒⲢⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲞⲨ ⲠⲈϮⲚⲀⲚⲀⲒϤ ⲚⲦⲀⲈⲢⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲒⲚ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna g1067)
ϮⲚⲀⲦⲀⲘⲰⲦⲈⲚ ⲆⲈ ϪⲈ ⲀⲢⲒϨⲞϮ ϦⲀⲦϨⲎ ⲚⲚⲒⲘ ⲀⲢⲒϨⲞϮ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲀ ⲈⲐⲢⲈϤϦⲰⲦⲈⲂ ⲞⲨⲞⲚⲦⲈϤ ⲈⲢϢⲒϢⲒ ⲈϨⲒⲞⲨⲒ ⲈϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ ⲀϨⲀ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲀⲢⲒϨⲞϮ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲪⲀⲒ. (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲠϬⲞⲒⲤ ϢⲞⲨϢⲞⲨ ⲈϪⲈⲚ ⲠⲒⲞⲒⲔⲞⲚⲞⲘⲞⲤ ⲚⲦⲈϮⲀⲆⲒⲔⲒⲀ ϪⲈ ⲀϤⲒⲢⲒ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲤⲀⲂⲈ ϪⲈ ⲚⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ϨⲀⲚⲤⲀⲂⲈⲨ ⲚⲈⲈϨⲞⲦⲈ ⲚⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲦⲈⲪⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ϦⲈⲚⲦⲞⲨⲄⲈⲚⲈⲀ. (aiōn g165)
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲞⲔ ϨⲰ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲘⲀⲐⲀⲘⲒⲞ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲚϨⲀⲚϢⲪⲎⲢ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲘⲀⲘⲰⲚⲀ ⲚⲦⲈⲦⲀⲆⲒⲔⲒⲀ ϨⲒⲚⲀ ϨⲞⲦⲀⲚ ⲀⲨϢⲀⲚⲘⲞⲨⲚⲔ ⲚⲦⲞⲨϢⲈⲠ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲚⲒⲤⲔⲨⲚⲎ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
ⲞⲨⲞϨ ⲚϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲀⲘⲈⲚϮ ⲈⲦⲀϤϤⲀⲒ ⲚⲚⲈϤⲂⲀⲖ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲈϤⲬⲎ ϦⲈⲚϨⲀⲚⲘⲔⲀⲨϨ ⲀϤⲚⲀⲨ ⲈⲀⲂⲢⲀⲀⲘ ϨⲒⲪⲞⲨⲈⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲖⲀⲌⲀⲢⲞⲤ ϦⲈⲚⲔⲈⲚϤ (Hadēs g86)
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϢⲈⲚϤ ⲚϪⲈⲞⲨⲀⲢⲬⲰⲚ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲠⲒⲢⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲚⲀⲄⲀⲐⲞⲤ ⲞⲨ ⲠⲈϮⲚⲀⲀⲒϤ ⲚⲦⲀⲈⲢⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲒⲚ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ (aiōnios g166)
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ϪⲈ ϤⲚⲀϬⲒⲦⲞⲨ ⲚⲞⲨⲘⲎϢ ⲚⲔⲰⲂ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲤⲎⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ϦⲈⲚⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ ⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ϪⲈ ⲚⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ϢⲀⲨϬⲒ ⲞⲨⲞϨ ϢⲀⲨϬⲒⲦⲞⲨ. (aiōn g165)
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn g165)
ⲚⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲀⲨⲈⲢⲠⲈⲘⲠϢⲀ ⲘⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲚⲈⲘ ϮⲀⲚⲀⲤⲦⲀⲤⲒⲤ ϮⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲒⲢⲈϤⲘⲰⲞⲨⲦ ⲞⲨⲆⲈ ⲘⲠⲀⲨϬⲒ ⲞⲨⲆⲈ ⲘⲠⲀⲨϬⲒⲦⲞⲨ (aiōn g165)
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ϨⲒⲚⲀ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞϤ ⲚⲦⲈϤϬⲒ ⲘⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ⲄⲀⲢ ⲀⲪⲚⲞⲨϮ ⲘⲈⲚⲢⲈ ⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ϨⲰⲤⲦⲈ ⲠⲈϤϢⲎⲢⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲚⲦⲈϤⲦⲎⲒϤ ϨⲒⲚⲀ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞϤ ⲚⲦⲈϤϢⲦⲈⲘⲦⲀⲔⲞ ⲀⲖⲖⲀ ⲚⲦⲈϤϬⲒ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios g166)
ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲠⲒϢⲎⲢⲒ ⲞⲨⲞⲚⲦⲈϤ ⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲘⲘⲀⲨ ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲞⲒ ⲚⲀⲦⲐⲰⲦ ⲚϨⲎⲦ ⲈⲠⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲚⲈϤⲚⲀⲨ ⲈⲠⲰⲚϦ ⲀⲖⲖⲀ ⲠϪⲰⲚⲦ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ϨⲒϪⲰϤ. (aiōnios g166)
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲀⲖⲖⲀ ⲠⲒⲘⲰⲞⲨ ⲈϮⲚⲀⲦⲎⲒϤ ⲚⲀϤ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦϤ ⲚⲞⲨⲘⲞⲨⲘⲒ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲈϤⲈϬⲒⲪⲈⲒ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165, aiōnios g166)
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios g166)
ϨⲎⲆⲎ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲰⲤϦ ϤⲚⲀϬⲒ ⲘⲠⲈϤⲂⲈⲬ ⲈⲞⲨⲞϨ ϤⲚⲀⲐⲰⲞⲨϮ ⲚⲞⲨⲞⲨⲦⲀϨ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ϨⲒⲚⲀ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲒϮ ⲚⲦⲈϤⲢⲀϢⲒ ⲈⲨⲤⲞⲠ ⲚⲈⲘ ⲪⲎ ⲈⲦⲰⲤϦ. (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios g166)
ⲀⲘⲎⲚ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲰⲦⲈⲘ ⲈⲠⲀⲤⲀϪⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϤⲚⲀϨϮ ⲈⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲦⲀⲞⲨⲞⲒ ⲞⲨⲞⲚⲦⲈϤ ⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲘⲘⲀⲨ ⲞⲨⲞϨ ϤⲚⲀⲒ ⲀⲚ ⲈⲠϨⲀⲠ ⲀⲖⲖⲀ ϤⲞⲨⲰⲦⲈⲂ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲘⲞⲨ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲰⲚϦ. (aiōnios g166)
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
ϦⲞⲦϦⲈⲦ ϦⲈⲚⲚⲒⲄⲢⲀⲪⲎ ⲚⲎ ⲈⲦⲈⲦⲈⲚⲘⲈⲨⲒ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲚⲐⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲞⲨⲞⲚ ⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ϢⲞⲠ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲐⲰⲞⲨ ⲈⲦⲈⲢⲘⲈⲐⲢⲈ ⲈⲐⲂⲎⲦ. (aiōnios g166)
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
ⲀⲢⲒϨⲰⲂ ⲈϮϦⲢⲈ ⲀⲚ ⲈⲐⲚⲀⲦⲀⲔⲞ ⲀⲖⲖⲀ ϮϦⲢⲈ ⲈⲐⲚⲀϢⲰⲠⲒ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲐⲎ ⲈⲦⲈ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ⲚⲀⲦⲎⲒⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲪⲀⲒ ⲄⲀⲢ ⲀⲪⲚⲞⲨϮ ⲪⲒⲰⲦ ⲈⲢⲤⲪⲢⲀⲄⲒⲌⲒⲚ ⲘⲘⲞϤ. (aiōnios g166)
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ⲪⲀⲒ ⲄⲀⲢ ⲠⲈ ⲪⲞⲨⲰϢ ⲘⲠⲀⲒⲰⲦ ϨⲒⲚⲀ ⲪⲎ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲚⲀⲨ ⲈⲠⲒϢⲎⲢⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϤⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞϤ ⲚⲦⲈϤϢⲰⲠⲒ ⲈⲞⲨⲞⲚ ⲚⲦⲀϤ ⲘⲘⲀⲨ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲀⲦⲞⲨⲚⲞⲤϤ ϦⲈⲚⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲚϦⲀⲈ. (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲀⲘⲎⲚ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞⲒ ⲞⲨⲞⲚⲦⲈϤ ⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲘⲘⲀⲨ. (aiōnios g166)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ⲀⲚⲞⲔ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲒⲔ ⲈⲦⲞⲚϦ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲒ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲞⲨⲰⲘ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲰⲒⲔ ⲈϤⲈⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲰⲒⲔ ⲀⲚⲞⲔ ⲈϮⲚⲀⲦⲎⲒϤ ⲦⲀⲤⲀⲢⲜ ⲦⲈ ⲐⲎ ⲈϮⲚⲀⲦⲎⲒⲤ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈϪⲈⲚ ⲠⲰⲚϦ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ. (aiōn g165)
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ⲪⲎ ⲈⲐⲞⲨⲰⲘ ⲚⲦⲀⲤⲀⲢⲜ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲤⲰ ⲘⲠⲀⲤⲚⲞϤ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲦⲀϤ ⲘⲘⲀⲨ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲞⲔ ϮⲚⲀⲦⲞⲨⲚⲞⲤϤ ϦⲈⲚⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲚϦⲀⲈ. (aiōnios g166)
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲒⲔ ⲈⲦⲀϤⲒ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲀⲚ ⲚⲚⲒⲒⲞϮ ⲈⲦⲀⲨⲞⲨⲰⲘ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲘⲞⲨ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲞⲨⲰⲘ ⲘⲠⲀⲒⲰⲒⲔ ⲈϤⲈⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚⲀϤ ⲚϪⲈⲤⲒⲘⲰⲚ ⲠⲈⲦⲢⲞⲤ ϪⲈ ⲠϬⲞⲒⲤ ⲀⲚⲚⲀϢⲈ ⲚⲀⲚ ϨⲀ ⲚⲒⲘ ϨⲀⲚⲤⲀϪⲒ ⲄⲀⲢ ⲚⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲈⲦⲈⲚⲦⲀⲔ. (aiōnios g166)
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn g165)
ⲠⲒⲂⲰⲔ ⲆⲈ ⲘⲠⲀϤⲞϨⲒ ϦⲈⲚⲠⲒⲎⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲠⲒϢⲎⲢⲒ ⲆⲈ ⲚⲐⲞϤ ϢⲀϤⲞϨⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲀⲘⲎⲚ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲈϢⲰⲠ ⲀⲢⲈϢⲀⲚ ⲞⲨⲀⲒ ⲀⲢⲈϨ ⲈⲠⲀⲤⲀϪⲒ ⲚⲚⲈϤⲚⲀⲨ ⲈⲪⲘⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn g165)
ⲠⲈϪⲈ ⲚⲒⲒⲞⲨⲆⲀⲒ ϪⲈ ϮⲚⲞⲨ ⲀⲚⲈⲘⲒ ϪⲈ ⲞⲨⲞⲚ ⲞⲨⲆⲈⲘⲰⲚ ⲚⲈⲘⲀⲔ ⲀⲂⲢⲀⲀⲘ ⲀϤⲘⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲔⲈⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲐⲞⲔ ⲔϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲀⲢⲈϨ ⲈⲠⲀⲤⲀϪⲒ ⲚⲚⲈϤϪⲈⲘϮⲠⲒ ⲘⲪⲘⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn g165)
ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠⲈⲚⲈϨ ⲘⲠⲈⲚⲤⲰⲦⲈⲘ ϪⲈ Ⲁ- ⲞⲨⲀⲒ ⲞⲨⲰⲚ ⲚⲚⲈⲚⲂⲀⲖ ⲚⲞⲨⲂⲈⲖⲖⲈ ⲘⲘⲒⲤⲒ. (aiōn g165)
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲞⲔ ϨⲰ ϮⲚⲀϮ ⲚⲰⲞⲨ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲚⲞⲨⲦⲀⲔⲞ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲚⲈϢ ϨⲖⲒ ϨⲞⲖⲘⲞⲨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲀϪⲒϪ. (aiōn g165, aiōnios g166)
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲞⲚϦ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞⲒ ⲚⲚⲈϤⲘⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲦⲈⲚⲀϨϮ ⲈⲪⲀⲒ. (aiōn g165)
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲪⲎ ⲈⲐⲘⲈⲒ ⲚⲦⲈϤⲮⲨⲬⲎ ⲈϤⲈⲦⲀⲔⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲎ ⲈⲦⲘⲞⲤϮ ⲚⲦⲈϤⲮⲨⲬⲎ ⲚϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲈϤⲈⲀⲢⲈϨ ⲈⲢⲞⲤ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn g165)
ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚⲀϤ ⲚϪⲈⲠⲒⲘⲎϢ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀⲚⲞⲚ ⲀⲚⲤⲰⲦⲈⲘ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲚⲞⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ϢⲞⲠ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲰⲤ ⲔϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲐⲞⲔ ϪⲈ ϨⲰϮ ⲠⲈ ⲚⲦⲞⲨϬⲈⲤ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ⲚⲒⲘ ⲠⲈ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ. (aiōn g165)
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ϮⲈⲘⲒ ϪⲈ ⲦⲈϤⲈⲚⲦⲞⲖⲎ ⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲦⲈ ⲚⲎ ⲞⲨⲚ ⲀⲚⲞⲔ ⲈϮϪⲰ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀϤϪⲞⲤ ⲚⲎⲒ ⲚϪⲈⲠⲀⲒⲰⲦ ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ϮⲤⲀϪⲒ. (aiōnios g166)
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn g165)
ⲠⲈϪⲈ ⲠⲈⲦⲢⲞⲤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲚⲚⲈⲔⲒⲀ ⲢⲀⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ϪⲈ ⲀⲘⲎⲚ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲀⲔ ϪⲈ ⲀⲒϢⲦⲈⲘⲒⲀ ⲢⲀⲦⲔ ⲘⲘⲞⲚⲦⲈⲔ ⲦⲞⲒ ⲚⲈⲘⲎⲒ. (aiōn g165)
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲞⲔ ⲈⲐⲚⲀϮϨⲞ ⲈⲪⲒⲰⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈϮ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲘⲠⲀⲢⲀⲔⲖⲎⲦⲞⲤ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤϢⲰⲠⲒ ⲚⲈⲘⲰⲦⲈⲚ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios g166)
ⲘⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀⲔϮ ⲈⲢϢⲒϢⲒ ⲚⲀϤ ⲈϪⲈⲚ ⲤⲀⲢⲜ ⲚⲒⲂⲈⲚ ϨⲒⲚⲀ ⲪⲎ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲀⲔⲦⲎⲒϤ ⲚⲀϤ ⲚⲦⲈϤϮ ⲚⲰⲞⲨ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios g166)
ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲞⲨⲤⲞⲨⲰⲚⲔ ⲠⲒⲞⲨⲀⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲚⲦⲀⲪⲘⲎ ⲒⲚⲈⲘ ⲪⲎ ⲈⲦⲀⲔⲞⲨⲞⲢⲠϤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ. (aiōnios g166)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs g86)
ϪⲈ ⲚⲚⲈⲔⲤⲰϪⲠ ⲚⲦⲀⲮⲨⲬⲎ ϦⲈⲚⲀⲘⲈⲚϮ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲚⲈⲔϮ ⲘⲠⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲚⲦⲀⲔ ⲈⲚⲀⲨ ⲈⲠⲦⲀⲔⲞ. (Hadēs g86)
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs g86)
ⲈⲦⲀϤⲚⲀⲨ ⲞⲨⲚ ⲒⲤϪⲈⲚ ϢⲞⲢⲠ ⲀϤⲤⲀϪⲒ ⲈⲐⲂⲈ ⲦⲀⲚⲀⲤⲦⲀⲤⲒⲤ ⲘⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ϪⲈ ⲘⲠⲈϤⲤⲞϪⲠϤ ϦⲈⲚⲀⲘⲈⲚϮ ⲞⲨⲆⲈ ⲘⲠⲈⲦⲈϤⲤⲀⲢⲜ ⲚⲀⲨ ⲈⲠⲦⲀⲔⲞ. (Hadēs g86)
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈ ϨⲰϮ ⲠⲈ ⲚⲦⲈⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ ϢⲞⲠϤ ⲈⲢⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲠⲤⲎⲞⲨ ⲚⲦⲀⲪⲈ ⲚϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲀϤⲤⲀϪⲒ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲢⲰⲞⲨ ⲚⲚⲈϤⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
ⲈⲦⲀⲨⲞⲨⲞⲚϨⲞⲨ ⲆⲈ ⲈⲂⲞⲖ ⲚϪⲈⲠⲀⲨⲖⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲂⲀⲢⲚⲀⲂⲀⲤ ⲠⲈϪⲰⲞⲨ ϪⲈ ⲚⲈⲞⲨⲀⲚⲀⲄⲔⲈⲞⲚ ⲠⲈ ⲈⲤⲀϪⲒ ⲚⲈⲘⲰⲦⲈⲚ ⲚϢⲞⲢⲠ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲠⲒⲆⲎ ⲦⲈⲦⲈⲚϨⲒⲞⲨⲒ ⲘⲘⲞϤ ⲤⲀⲂⲞⲖ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲈⲦⲈⲚⲰⲠ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ ⲀⲚ ⲈⲈⲢⲠⲈⲘⲠϢⲀ ⲘⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ϨⲎⲠⲠⲈ ⲦⲈⲚⲚⲀⲔⲞⲦⲦⲈⲚ ⲈⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ. (aiōnios g166)
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲈⲦⲀⲨⲤⲰⲦⲈⲘ ⲆⲈ ⲚϪⲈⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ ⲀⲨⲢⲀϢⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲀⲨϮⲰⲞⲨ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲚⲀϨϮ ⲚϪⲈⲚⲎ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲈⲦⲐⲎϢ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios g126)
ⲚⲒⲀⲐⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲚⲦⲀϤ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲤⲰⲚⲦ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲚϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲚⲈϤⲐⲀⲘⲒⲞ ⲈⲨⲔⲀϮ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲤⲈⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈⲦⲈ ⲦⲈϤϪⲞⲘ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲦⲈ ⲚⲈⲘ ⲦⲈϤⲘⲈⲐⲚⲞⲨϮ ⲈⲠϪⲒⲚⲦⲞⲨϢⲰⲠⲒ ⲚⲀⲦⲖⲰⲒϪⲒ ⲚⲀⲦⲈⲢⲞⲨⲰ. (aïdios g126)
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn g165)
ⲚⲎ ⲈⲦⲀⲨϢⲒⲂϮ ⲚϮⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ϦⲈⲚϮⲘⲈⲐⲚⲞⲨϪ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲞⲨⲰϢⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϢⲈⲘϢⲒ ⲘⲠⲒⲤⲰⲚⲦ ⲠⲀⲢⲀ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲤⲰⲚⲦ ⲈⲦⲈ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲘⲀⲢⲰⲞⲨⲦ ϢⲀ ⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios g166)
ⲚⲎ ⲘⲈⲚ ⲈⲦⲀⲨⲀⲘⲞⲚⲒ ⲚⲦⲞⲦⲞⲨ ϦⲈⲚⲞⲨϨⲰⲂ ⲈⲚⲀⲚⲈϤ ⲞⲨⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲦⲀⲒⲞ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲘⲈⲦⲀⲦⲦⲀⲔⲞ ⲚⲚⲎ ⲈⲦⲔⲰϮ ⲚⲤⲀⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios g166)
ϨⲒⲚⲀ ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀ ⲪⲚⲞⲂⲒ ⲈⲢⲞⲨⲢⲞ ϦⲈⲚⲪⲘⲞⲨ ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ⲞⲚ ⲠⲒϨⲘⲞⲦ ⲚⲦⲈϤⲈⲢⲞⲨⲢⲞ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ϮⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ⲈⲨⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ. (aiōnios g166)
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ϮⲚⲞⲨ ⲆⲈ ⲀⲢⲈⲦⲈⲚⲈⲢⲢⲈⲘϨⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀ ⲪⲚⲞⲂⲒ ⲀⲢⲈⲦⲈⲚⲈⲢⲂⲰⲔ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲦⲰⲦⲈⲚ ⲘⲘⲀⲨ ⲘⲠⲈⲦⲈⲚⲞⲨⲦⲀϨⲈ ⲈⲠⲦⲞⲨⲂⲞ ⲠϪⲰⲔ ⲆⲈ ⲞⲨⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲠⲈ. (aiōnios g166)
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios g166)
ⲚⲒⲞⲮⲰⲚⲒⲞⲚ ⲄⲀⲢ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲂⲒ ⲪⲘⲞⲨ ⲠⲈ ⲠⲒϨⲘⲞⲦ ⲆⲈ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲠⲈ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ. (aiōnios g166)
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲚⲎ ⲈⲦⲈ ⲚⲞⲨⲞⲨ ⲚⲈⲚⲒⲒⲞϮ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲐⲰⲞⲨ ⲞⲚ ⲀⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲈⲂⲞⲖ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲤⲀⲢⲜ ⲪⲎ ⲈⲦⲬⲎ ϨⲒϪⲈⲚ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲦⲤⲘⲀⲢⲰⲞⲨⲦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos g12)
ⲒⲈ ⲚⲒⲘ ⲈⲐⲚⲀϢϢⲈ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲪⲚⲞⲨⲚ ⲈⲦⲈ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ϪⲈ ⲚⲦⲈϤⲒⲚⲒ ⲘⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲎ ⲈⲐⲘⲰⲞⲨⲦ. (Abyssos g12)
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē g1653)
ⲀⲪⲚⲞⲨϮ ⲄⲀⲢ ⲘⲀϢⲐⲀⲘ ⲈϨⲢⲈⲚ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈϦⲞⲨⲚ ϦⲀ ⲞⲨⲘⲈⲦⲀⲦⲤⲰⲦⲈⲘ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤⲚⲀⲒ ⲚⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ. (eleēsē g1653)
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ϪⲈ ϨⲀⲚⲈⲂⲞⲖ ⲘⲘⲞϤ ⲚⲈⲞⲨⲞϨ ϨⲀⲚⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲞⲦϤ ⲚⲈⲞⲨⲞϨ ϨⲀⲚⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲢⲞϤ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲚⲈⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈⲦⲈⲚϢⲦⲈⲘⲈⲢϢⲪⲎⲢ ⲚⲤⲬⲎⲘⲀ ϪⲈ ⲚⲈⲘ ⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲖⲖⲀ ⲚⲦⲈⲦⲈⲚϢⲈⲂⲦ ⲠⲈⲦⲈⲚⲤⲘⲞⲦ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲂⲈⲢⲒ ⲚⲦⲈⲠⲒⲔⲀϮ ⲈⲐⲢⲈⲦⲈⲚⲈⲢⲆⲞⲔⲒⲘⲀⲌⲒⲚ ϪⲈ ⲞⲨ ⲠⲈ ⲪⲞⲨⲰϢ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲒⲀⲄⲀⲐⲞⲚ ⲈⲐⲢⲀⲚⲀϤ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦϪⲎⲔ ⲈⲂⲞⲖ. (aiōn g165)
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios g166)
ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲞⲨⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲘⲘⲞϤ ⲈⲦⲀϪⲢⲈ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲀⲈⲨⲀⲄⲄⲈⲖⲒⲞⲚ ⲚⲈⲘ ⲠⲒϨⲒⲰⲒϢ ⲚⲦⲈⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲔⲀⲦⲀ ⲞⲨϬⲰⲢⲠ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲦⲈⲞⲨⲘⲨⲤⲦⲎⲢⲒⲞⲚ ⲈⲀⲨⲬⲀⲢⲰⲞⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲈϨⲀⲚⲤⲎ ⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios g166)
ϮⲚⲞⲨ ⲆⲈ ⲀϤⲞⲨⲞⲚϨϤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲚⲒⲄⲢⲀⲪⲎ ⲚⲦⲈⲚⲒⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲒⲞⲨⲀϨⲤⲀϨⲚⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲒϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲈⲀⲨⲞⲨⲞⲚϨϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲈⲨⲤⲰⲦⲈⲘ ⲚⲦⲈⲪⲚⲀϨϮ ϦⲈⲚⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ ⲦⲎⲢⲞⲨ (aiōnios g166)
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲠⲒⲞⲨⲀⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲠⲒⲤⲀⲂⲈ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
ⲀϤⲐⲰⲚ ⲞⲨⲤⲀⲂⲈ ⲀϤⲐⲰⲚ ⲞⲨⲤⲀϦ ⲀϤⲐⲰⲚ ⲞⲨⲢⲈϤϦⲞⲦϦⲈⲦ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲘⲎ ⲘⲠⲈ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲢ ⲦⲤⲞⲪⲒⲀ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲚⲤⲞϪ. (aiōn g165)
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn g165)
ⲞⲨⲤⲞⲪⲒⲀ ⲆⲈ ⲠⲈⲦⲈⲚⲤⲀϪⲒ ⲘⲘⲞⲤ ϦⲈⲚⲚⲎ ⲈⲦϪⲎⲔ ⲈⲂⲞⲖ ⲞⲨⲤⲞⲪⲒⲀ ⲆⲈ ⲚⲐⲀ ⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲚ ⲦⲈ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲐⲀ ⲚⲒⲀⲢⲬⲰⲚ ⲀⲚ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲀⲒ ⲈⲐⲚⲀⲔⲰⲢϤ. (aiōn g165)
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn g165)
ⲀⲖⲖⲀ ⲞⲨⲤⲞⲪⲒⲀ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲦⲈⲚⲤⲀϪⲒ ⲘⲘⲞⲤ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲨⲤⲦⲎⲢⲒⲞⲚ ⲐⲎ ⲈⲦϨⲎⲠ ⲐⲎ ⲈⲦⲀϤⲈⲢϢⲞⲢⲠ ⲚⲐⲀϢⲤ ⲚϪⲈⲪⲚⲞⲨϮ ϦⲀϪⲰⲞⲨ ⲚⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲨⲰⲞⲨ ⲚⲀⲚ. (aiōn g165)
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn g165)
ⲐⲎ ⲈⲦⲈ ⲘⲠⲈ ϨⲖⲒ ⲚⲚⲒⲀⲢⲬⲰⲚ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲤⲞⲨⲰⲚⲤ ⲈⲚⲈⲀⲨⲤⲞⲨⲰⲚⲤ ⲄⲀⲢ ⲚⲀⲨⲚⲀⲈϢ ⲠϬⲞⲒⲤ ⲚⲦⲈⲠⲰⲞⲨ ⲀⲚ ⲠⲈ. (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn g165)
ⲘⲠⲈⲚⲐⲢⲈ ϨⲖⲒ ⲈⲢϨⲀⲖ ⲘⲘⲞϤ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲪⲎ ⲈⲐⲘⲈⲨⲒ ϦⲈⲚⲐⲎⲚⲞⲨ ϪⲈ ⲞⲨⲤⲀⲂⲈ ⲠⲈ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲘⲀⲢⲈϤⲈⲢⲤⲞϪ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤⲈⲢⲤⲀⲂⲈ. (aiōn g165)
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn g165)
ⲈⲐⲂⲈⲪⲀⲒ ⲒⲤϪⲈ ⲞⲨϦⲢⲈ ⲈⲐⲚⲀⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲒⲚ ⲘⲠⲀⲤⲞⲚ ⲚⲚⲀⲞⲨⲈⲘ ⲀϤ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲀϢⲦⲈⲘⲈⲢⲤⲔⲀⲚⲆⲀⲖⲒⲌⲒⲚ ⲘⲠⲀⲤⲞⲚ. (aiōn g165)
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn g165)
ⲚⲀⲒ ⲆⲈ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲀⲨϢⲰⲠⲒ ⲚⲦⲨⲠⲞⲤ ⲚⲚⲎ ⲀⲨⲤϦⲎⲦⲞⲨ ⲆⲈ ⲚⲀⲚ ⲈⲨⲤⲂⲰ ϦⲀ ⲚⲎ ⲈⲦⲀ ⲠϪⲰⲔ ⲚⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲢⲔⲀⲦⲀⲚⲦⲀⲚ ⲈⲢⲰⲞⲨ. (aiōn g165)
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs g86)
ⲀϤⲐⲰⲚ ⲠⲈⲔϬⲢⲞ ⲪⲘⲞⲨ ⲀⲤⲐⲰⲚ ⲦⲈⲔⲤⲞⲨⲢⲒ ⲪⲘⲞⲨ. (Hadēs g86)
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
ⲈⲚ ⲞⲒⲤ ⲀⲪⲚⲞⲨϮ ⲀϤⲐⲰⲘ ⲚⲚⲒⲘⲈⲨⲒ ⲚⲦⲈⲚⲒⲀⲐⲚⲀϨϮ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲈϢⲦⲈⲘⲐⲢⲞⲨⲚⲀⲨ ⲈⲪⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲨⲀⲄⲄⲈⲖⲒⲞⲚ ⲚⲦⲈⲠⲰⲞⲨ ⲘⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲈⲦⲈ ⲦϨⲒⲔⲰⲚ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲈ. (aiōn g165)
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
ⲠⲀⲤⲒⲀⲒ ⲄⲀⲢ ⲚⲦⲈⲠⲈⲚϨⲞϪϨⲈϪ ⲚⲦⲈϮⲚⲞⲨ ⲀϤⲈⲢϨⲰⲂ ⲔⲀⲦⲀ ⲞⲨⲘⲈⲦϨⲞⲨⲞ ⲈⲨⲘⲈⲦϨⲞⲨⲞ ⲈⲨⲂⲀⲢⲞⲤ ⲚⲦⲈⲞⲨⲰⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
ⲈⲚϪⲞⲨϢⲦ ⲀⲚ ⲈⲚⲎ ⲈⲦⲀⲚⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲀⲖⲖⲀ ⲚⲎ ⲈⲦⲀⲚⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲀⲚ ⲚⲈⲦⲞⲨⲚⲀⲨ ⲄⲀⲢ ⲈⲢⲰⲞⲨ ϨⲀⲚⲠⲢⲞⲤ ⲞⲨⲤⲎⲞⲨ ⲚⲈⲚⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲈ ⲚⲤⲈⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲀⲚ ϨⲀⲚϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲈ. (aiōnios g166)
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios g166)
ⲦⲈⲚⲤⲰⲞⲨⲚ ⲄⲀⲢ ϪⲈ ⲈϢⲰⲠ ⲀϤϢⲀⲚⲂⲰⲖ ⲈⲂⲞⲖ ⲚϪⲈⲠⲈⲚⲎⲒ ⲚⲦⲈⲠⲈⲚⲘⲀⲚϢⲰⲠⲒ ⲈⲦϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲔⲀϨⲒ ⲞⲨⲞⲚⲦⲀⲚ ⲚⲞⲨⲔⲰⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲎⲒ ⲚⲀⲐⲘⲞⲨⲚⲔ ⲚϪⲒϪ ⲚⲈⲚⲈϨ ϦⲈⲚⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ. (aiōnios g166)
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲤϦⲎⲞⲨⲦ ϪⲈ ⲀϤⲤⲰⲢ ⲈⲂⲞⲖ ⲀϤϮ ⲚⲚⲒϨⲎⲔⲒ ⲦⲈϤⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ϢⲰⲠ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn g165)
ⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲒⲰⲦ ⲘⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲈⲦⲤⲰⲞⲨⲚ ⲪⲎ ⲈⲦⲤⲘⲀⲢⲰⲞⲨⲦ ϢⲀ ⲚⲒⲈⲚⲈϨ ϪⲈ ⲚϮⲚⲀϪⲈⲘⲈⲐⲚⲞⲨϪ ⲀⲚ. (aiōn g165)
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲦⲎⲒϤ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈϪⲈⲚ ⲚⲈⲚⲚⲞⲂⲒ ϢⲀⲦⲈϤⲚⲀϨⲘⲈⲚ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲦϨⲰⲞⲨ ⲈⲦϢⲞⲠ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲈⲦⲈϨⲚⲀϤ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲒⲰⲦ (aiōn g165)
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios g166)
ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲤⲒϮ ⲈⲦⲈϤⲤⲀⲢⲜ ϤⲚⲀⲰⲤϦ ⲞⲚ ⲚⲦⲈϤⲤⲀⲢⲜ ⲚⲞⲨⲦⲀⲔⲞ ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲀϤⲤⲒϮ ⲘⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀϤⲚⲀⲰⲤϦ ⲞⲚ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn g165)
ⲤⲀⲠϢⲰⲒ ⲚⲀⲢⲬⲎ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲈⲜⲞⲨⲤⲒⲀ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ϪⲞⲘ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲦⲘⲈⲦϬⲞⲒⲤ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲢⲀⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦⲞⲨϮⲢⲀⲚ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲞⲨ ⲘⲞⲚⲞⲚ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲖⲖⲀ ⲚⲈⲘ ϦⲈⲚⲠⲈⲐⲚⲎⲞⲨ. (aiōn g165)
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn g165)
ⲚⲎ ⲈⲚⲀⲢⲈⲦⲈⲚⲘⲞϢⲒ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲘⲠⲒⲤⲎⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲀⲢⲬⲰⲚ ⲘⲠⲈⲢϢⲒϢⲒ ⲘⲠⲒⲀⲎⲢ ⲚⲦⲈⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈⲢϨⲰⲂ ϮⲚⲞⲨ ϦⲈⲚⲚⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲦⲈϮⲘⲈⲦⲀⲦⲐⲰⲦ ⲚϨⲎⲦ. (aiōn g165)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn g165)
ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤⲞⲨⲰⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ ⲚϮⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ⲈⲦⲈⲢϨⲞⲨⲞ ⲚⲦⲈⲠⲈϤϨⲘⲞⲦ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲬⲢⲤ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈϪⲰⲚ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ. (aiōn g165)
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϮ ⲘⲪⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲚⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ϪⲈ ⲀϢ ⲦⲈ ϮⲞⲒⲔⲞⲚⲞⲘⲒⲀ ⲚⲦⲈⲠⲒⲘⲨⲤⲦⲎⲢⲒⲞⲚ ⲪⲀⲒ ⲈⲦϨⲎⲠ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲚⲒⲈⲚⲈϨ ϦⲈⲚⲪⲚⲞⲨϮ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲤⲰⲚⲦ ⲚϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ. (aiōn g165)
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn g165)
ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲒⲐⲞϢ ⲚⲦⲈⲒⲤϪⲈⲚ ϢⲞⲢⲠ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲀⲒϤ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲈⲚϬⲤ (aiōn g165)
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϦⲈⲚϮⲈⲔⲔⲖⲎⲤⲒⲀ ⲚⲈⲘ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ϢⲀ ⲚⲒⲄⲈⲚⲈⲀ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲚⲦⲈⲠⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn g165)
ϪⲈ ⲚⲀⲢⲈ ⲠⲈⲚϮ ϢⲞⲠ ⲚⲀⲚ ⲀⲚ ⲞⲨⲂⲈ ⲤⲀⲢⲜ ϨⲒ ⲤⲚⲞϤ ⲀⲖⲖⲀ ⲞⲨⲂⲈ ⲚⲒⲀⲢⲬⲎ ⲞⲨⲂⲈ ⲚⲒⲈⲜⲞⲨⲤⲒⲀ ⲞⲨⲂⲈ ⲚⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲔⲢⲀⲦⲰⲢ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲬⲀⲔⲒ ⲞⲨⲂⲈ ⲚⲒⲠⲚⲀⲦⲒⲔⲞⲚ ⲚⲦⲈⲠⲒⲠⲈⲦϨⲰⲞⲨ ⲚϨⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲚⲀ ⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ. (aiōn g165)
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲚⲞⲨϮ ⲆⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈⲚⲒⲰⲦ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn g165)
ⲠⲒⲘⲨⲤⲦⲎⲢⲒⲞⲚ ⲈⲦϨⲎⲠ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠⲈⲚⲈϨ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲄⲈⲚⲈⲀ ϮⲚⲞⲨ ⲆⲈ ⲀϤⲞⲨⲞⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲚⲒⲀⲄⲒⲞⲤ ⲚⲦⲀϤ. (aiōn g165)
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios g166)
ⲚⲀⲒ ⲈⲐⲚⲀϬⲒ ⲚⲞⲨϨⲀⲠ ⲚⲦⲀⲔⲞ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲠϨⲞ ⲘⲠϬⲞⲒⲤ ⲚⲈⲘ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲠⲰⲞⲨ ⲚⲦⲈⲦⲈϤϪⲞⲘ. (aiōnios g166)
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios g166)
ⲚⲐⲞϤ ⲆⲈ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲈⲚⲒⲰⲦ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲘⲈⲚⲢⲒⲦⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϮ ⲚⲀⲚ ⲚⲞⲨⲚⲞⲘϮ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚⲈⲘ ⲞⲨϨⲈⲖⲠⲒⲤ ⲈⲚⲀⲚⲈⲤ ϦⲈⲚⲞⲨϨⲘⲞⲦ. (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ⲀⲖⲖⲀ ⲀⲨⲚⲀⲒ ⲚⲎⲒ ϨⲒⲚⲀ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎ ⲦⲚϢⲞⲢⲠ ⲚⲦⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲞⲨⲞⲚϨ ⲚⲦⲈϤⲘⲈⲦⲢⲈϤⲰⲞⲨ ⲚϨⲎⲦ ⲦⲎⲢⲤ ⲈⲂⲞⲖ ⲈⲨⲤⲘⲞⲦ ⲚⲚⲎ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲢⲞϤ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲠⲞⲨⲢⲞ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲠⲒⲀⲦⲦⲀⲔⲞ ⲠⲒⲀⲐⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲒⲦⲀⲒⲞ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
ⲀⲢⲒⲀⲄⲰⲚⲒⲌⲈⲤⲐⲈ ⲘⲠⲒⲀⲄⲰⲚ ⲈⲐⲚⲀⲚⲈϤ ⲚⲦⲈⲪⲚⲀϨϮ ⲀⲘⲞⲚⲒ ⲘⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲪⲎ ⲈⲦⲀⲨⲐⲀϨⲘⲈⲔ ⲈⲢⲞϤ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲔⲞⲨⲰⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲘⲠⲒⲞⲨⲰⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲈⲐⲚⲀⲚⲈϤ ⲘⲠⲈⲘⲐⲞ ⲚⲞⲨⲘⲎ ϢⲘⲘⲈⲐⲢⲈ. (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
ⲠⲒⲞⲨⲀⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲈⲦⲈ ϮⲘⲈⲦⲀⲦⲘⲞⲨ ⲚⲦⲀϤ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦϢⲞⲠ ϦⲈⲚⲠⲒⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲚⲀⲦϢϦⲰⲚⲦ ⲈⲢⲞϤ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲘⲠⲈ ϨⲖⲒ ⲚⲢⲰⲘⲒ ⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲞⲨⲆⲈ ⲘⲘⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲚⲤⲈⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲦⲀⲒⲞ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲀⲘⲀϨⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōnios g166)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
ⲚⲒⲢⲀⲘⲀⲞ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈϮⲚⲞⲨ ϨⲞⲚϨⲈⲚ ⲚⲰⲞⲨ ⲚⲤⲈϢⲦⲈⲘϬⲒⲤⲒ ⲚϨⲎⲦ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲤⲈϢⲦⲈⲘⲈⲢϨⲈⲖⲠⲒⲤ ⲈⲦⲀⲒⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ⲈⲦⲈⲚⲤⲤⲘⲞⲚⲦ ⲀⲚ ⲀⲖⲖⲀ ⲈⲈⲢϨⲈⲖⲠⲒⲤ ⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲪⲀⲒ ⲈⲦϮ ⲚϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲀⲚ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ϪⲈ ⲚⲦⲈⲚϬⲒⲘⲈ. (aiōn g165)
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios g166)
ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲚⲀϨⲘⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲐⲀϨⲘⲈⲚ ϦⲈⲚⲞⲨⲐⲰϨⲈⲘ ⲈϤⲞⲨⲀⲂ ⲔⲀⲦⲀ ⲚⲈⲚϨⲂⲎⲞⲨⲒ ⲀⲚ ⲀⲖⲖⲀ ⲔⲀⲦⲀ ⲠⲈϤϢⲞⲢⲠ ⲚⲐⲰϢ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲚⲈⲘ ⲠⲈϤϨⲘⲞⲦ ⲈⲦⲀϤⲦⲎⲒϤ ⲚⲀⲚ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ϦⲀⲦϨⲎ ⲚⲚⲒⲤⲎⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios g166)
ⲈⲐⲂⲈⲪⲀⲒ ϮⲈⲢϨⲨⲠⲞⲘⲈⲚⲒⲚ ϦⲈⲚϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲂⲈ ⲚⲒⲤⲰⲦⲠ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈⲦⲞⲦⲞⲨ ϬⲒ ⲘⲠⲒⲞⲨϪⲀⲒ ⲈⲦϦⲈⲚ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn g165)
ⲆⲎⲘⲀⲤ ⲄⲀⲢ ⲀϤⲬⲀⲦ ⲚⲤⲰϤ ⲈⲀϤⲘⲈⲚⲢⲈ ⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈϮⲚⲞⲨ ⲀϤϢⲈ ⲚⲀϤ ⲈⲐⲈⲤⲤⲀⲖⲞⲚⲒⲔⲒⲀ ⲔⲢⲒⲤⲔⲎⲤ ⲈϮⲄⲀⲖⲀⲦⲒⲀ ⲦⲒⲦⲞⲤ ⲈⲆⲀⲖⲘⲀⲦⲒⲀ. (aiōn g165)
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲈϤⲈⲦⲞⲨϪⲞⲒ ⲚϪⲈⲠϬⲞⲒⲤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀ ϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦϨⲰⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲚⲀϨⲘⲈⲦ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲦⲈϤⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲚⲦⲈⲦⲪⲈ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te Zijner tijd; (aiōnios g166)
ϦⲈⲚ ⲞⲨϨⲈⲖⲠⲒⲤ ⲚⲦⲈⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲰϢ ⲘⲘⲞϤ ⲚϪⲈⲠⲒⲀⲦⲘⲈⲐⲚⲞⲨϪ ⲪⲚⲞⲨϮ ϦⲀϪⲰⲞⲨ ⲚⲚⲒⲤⲎⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn g165)
ⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲚⲀⲚ ϨⲒⲚⲀ ⲈⲀⲚϪⲈⲖ ϮⲘⲈⲦⲀⲤⲈⲂⲎ ⲤⲈⲂⲞⲖ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲈⲠⲒⲐⲨⲘⲒⲀ ⲚⲔⲞⲤⲘⲒⲔⲞⲚ ⲚⲦⲈⲚⲰⲚϦ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲤⲀⲂⲈ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲘⲈⲦⲈⲨⲤⲈⲂⲎⲤ ϦⲈⲚⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈϮⲚⲞⲨ. (aiōn g165)
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈⲚⲘⲀⲒ ϦⲈⲚⲠⲒϨⲘⲞⲦ ⲚⲦⲈⲪⲎ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲚⲦⲈⲚϢⲰⲠⲒ ⲚⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲞⲤ ⲔⲀⲦⲀ ⲞⲨϨⲈⲖⲠⲒⲤ ⲚⲦⲈⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios g166)
ⲦⲀⲬⲀ ⲄⲀⲢ ⲈⲐⲂⲈⲪⲀⲒ ⲀϤⲪⲰⲢϪ ⲘⲘⲞⲔ ⲠⲢⲞⲤ ⲞⲨⲞⲨⲚⲞⲨ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈⲔϬⲒⲦϤ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn g165)
ⲈⲠϦⲀⲈ ⲆⲈ ⲚⲦⲈⲚⲀⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲚⲀⲒ ⲀϤⲤⲀϪⲒ ⲚⲈⲘⲀⲚ ϦⲈⲚⲞⲨϢⲎⲢⲒ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤⲬⲀϤ ⲚⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲞⲤ ⲚⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲞⲦϤ ⲀϤⲐⲀⲘⲒⲈ ⲚⲚⲒⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn g165)
ⲈⲐⲂⲈ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲆⲈ ϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲠⲈⲔⲐⲢⲞⲚⲞⲤ ⲪⲚⲞⲨϮ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲠϢⲂⲰⲦ ⲘⲠⲤⲰⲞⲨⲦⲈⲚ ⲠⲈ ⲠϢⲂⲰⲦ ⲚⲦⲈⲦⲈⲔⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ. (aiōn g165)
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ⲔⲀⲦⲀ ⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϦⲈⲚⲔⲈⲘⲀ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲠⲈ ⲪⲞⲨⲎⲂ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲔⲀⲦⲀ ⲦⲦⲀⲜⲒⲤ ⲘⲘⲈⲖⲬⲒⲤⲈⲆⲈⲔ. (aiōn g165)
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤϪⲰⲔ ⲈⲂⲞⲖ ⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲚⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲚⲀⲤⲰⲦⲈⲘ ⲚⲤⲰϤ ⲚⲞⲨⲖⲰⲒϪⲒ ⲚⲦⲈⲞⲨⲞⲨϪⲀⲒ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲤⲂⲰ ⲚⲦⲈϨⲀⲚϬⲒⲰⲘⲤ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲬⲀϪⲒϪ ⲈϪⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲀⲚⲀⲤⲦⲀⲤⲒⲤ ⲚⲦⲈⲚⲒⲢⲈϤⲘⲰⲞⲨⲦ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲔⲢⲒⲤⲒⲤ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϪⲈⲘϮⲠⲒ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲈⲐⲚⲀⲚⲈϤ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲚⲈⲘ ⲚⲒϪⲞⲘ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ. (aiōn g165)
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲠⲒⲘⲀ ⲈⲦⲀ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ϢⲈ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲢⲞϤ ⲈϤⲞⲒ ⲘⲠⲢⲞⲆⲢⲞⲘⲞⲤ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈϪⲰⲚ ⲈⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲈϤⲞⲒ ⲚⲀⲢⲬⲎⲈⲢⲈⲨⲤ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲔⲀⲦⲀ ⲦⲦⲀⲜⲒⲤ ⲘⲘⲈⲖⲬ ⲒⲤⲈⲆⲈⲔ. (aiōn g165)
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ⲤⲈⲈⲢⲘⲈⲐⲢⲈ ⲄⲀⲢ ϦⲀⲢⲞϤ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲠⲈ ⲪⲞⲨⲎⲂ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲔⲀⲦⲀ ⲦⲦⲀⲜⲒⲤ ⲘⲘⲈⲖⲬⲒⲤⲈⲆⲈⲔ. (aiōn g165)
Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ⲚⲐⲞϤ ⲚⲞⲨⲀⲚⲀϢ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲪⲎ ⲈⲦϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀϤⲰⲢⲔ ⲚϪⲈⲠϬⲞⲒⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲚⲈϤⲞⲨⲰⲘ ⲚϨⲐⲎϤ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲠⲈ ⲪⲞⲨⲎⲂ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn g165)
ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ϪⲈ ϤⲚⲀⲞϨⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀϤϬⲒ ⲚϮⲘⲈⲦⲞⲨⲎⲂ ⲚⲞⲨⲈϢⲈⲚ ⲠⲀⲢⲀⲂⲀⲤⲒⲤ. (aiōn g165)
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn g165)
ⲠⲒⲚⲞⲘⲞⲤ ⲄⲀⲢ ϢⲀϤⲬⲰ ⲚϨⲀⲚⲢⲰⲘⲒ ⲚⲀⲢⲬⲎⲈⲢⲈⲨⲤ ⲈⲞⲨⲞⲚⲦⲞⲨ ϢⲰⲚⲒ ⲘⲘⲀⲨ ⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲆⲈ ⲚⲦⲈⲠⲒⲀⲚⲀϢ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲀ ⲠⲒⲚⲞⲘⲞⲤ ϤⲦⲀϨⲞ ⲚⲞⲨϢⲎⲢⲒ ⲈϤϪⲎⲔ ⲈⲂⲞⲖ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲆⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲠⲤⲚⲞϤ ⲚⲦⲈϨⲀⲚⲂⲀⲢⲎ ⲒⲦ ⲀⲚ ⲦⲈ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲘⲀⲤⲒ ⲀⲖⲖⲀ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲠⲈϤⲤⲚⲞϤ ⲘⲘⲒⲚ ⲘⲘⲞϤ ⲈⲀϤⲒ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲚⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲚⲞⲨⲤⲞⲠ ⲈⲀϤϪⲒⲘⲒ ⲚⲞⲨⲤⲰϮ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levende God te dienen? (aiōnios g166)
ⲒⲈ ⲀⲨⲎⲢ ⲘⲀⲖⲖⲞⲚ ⲠⲈ ⲠⲤⲚⲞϤ ⲘⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲀⲒ ⲈⲦⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲀϤⲈⲚϤ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈϤⲦⲞⲨⲂⲎⲞⲨⲦ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ϤⲚⲀⲦⲞⲨⲂⲞ ⲚⲦⲈⲚⲤⲨⲚⲎⲆⲈⲤⲒⲤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲀ ⲚⲒϨⲂⲎⲞⲨⲒ ⲈⲐⲘⲰⲞⲨⲦ ⲈⲐⲢⲈⲚⲈⲢⲂⲰⲔ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲦⲞⲚϦ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲐⲘⲎⲒ. (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲈⲐⲂⲈⲪⲀⲒ ⲞⲨⲘⲈⲤⲒⲦⲎⲤ ⲠⲈ ⲚⲦⲈⲞⲨⲆⲒⲀⲐⲎⲔⲎ ⲘⲂⲈⲢⲒ ϨⲞⲠⲰⲤ ⲈⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲚϪⲈⲞⲨⲘⲞⲨ ⲈⲨⲤⲰϮ ⲚⲦⲈⲚⲒⲠⲀⲢⲀⲂⲀⲤⲒⲤ ⲈⲦⲬⲎ ϨⲒϪⲈⲚ ϮⲆⲒⲀⲐⲎⲔⲎ ⲚϨⲞⲨⲒϮ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲤⲈϬⲒ ⲘⲠⲒⲰϢ ⲚϪⲈⲚⲎ ⲈⲦⲐⲀϨⲈⲘ ⲚⲦⲈϮⲔⲖⲎⲢⲞⲚⲞⲘⲒⲀ ⲚⲈⲚⲈϨ. (aiōnios g166)
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnzelfs offerande. (aiōn g165)
ⲘⲘⲞⲚ ⲚⲈϨⲰϮ ⲈⲢⲞϤ ⲠⲈ ⲚⲦⲈϤϬⲒ ⲘⲔⲀϨ ⲚⲞⲨⲘⲎϢ ⲚⲤⲞⲠ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲦⲔⲀⲦⲀⲂⲞⲖⲎ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ϮⲚⲞⲨ ⲆⲈ ⲚⲞⲨⲤⲞⲠ ϢⲀ ⲠϪⲰⲔ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀϤⲞⲨⲞⲚϨϤ ⲈⲂⲞⲖ ϪⲈ ⲚⲦⲈϤϢⲈϢ ⲪⲚⲞⲂⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲠⲈϤϢⲞⲨϢⲰⲞⲨϢⲒ. (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn g165)
ϦⲈⲚ ⲞⲨⲚⲀϨϮ ⲦⲈⲚⲔⲀϮ ϪⲈ ⲀⲨⲤⲞⲂϮ ⲚϪⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ϦⲈⲚⲠⲤⲀϪⲒ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ϪⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲎ ⲈⲦⲈⲚⲤⲈⲞⲨⲞⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲀⲚ ⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲚϪⲈⲪⲎ ⲈⲦⲞⲨⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ. (aiōn g165)
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲚⲤⲀϤ ⲚⲈⲘ ⲪⲞⲞⲨ ⲚⲐⲞϤ ⲚⲐⲞϤ ⲠⲈ ⲚⲈⲘ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios g166)
ⲪⲚⲞⲨϮ ⲆⲈ ⲚⲦⲈϮϨⲒⲢⲎⲚⲎ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲒⲚⲒ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲎ ⲈⲐⲘⲰⲞⲨⲦ ⲘⲠⲒⲚⲒϢϮ ⲘⲘⲀⲚⲈⲤⲰⲞⲨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲤⲰⲞⲨ ϦⲈⲚⲠⲒⲤⲚⲞϤ ⲚⲦⲈϮⲆⲒⲀⲐⲎⲔⲎ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ. (aiōnios g166)
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲈϤⲈⲤⲈⲂⲦⲈ ⲐⲎⲚⲞⲨ ϦⲈⲚⲀⲄⲀⲐⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲠϪⲒⲚⲒⲢⲒ ⲘⲠⲈϤⲞⲨⲰϢ ⲈϤⲒⲢⲒ ⲚⲀϤ ⲘⲠⲈⲐⲢⲀⲚⲀϤ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦⲈⲚ ⲘⲠⲈϤⲘⲐⲞ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna g1067)
ⲠⲒⲖⲀⲤ ϨⲰϤ ⲞⲨⲬⲢⲰⲘ ⲠⲈ ⲠⲤⲞⲖⲤⲈⲖ ⲚⲦⲈⲦⲀⲆⲒⲔⲒⲀ ⲠⲒⲖⲀⲤ ⲬⲎ ⲈϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲚⲒⲘⲈⲖⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ϤϨⲒⲀϬⲚⲒ ⲚⲤⲀⲠⲒⲤⲰⲘⲀ ⲦⲎⲢϤ ϤⲢⲰⲔϨ ⲘⲠⲒⲦⲢⲞⲬⲞⲤ ⲚⲦⲈⲠⲒϪⲒⲚⲘⲒⲤⲒ ⲞⲨⲞϨ ϤⲢⲰⲔϨ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ϮⲄⲈⲈⲚⲚⲀ (Geenna g1067)
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn g165)
ⲈⲀⲨⲘⲈⲤ ⲐⲎⲚⲞⲨ ϦⲈⲚⲞⲨϪⲒⲚⲤⲒϮ ⲀⲚ ⲈⲐⲚⲀⲦⲀⲔⲞ ⲀⲖⲖⲀ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲀⲦⲦⲀⲔⲞ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲞⲦϤ ⲘⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲦⲞⲚϦ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦϢⲞⲠ (aiōn g165)
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn g165)
ⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲆⲈ ⲚⲦⲈⲠϬⲞⲒⲤ ϢⲞⲠ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ⲠⲈ ⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲈⲦⲀⲨϨⲒⲰⲒϢ ⲘⲘⲞϤ ϦⲈⲚⲐⲎⲚⲞⲨ. (aiōn g165)
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲤⲀϪⲒ ϨⲰⲤ ϨⲀⲚⲤⲀϪⲒ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϢⲈⲘϢⲒ ϨⲰⲤ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲞⲨϪⲞⲘ ⲐⲎ ⲈⲦⲈ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲚⲀⲤⲈⲂⲦⲰⲦⲤ ϨⲒⲚⲀ ϦⲈⲚϨⲰⲂ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲦⲈϤϬⲒⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios g166)
ⲪⲚⲞⲨϮ ⲆⲈ ⲚⲦⲈϨⲘⲞⲦ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲐⲀϨⲈⲘ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈⲠⲈϤⲰⲞⲨ ⲚⲈⲚⲈϨ ϦⲈⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲈⲀⲢⲈⲦⲈⲚϢⲈⲠ ⲘⲔⲀϨ ⲚⲞⲨⲔⲞⲨϪⲒ ⲚⲐⲞϤ ⲈϤⲈⲤⲈⲂⲦⲈ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲤⲈⲘⲚⲈ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲈϤⲈϮϪⲞⲘ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲈϤⲈϨⲒⲤⲈⲚϮ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ. (aiōnios g166)
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲀⲘⲀϨⲒ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲞⲨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios g166)
ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ⲄⲀⲢ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲢⲀⲘⲀⲞ ⲈⲨⲈⲤⲈϨⲚⲈ ⲠⲒⲘⲰⲒⲦ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲚⲰⲦⲈⲚ ⲚⲦⲈⲐⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈⲚⲤⲰⲦⲎ ⲢⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲤ (aiōnios g166)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
ⲒⲤϪⲈ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲘⲠⲈϤϮⲀⲤⲞ ⲈⲚⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲈⲦⲀⲨⲈⲢⲚⲞⲂⲒ ⲀⲖⲖⲀ ⲚϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚϨⲀⲚⲤⲚⲀⲨϨ ⲚⲄⲚⲞⲪⲞⲤ ϦⲈⲚⲠⲒⲦⲀⲢⲦⲀⲢⲞⲤ ⲀϤⲦⲎⲒⲦⲞⲨ ⲈⲐⲢⲞⲨⲀⲢⲈϨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈⲠϨⲀⲠ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲈⲢⲔⲞⲖⲀⲌⲒⲚ ⲘⲘⲰⲞⲨ (Tartaroō g5020)
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲀⲒⲀⲒ ⲆⲈ ⲚϦⲢⲎⲒ ϦⲈⲚⲠⲒϨⲘⲞⲦ ⲚⲈⲘ ⲠⲤⲞⲨⲈⲚ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈⲚⲤⲰⲦⲎⲢ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲒⲤϪⲈⲚ ϮⲚⲞⲨ ⲚⲈⲘ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲰⲚϦ ⲀϤⲞⲨⲞⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲈⲚⲈⲢⲘⲈⲐⲢⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲈⲚⲦⲀⲘⲞ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ ⲈⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲪⲎ ⲈⲦϢⲞⲠ ϨⲀ ⲪⲒⲰⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲞⲨⲞⲚϨ ⲈⲢⲞⲚ (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲚⲀⲤⲒⲚⲒ ⲚⲈⲘ ⲦⲈϤⲈⲠⲒⲐⲨⲘⲒⲀ ⲪⲎ ⲆⲈ ⲈⲦⲒⲢⲒ ⲘⲪⲞⲨⲰϢ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ϤⲚⲀϢⲰⲠⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲠⲒⲰϢ ⲪⲎ ⲚⲐⲞϤ ⲈⲦⲀϤⲰϢ ⲘⲘⲞϤ ⲚⲀⲚ ⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ (aiōnios g166)
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲘⲞⲤϮ ⲘⲠⲈϤⲤⲞⲚ ⲞⲨϦⲀⲦⲈⲂ ⲢⲰⲘⲒ ⲠⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲈⲚⲤⲰⲞⲨⲚ ϪⲈ ϦⲀⲦⲈⲂ ⲢⲰⲘⲒ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲘⲘⲞⲚ ⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ϢⲞⲠ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲐⲀⲒ ⲦⲈ ϮⲘⲈⲦⲘⲈⲐⲢⲈ ϪⲈ ⲀϤϮ ⲚⲀⲚ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚϪⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲀⲒⲰⲚϦ ⲀϤϦⲈⲚ ⲠⲈϤϢⲎⲢⲒ (aiōnios g166)
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios g166)
ⲚⲀⲒ ⲀⲒⲤϦⲎⲦⲞⲨ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈⲦⲈⲚⲈⲘⲒ ϪⲈ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲦⲞⲦⲈⲚ ⲘⲘⲀⲨ ⲚⲞⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚⲎ ⲈⲐⲚⲀϨϮ ⲈⲪⲢⲀⲚ ⲘⲠⲒϢⲎⲢⲒ ⲚⲦⲈⲪϮ (aiōnios g166)
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios g166)
ⲦⲈⲚⲤⲞⲨⲰⲚ ⲆⲈ ϪⲈ ⲀϤⲒ ⲚϪⲈⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϮ ⲚⲀⲚ ⲚⲞⲨⲈⲘⲒ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈⲚⲤⲞⲨⲈⲚ ⲠⲒⲀⲖⲎⲐⲒⲚⲞⲤ ⲚⲚⲞⲨϮ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲈⲚϢⲞⲠ ϦⲈⲚⲠⲈϤϢⲎⲢⲒ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲠⲒⲀⲖⲎⲐⲒⲚⲞⲤ ⲚⲚⲞⲨϮ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ (aiōnios g166)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
ⲈⲐⲂⲈ ϮⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ⲈⲦϢⲞⲠ ⲚϦⲎⲦⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲤⲈϢⲰⲠⲒ ⲚⲈⲘⲀⲚ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios g126)
ϨⲀⲚⲔⲈⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲘⲠⲞⲨⲀⲢⲈϨ ⲈⲦⲞⲨⲀⲢⲬⲎ ⲀⲖⲖⲀ ⲀⲨⲬⲰ ⲘⲠⲞⲨⲘⲀⲚϢⲰⲠⲒ ⲚⲤⲰⲞⲨ ⲀϤⲀⲢⲈϨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈϦⲞⲨⲚ ϦⲀ ⲠⲬⲀⲔⲒ ϦⲈⲚϨⲀⲚⲤⲚⲀⲨϨ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲈⲠⲒϨⲀⲠ ⲚⲦⲈⲠⲒⲚⲒϢϮ ⲚⲈϨⲞⲞⲨ (aïdios g126)
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios g166)
ⲘⲪⲢⲎϮ ⲚⲤⲞⲆⲞⲘⲀ ⲚⲈⲘ ⲄⲞⲘⲞⲢⲢⲀ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲔⲈⲠⲞⲖⲒⲤ ⲈⲦⲔⲰϮ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈⲦⲀⲨⲈⲢⲠⲞⲢⲚⲈⲨⲒⲚ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲚⲚⲀⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϢⲈ ⲚⲰⲞⲨ ⲤⲀⲪⲀϨⲞⲨ ⲚϨⲀⲚⲔⲈⲤⲀⲢⲜ ⲤⲈⲬⲎ ⲈⲨⲤⲘⲞⲦ ⲚⲦⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲈⲨⲚⲀϬⲒ ⲚⲞⲨϨⲀⲠ (aiōnios g166)
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn g165)
ϨⲀⲚϨⲰⲒⲘⲒ ⲚⲀⲄⲢⲒⲞⲚ ⲚⲦⲈⲪⲒⲞⲘ ⲚⲈⲈⲨϨⲒⲤⲪⲎⲒϮ ⲚⲞⲨϢⲒⲠⲒ ϨⲀⲚⲤⲒⲞⲨ ⲈⲨⲤⲞⲢⲈⲘ ⲚⲈⲈⲨⲀⲢⲈϨ ⲚⲰⲞⲨ ⲈⲠⲬⲀⲔⲒ ⲚⲦⲈⲦⲬⲈⲘⲤ ⲚⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ⲘⲀⲢⲈⲚⲀⲢⲈϨ ⲈⲢⲞⲚ ϦⲈⲚⲞⲨⲀⲄⲀⲠⲎ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲚϪⲞⲨϢⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲀⲦϨⲎ ⲘⲠⲒⲚⲀⲒ ⲚⲦⲈⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲈⲨⲰⲚϦ ⲚⲈⲚⲈϨ (aiōnios g166)
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲪⲚⲞⲨϮ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲠⲈⲚⲤⲰⲦⲎⲢ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲠⲈⲚϬⲞⲒⲤ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲚⲈⲘ ϮⲘⲈⲦⲚⲒϢϮ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲀⲘⲀϨⲒ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲈⲢϢⲒϢⲒ ϦⲀϪⲈⲚ ⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲚⲈⲘ ϮⲚⲞⲨ ⲚⲈⲘ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲐⲀⲘⲒⲞⲚ ⲚⲞⲨⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲘⲘⲈⲦⲞⲨⲎⲂ ⲘⲪⲚⲞⲨϮ ⲠⲈϤⲒⲰⲦ ⲪⲎ ⲈⲦⲈⲪⲰϤ ⲠⲈ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲀⲘⲀϨⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ (aiōn g165)
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn g165, Hadēs g86)
ⲪⲎ ⲈⲦⲞⲚϦ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲘⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ϨⲎⲠⲠⲈ ϮⲰⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲒϢⲞϢⲦ ⲚⲦⲈⲪⲘⲞⲨ ⲚⲀⲨⲬⲎ ⲚⲦⲞⲦ ⲚⲈⲘ ⲀⲘⲈⲚϮ. (aiōn g165, Hadēs g86)
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲀⲢⲈϢⲀⲚ ⲠⲒⲆ ⲚⲌⲰⲞⲚ ]- ⲘⲠⲀⲒⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲠⲀⲒⲦⲀⲒⲞ ⲚⲈⲘ ⲠⲀⲒϢⲈⲠϨⲘⲞⲦ ⲘⲪⲎ ⲈⲦϨⲈⲘⲤⲒ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲒⲐⲢⲞⲚⲞⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲞⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn g165)
ϢⲀⲨϨⲒⲦⲞⲨ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈϪⲈⲚ ⲠⲞⲨϨⲞ ⲚϪⲈⲚⲒⲔⲆ ⲘⲠⲢⲈⲤⲂⲨⲦⲈⲢⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ϢⲀⲨⲞⲨⲰϢⲦ ⲘⲠⲈⲘⲐⲞ ⲘⲪⲎ ⲈⲦⲞⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲞⲨⲞϨ ϢⲀⲨⲬⲰ ⲚⲚⲞⲨⲬⲖⲞⲘ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲘⲠⲈⲘⲐⲞ ⲘⲠⲒⲐⲢⲞⲚⲞⲤ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ (aiōn g165)
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲤⲰⲚⲦ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲦϦⲈⲚ ⲦⲪⲈ ⲚⲈⲘ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲔⲀϨⲒ ⲚⲈⲘ ⲚⲎ ⲈⲦϢⲞⲠ ϦⲈⲚⲪⲒⲞⲘ ⲚⲈⲘ ⲚⲎ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲈⲦⲈ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲤⲰⲦⲈⲘ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲘⲪⲎ ⲈⲦϨⲈⲘⲤⲒ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲒⲐⲢⲞⲚⲞⲤ ϪⲈ ⲠⲒⲤⲘⲞⲨ ⲪⲰⲔ ⲠⲈ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲦⲀⲒⲞ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲀⲘⲀϨⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs g86)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲚⲀⲨ ϨⲎⲠⲠⲈ ⲒⲤ ⲞⲨϨⲐⲞ ⲈϤⲞⲨⲈⲦⲞⲨⲰⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲎ ⲈⲦϨⲈⲘⲤⲒ ϨⲒϪⲰϤ ⲠⲈϤⲢⲀⲚ ⲠⲈ ⲪⲘⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲘⲈⲚϮ ⲦⲎⲢϤ ⲈϤⲤⲰⲔ ⲚⲤⲰϤ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϮⲈⲢϢⲒϢⲒ ⲚⲀϤ ⲈϪⲈⲚ ⲠⲒⲢⲈⲆ ⲚⲦⲈⲠⲔⲀϨⲒ ⲈϦⲞⲐⲂⲞⲨ ϦⲈⲚⲦⲤⲎϤⲒ ⲚⲈⲘ ⲠⲒϨⲔⲞ ⲚⲈⲘ ⲠⲒϨⲞϪϨⲈϪ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲚⲦⲈⲠⲔⲀϨⲒ. (Hadēs g86)
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀⲘⲎⲚ ⲠⲒⲤⲘⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲰⲞⲨ ⲚⲈⲘ ϮⲤⲞⲪⲒⲀ ⲚⲈⲘ ⲠⲒϢⲈⲠϨⲘⲞⲦ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲦⲀⲒⲞ ⲚⲈⲘ ϮϪⲞⲘ ⲚⲀ ⲠⲈⲚⲚⲞⲨϮ ⲚⲈϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos g12)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲘⲀϨⲈ ⲚⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲀϤⲈⲢⲤⲀⲖⲠⲒⲌⲒⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲞⲨⲤⲒⲞⲨ ⲈⲀϤϨⲈⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲒⲔⲀϨⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϮ ⲚⲀϤ ⲚⲚⲒϢⲞϢⲦ ⲚⲦⲈϮϢⲰϮ ⲘⲪⲚⲞⲨⲚ (Abyssos g12)
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos g12)
ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϢⲈ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲚϪⲈⲠⲒⲬⲢⲈⲘⲦⲤ ⲚⲦⲈϮϢⲰϮ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲚⲦⲬⲢⲈⲘⲦⲤ ⲚⲞⲨⲚⲒϢϮ ⲚϨⲢⲰ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲈⲢⲬⲀⲔⲒ ⲚϪⲈⲪⲢⲎ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲀⲎⲢ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲬⲢⲈⲘⲦⲤ ⲚⲦⲈϮϢⲰϮ. (Abyssos g12)
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos g12)
ⲈϤⲬⲎ ϨⲒϪⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲠⲞⲨⲢⲞ ⲠⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨⲚ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲠⲈϤⲢⲀⲚ ⲘⲘⲈⲦⲈⲂⲢⲈⲞⲤ ⲠⲈ ⲘⲀⲄⲈⲆⲰⲚ ⲈϢⲀⲨⲞⲨⲀϨⲘⲈϤ ⲘⲘⲈⲦⲞⲨⲈⲒⲚⲒⲚ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲦⲀⲔⲞ. (Abyssos g12)
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲰⲢⲔ ⲘⲪⲎ ⲈⲦⲞⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲤⲰⲚⲦ ⲚⲦⲪⲈ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲔⲀϨⲒ ⲚⲈⲘ ⲪⲒⲞⲘ ⲚⲈⲘ ⲚⲎ ⲈⲦϢⲞⲠ ⲦⲎⲢⲞⲨ ϪⲈ ⲚⲚⲈ ⲤⲚⲞⲨ ϢⲰⲠⲒ ϪⲈ (aiōn g165)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
ⲞⲨⲞϨ ⲈϢⲰⲠ ⲀⲨϢⲀⲚϪⲰⲔ ⲚϮⲘⲈⲦⲘⲈⲐⲢⲈ ⲚⲦⲈⲦⲞⲨⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲒⲀ ⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲆⲈ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲚⲞⲨⲚ ⲈϤⲈⲒⲢⲒ ⲚⲞⲨⲂⲰⲦⲤ ⲚⲈⲘⲰⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈϬⲢⲞ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈϤⲈϦⲞⲐⲂⲞⲨ. (Abyssos g12)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲘⲀϨⲌ ⲚⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲀϤⲈⲢⲤⲀⲖⲠⲒⲌⲒⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϢⲰⲠⲒ ⲚϪⲈϨⲀⲚⲚⲒϢϮ ⲚⲤⲘⲎ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲐⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲀⲤϢⲰⲠⲒ ⲘⲠϬⲞⲒⲤ ⲠⲈⲚⲚⲞⲨϮ ⲚⲈⲘ ⲠⲈϤⲬⲢⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲈⲢⲞⲨⲢⲞ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios g166)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲔⲈⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲈϤϨⲎⲖ ϦⲈⲚⲐⲘⲎϮ ⲚⲦⲪⲈ ⲈⲞⲨⲞⲚ ⲞⲨⲈⲨⲀⲄⲄⲈⲖⲒⲞⲚ ⲚⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲞⲦϤ ⲈϤϨⲒϢⲈⲚⲚⲞⲨϤⲒ ⲚⲚⲎ ⲈⲦϢⲞⲠ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲔⲀϨⲒ ⲚⲈⲘ ϢⲖⲞⲖ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲪⲨⲖⲎ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲖⲀⲞⲤ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲚⲈⲘ ⲖⲀⲤ ⲚⲒⲂⲈⲚ (aiōnios g166)
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲬⲢⲈⲘⲦⲤ ⲚⲦⲈⲠⲞⲨⲦϨⲈⲘⲔⲞ ⲈϤⲈϢⲈ ⲈⲠϢⲰⲒ ϢⲀ ⲈⲂⲞⲖ ϪⲈ ⲘⲘⲞⲚ ⲘⲦⲞⲚ ⲘⲘⲀⲨ ⲘⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲈϪⲰⲢϨ ⲚⲦⲈⲚⲎ ⲈⲐⲚⲀⲞⲨⲰϢⲦ ⲘⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲚⲈⲘ ⲦⲈϤϨⲨⲔⲰⲚ ⲚⲈⲘ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϬⲒ ⲘⲠⲒϢⲰⲖϨ ⲚⲦⲈⲠⲈϤⲢⲀⲚ. (aiōn g165)
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲞⲨⲀⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲆ ⲚⲌⲰⲞⲚ ⲀϤϮ ⲘⲠⲒⲌ ⲚⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲚϮⲌ ⲘⲪⲨⲀⲖⲎ ⲚⲚⲞⲨⲂ ⲈⲨⲘⲈϨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲘⲂⲞⲚ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲦⲞⲚϦ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈⲚⲈϨ ⲀⲘⲎⲚ. (aiōn g165)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos g12)
ⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲈⲦⲀⲔⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞϤ ⲈϤϢⲞⲠ ⲞⲨⲞϨ ϤϢⲞⲠ ⲀⲚ ⲈϤⲚⲎⲞⲨ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲚⲞⲨⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲚⲀ ⲈⲠⲦⲀⲔⲞ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈⲈⲢϢⲪⲎ ⲢⲒ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲚϪⲈⲚⲎ ⲈⲦϢⲞⲠ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲔⲀϨⲒ ⲚⲎ ⲈⲦⲈ ⲠⲞⲨⲢⲀⲚ ⲤϦⲎⲞⲨⲦ ⲀⲚ ϨⲒ ⲠϪⲰⲘ ⲚⲦⲈⲠⲰⲚϦ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲠϢⲀ ⲚⲤⲰⲚⲦ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ⲈⲨϪⲞⲨϢⲦ ⲈⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚⲎ ϪⲈ ϤϢⲞⲠ ⲞⲨⲞϨ ϤϢⲞⲠ ⲀⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϨⲈⲒ (Abyssos g12)
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲞⲨⲞϨ ⲪⲘⲀϨ ⲀϤϪⲞⲤ ϪⲈ ⲀⲖⲖⲎⲖⲞⲨⲒⲀ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈⲤⲬⲢⲈⲘⲦⲤ ⲈϤⲈϢⲈ ⲈⲠϢⲰⲒ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ (aiōn g165)
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲦⲀϨⲈ ⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲚⲈⲘ ⲚⲎ ⲈⲐⲚⲈⲘⲀϤ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲮⲈⲨⲆⲞⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲒⲢⲒ ⲚⲚⲒⲘⲎⲒⲚⲒ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲘⲠⲈϤⲘⲐⲞ ⲈⲀⲨⲤⲰⲚϨ ⲚⲚⲎ ⲈⲦⲀⲨϬⲒ ⲚϮⲦⲈⲂⲤ ⲚⲦⲈⲠⲒⲐⲎ ⲢⲒⲞⲚ ⲚⲈⲘ ⲚⲎ ⲈⲐⲞⲨⲰϢⲦ ⲚⲦⲈϤϨⲨⲔⲰⲚ ⲀⲨϨⲒⲦⲞⲨ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲘⲠⲒ ⲈⲨⲞⲚϦ ⲈϮⲖⲨⲘⲚⲎ ⲈⲐⲘⲞϨ ⲚⲬⲢⲰⲘ ⲚⲈⲘ ⲐⲎⲚ. (Limnē Pyr g3041 g4442)
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos g12)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲞⲨⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲈⲀϤⲒ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲈⲢⲈ ⲠϢⲞϢⲦ ⲘⲪⲚⲞⲨⲚ ⲚⲦⲞⲦϤ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲚⲒϢϮ ⲚϨⲀⲖⲎⲤⲒⲤ ϦⲈⲚⲦⲈϤϪⲒϪ. (Abyssos g12)
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos g12)
ⲀϤϨⲒⲦϤ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲈⲪⲚⲞⲨⲚ ⲀϤⲘⲀϢⲐⲀⲘ ⲈⲢⲰϤ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲦⲰⲂ ⲤⲀⲠϢⲰⲒ ⲘⲘⲞϤ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤϢⲦⲈⲘⲤⲰⲢⲈⲘ ⲚⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ ϢⲀⲦⲞⲨϪⲰⲔ ⲈⲂⲞⲖ ⲚϪⲈⲠⲒϢⲞ ⲚⲢⲞⲘⲠⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲀ ⲚⲀⲒ ϨⲰϮ ⲠⲈ ⲚⲦⲞⲨⲂⲞⲖϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲚⲔⲈⲔⲞⲨϪⲒ ⲚⲤⲎⲞⲨ. (Abyssos g12)
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲆⲒⲀⲂⲞⲖⲞⲤ ⲈⲦⲤⲰⲢⲈⲘ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲀⲨϨⲒⲦϤ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲈϮⲖⲨⲘⲚⲎ ⲚⲬⲢⲰⲘ ⲈⲐⲘⲞϨ ⲚⲐⲎⲚ ⲠⲒⲘⲀ ⲈⲦⲈ ⲠⲒⲐⲎⲢⲒⲞⲚ ⲘⲘⲞϤ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲮⲈⲨⲆⲞⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲈⲢⲂⲀⲤⲀⲚⲒⲌⲒⲚ ⲘⲘⲰⲞⲨ ⲚⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲈϪⲰⲢϨ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs g86)
ⲞⲨⲞϨ ⲀⲪⲒⲞⲘ ϮⲚⲚⲒⲢⲈϤⲘⲰⲞⲨⲦ ⲈⲦⲈⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦϤ ⲞⲨⲞϨ ⲪⲚⲞⲨⲚ ⲚⲈⲘ ⲀⲘⲈⲚϮ ⲀⲨϮ ⲚⲚⲒⲢⲈϤⲘⲰⲞⲨⲦ ⲈⲦⲈⲚϦⲎⲦⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϮϨⲀⲠ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲚⲞⲨϨⲂⲎⲞⲨⲒ. (Hadēs g86)
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲞⲨⲞϨ ⲪⲚⲞⲨⲚ ⲚⲈⲘ ⲀⲘⲈⲚϮ ⲀⲨϨⲒⲦⲞⲨ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲈϮⲖⲨⲘⲚⲎ ⲚⲬⲢⲰⲘ ⲈⲐⲘⲞϨ ϨⲒ ⲐⲎⲚ. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲚⲈⲘ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲘⲠⲞⲨϪⲈⲘϤ ⲈϤⲤϦⲎ ⲞⲨⲦ ϨⲒ ⲠϪⲰⲘ ⲚⲦⲈⲠⲰⲚϦ ⲀⲨϨⲒⲦⲞⲨ ⲈϮⲖⲨⲘⲚⲎ ⲚⲬⲢⲰⲘ. (Limnē Pyr g3041 g4442)
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲚⲎ ⲆⲈ ⲈⲐⲚⲀⲈⲢϢⲖⲀϨ ⲚϨⲎⲦ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲀⲦⲚⲀϨϮ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲤⲀϤϨⲎⲦ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲢⲈϤϦⲰⲦⲈⲂ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲠⲞⲢⲚⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲚⲒϢⲀⲘϢⲈ ⲒϦ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲤⲀⲘⲈⲐⲚⲞⲨϪ ⲠⲞⲨⲘⲈⲢⲞⲤ ⲈϤⲈϢⲰⲠⲒ ϦⲈⲚϮⲖⲨⲘⲚⲎ ⲚⲦⲈⲠⲒⲬⲢⲰⲘ ⲚⲈⲘ ⲠⲒⲐⲎⲚ ⲈⲦⲈ ⲠⲒⲘⲞⲨ ⲘⲘⲀϨⲂ ⲠⲈ. (Limnē Pyr g3041 g4442)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲚⲚⲈ ⲈϪⲰⲢϨ ϢⲰⲠⲒ ϪⲈ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲚⲞⲨⲈⲢⲬ ⲢⲒⲀ ⲚⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲚϦⲎⲦⲤ ⲞⲨⲆⲈ ⲞⲨⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲚⲦⲈⲪⲢⲎ ϪⲈ ⲠϬⲞⲒⲤ ⲪⲚⲞⲨϮ ⲈϤⲈⲈⲢⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈⲈⲢⲞⲨⲢⲞ ϢⲀ ⲈⲚⲈϨ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! (questioned)
Dezen zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)

DSV > Aionian Verses: 264, Questioned: 2
COB > Aionian Verses: 200