ⲖⲞⲨⲔⲞⲚ 17
1 ⲁ̅ ⲡⲉϫⲁϥ ⲇⲉ ⳿ⲛⲛⲉϥⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ϫⲉ ϩⲱϯ ⳿ⲛⲧⲟⲩ⳿ⲓ ⳿ⲛϫⲉ ⲛⲓ⳿ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲟⲛ ⳿ⲡⲗⲏⲛ ⲟⲩⲟⲓ ⳿ⲙⲫⲏⲉⲧⲉ ⲡⲓ⳿ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲟⲛ ⲛⲏⲟⲩ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲟⲧϥ.
Nog sprak Hij tot zijn leerlingen: Het is onvermijdelijk, dat er ergernissen komen; maar wee hem, door wien ze komen.
2 ⲃ̅ ⲛⲁⲛⲉⲥ ⲛⲁϥ ⳿ⲛⲧⲟⲩⲉϣ ⲟⲩⲱⲛⲓ ⳿ⲙⲙⲟⲩⲗⲟⲛ ⳿ⲉϧⲏⲧϥ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲟⲩϩⲓⲧϥ ⳿ⲉ⳿ϧⲣⲏⲓ ⳿ⲉ⳿ⲫⲓⲟⲙ ⳿ⲉϩⲟⲧⲉ ⳿ⲛⲧⲉϥⲉⲣ⳿ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉⲥⲑⲉ ⳿ⲛⲟⲩⲁⲓ ⳿ⲛⲛⲁⲓⲕⲟⲩϫⲓ.
Het ware hem beter, dat hem een molensteen om de hals werd gehangen, en hij zó in de zee werd geworpen, dan dat hij aan een dezer kleinen ergernis geeft.
Neemt u in acht. Als uw broeder zondigt, berisp hem; en als hij tot inkeer komt, vergeef hem.
4 ⲇ̅ ⲉϣⲱⲡ ⲇⲉ ⲁϥϣⲁⲛⲉⲣⲛⲟⲃⲓ ⳿ⲉⲣⲟⲕ ⳿ⲛⲍ̅ ⳿ⲛⲥⲟⲡ ⲉⲛ ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⳿ⲛⲧⲉϥⲕⲟⲧϥ ⳿ⲉⲣⲟⲕ ⳿ⲛⲍ̅ ⳿ⲛⲥⲟⲡ ⲉϥϫⲱ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ϯⲉⲣⲙⲉⲧⲁⲛⲟⲓⲛ ⲭⲱ ⲛⲁϥ ⳿ⲉⲃⲟⲗ.
En als hij zevenmaal daags tegen u misdoet en zevenmaal tot u terugkeert, en zegt: Het spijt me: dan moet ge hem vergeven.
En de apostelen zeiden tot den Heer: Vermeerder ons geloof.
6 ⲋ̅ ⲡⲉϫⲉ Ⲡ⳪ ⲇⲉ ϫⲉ ⲉⲛⲉ ⲟⲩⲟⲛⲧⲉⲧⲉⲛ ⲛⲁϩϯ ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲏϯ ⳿ⲛⲟⲩⲛⲁⲫⲣⲓ ⳿ⲛϣⲉⲗⲧⲁⲙ ⲛⲁⲣⲉⲧⲉⲛⲛⲁϫⲟⲥ ⳿ⲛϯⲛⲟⲩϩⲓ ϫⲉ ϥⲱϫⲓ ⲟⲩⲟϩ ⲣⲱⲧ ϧⲉⲛ ⳿ⲫⲓⲟⲙ ⲟⲩⲟϩ ⲛⲁⲥⲛⲁⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲛⲥⲁ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⲡⲉ.
En de Heer sprak: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaadje, dan zoudt gij tot deze moerbei zeggen: Trek uw wortels uit, en plant u in zee; en hij zou u gehoorzamen.
7 ⲍ̅ ⲛⲓⲙ ⲇⲉ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⲉⲧⲉ ⲟⲩⲟⲛⲧⲉϥ ⲟⲩⲃⲱⲕ ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲉϥ⳿ⲥⲭⲁⲓ ⲓⲉ ⲉϥⲙⲟⲛⲓ ⲫⲏⲉⲧⲉ ⲁϥϣⲁⲛ⳿ⲓ ⳿ⲉϧⲟⲩⲛ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⳿ⲧⲕⲟⲓ ⲙⲏ ⳿ϥⲛⲁϫⲟⲥ ⲛⲁϥ ⲥⲁⲧⲟⲧϥ ϫⲉ ⲁⲙⲟⲩ ⳿ⲉ⳿ⲡϣⲱⲓ ⲣⲱⲧⲉⲃ.
Wie van u, die een knecht heeft, ploeger of veehoeder, zal tot hem zeggen. als hij thuis komt van het veld: Kom gauw hier aan tafel?
8 ⲏ̅ ⲙⲏ ⳿ϥⲛⲁϫⲟⲥ ⲛⲁϥ ⲁⲛ ϫⲉ ⲥⲟⲃϯ ⳿ⲙⲫⲏ ⳿ⲉϯⲛⲁⲟⲩⲟⲙϥ ⲟⲩⲟϩ ⲙⲟⲣⲕ ϣⲉⲙϣⲓ ⳿ⲙⲙⲟⲓ ϣⲁϯⲟⲩⲱⲙ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲁⲥⲱ ⲟⲩⲟϩ ⲙⲉⲛⲉⲛⲥⲁ ⲁⲓ ϩⲱⲕ ⳿ⲛⲧⲉⲕⲟⲩⲱⲙ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲉⲕⲥⲱ.
Neen; zal hij niet tot hem zeggen: Maak mijn eten klaar; omgord u, en bedien me, totdat ik klaar ben met eten en drinken; daarna kunt ge zelf eten en drinken?
Is hij den knecht soms dankbaar, omdat hij deed wat bevolen was?
10 ⲓ̅ ⲁⲓⲣⲏϯ ⳿ⲛⲑⲱⲧⲉⲛ ϩⲱⲧⲉⲛ ⲁⲣⲉⲧⲉⲛϣⲁⲛ⳿ⲓⲣⲓ ⳿ⲛϩⲱⲃ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲉⲧⲁⲩⲟⲩⲁϩⲥⲁϩⲛⲓ ⳿ⲙⲙⲱⲟⲩ ⲛⲱⲧⲉⲛ ⳿ⲁϫⲟⲥ ϫⲉ ⳿ⲁⲛⲟⲛ ϩⲁⲛⲃⲱⲕ ⳿ⲛⲁⲧϣⲁⲩ ⲡⲉⲧⲉⲣⲟⲛ ⲉⲁⲓϥ ⲁⲛⲁⲓϥ.
Zo moet ook gij, wanneer gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, nog zeggen: We zijn onnutte knechten; we hebben alleen maar gedaan, wat we moesten doen.
11 ⲓ̅ⲁ̅ ⲁⲥϣⲱⲡⲓ ⲉϥϣⲉ ⲛⲁϥ ⳿ⲉ⳿ϩⲣⲏⲓ ⳿ⲉ⳿ⲓⲗ̅ⲏ̅ⲙ̅ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⲛⲁϥⲥⲓⲛⲓⲱⲟⲩ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⲟⲩⲧⲉ ⳿ⲑⲙⲏϯ ⳿ⲛ⳿ⲧⲁⲥⲁⲙⲁⲣⲓ⳿ⲁ ⲛⲉⲙ ϯⲅⲁⲗⲓⲗⲉ⳿ⲁ.
Op zijn reis naar Jerusalem trok Hij langs de grens van Samaria en Galilea heen.
12 ⲓ̅ⲃ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲉϥⲛⲁϣⲉ ⲛⲁϥ ⳿ⲉϧⲟⲩⲛ ⳿ⲉⲟⲩϯⲙⲓ ⲁⲩ⳿ⲓ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲉ⳿ϩⲣⲁϥ ⳿ⲛϫⲉ ⲓ̅ ⳿ⲛⲣⲱⲙⲓ ⳿ⲛⲕⲁⲕⲥⲉϩⲧ ⲟⲩⲟϩ ⲛⲁⲩⲟϩⲓ ⳿ⲉⲣⲁⲧⲟⲩ ϩⲓⲫⲟⲩⲉⲓ.
Toen Hij zeker dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet. Ze bleven op een afstand staan,
en riepen luid: Jesus, Meester, ontferm U onzer.
Toen Hij ze zag, zei Hij hun: Gaat heen, vertoont u aan de priesters. En terwijl ze er heen gingen, werden ze rein.
Eén van hen keerde terug, zodra hij zich genezen zag. Met luider stem verheerlijkte hij God;
en hij viel op zijn aangezicht neer voor zijn voeten, en dankte Hem: en dat was een Samaritaan.
Nu nam Jesus het woord, en sprak: Zijn er geen tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen?
Heeft men niemand anders terug zien keren, om eer te brengen aan God, dan dezen vreemdeling alleen?
En Hij zeide tot hem: Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u gered.
20 ⲕ̅ ⲉⲧⲁⲩϣⲉⲛϥ ⲇⲉ ⳿ⲛϫⲉ ⲛⲓⲫⲁⲣⲓⲥⲉⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲥⲛⲁ⳿ⲓ ⳿ⲛ⳿ⲑⲛⲁⲩ ⳿ⲛϫⲉ ϯⲙⲉⲧⲟⲩⲣⲟ ⳿ⲛⲧⲉ ⲫϯ ⲁϥⲉⲣⲟⲩⲱ ⲛⲱⲟⲩ ⲟⲩⲟϩ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲛⲁⲣⲉ ϯ ⲙⲉⲧⲟⲩⲣⲟ ⳿ⲛⲧⲉ ⲫϯ ⲛⲁ⳿ⲓ ⲁⲛ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲙⲉⲧⲣⲉϥϯ ⳿ϩⲑⲏϥ.
De farizeën vroegen Hem: Wanneer komt het koninkrijk Gods? Hij gaf hun ten antwoord: Het koninkrijk Gods komt zonder opzien te verwekken.
Men zal niet zeggen: Zie, hier is het; zie, daar is het. Want zie, het koninkrijk Gods is midden onder u.
22 ⲕ̅ⲃ̅ ⲡⲉϫⲁϥ ⲇⲉ ⳿ⲛⲛⲉϥⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ϫⲉ ⲥⲉⲛⲏ ⲟⲩ ⳿ⲛϫⲉ ϩⲁⲛ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ϩⲟⲧⲉ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲛⲁⲉⲣⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲛ ⳿ⲉⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲟⲩⲁⲓ ⲛⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⳿ⲛⲧⲉ ⳿ⲡϣⲏ ⲣⲓ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲱⲙⲓ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲛⲉⲧⲉⲛⲛⲁⲩ.
Nu sprak Hij tot zijn leerlingen: Er zullen dagen komen, dat gij zult wensen, één der dagen van den Mensenzoon te zien; en gij zult Hem niet zien.
Men zal tot u zeggen: Zie, ginds is Hij; zie, hier is Hij. Gaat er niet heen, en loopt niemand na.
24 ⲕ̅ⲇ̅ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲏϯ ⳿ⲙⲡⲓⲥⲉⲧⲉⲃⲣⲏϫ ⳿ⲉϣⲁϥⲟⲩⲟⲛϩϥ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⳿ⲧⲫⲉ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲉϥⲉⲣⲟⲩⲱⲓⲛⲓ ⲥⲁⲡⲉⲥⲏⲧ ⳿ⲛ⳿ⲧⲫⲉ ⲫⲁⲓ ⲡⲉ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲏϯ ⲉⲧⲉ ⲡϣⲏ ⲣⲓ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲱⲙⲓ ⲛⲁϣⲱⲡⲓ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⳿ⲛ⳿ϩⲣⲏⲓ ϧⲉⲛ ⲡⲉϥ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ.
Want zoals de bliksem flikkert, en van de ene kant van de hemel naar de andere flitst, zó zal de Mensenzoon er zijn op zijn dag.
Maar eerst moet Hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.
26 ⲕ̅ⲋ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲕⲁⲧⲁ⳿ⲫⲣⲏϯ ⲉⲧⲁⲥϣⲱⲡⲓ ϧⲉⲛ ⲛⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⳿ⲛⲧⲉ ⲛⲱ⳿ⲉ ⲡⲁⲓⲣⲏϯ ⲡⲉⲑⲛⲁϣⲱⲡⲓ ϧⲉⲛ ⲛⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⳿ⲛⲧⲉ ⳿ⲡϣⲏⲣⲓ ⳿ⲙⲫϯ.
En zoals het was in de dagen van Noë, zo zal het ook in de dagen van den Mensenzoon zijn.
27 ⲕ̅ⲍ̅ ⲛⲁⲩⲟⲩⲱⲙ ⲟⲩⲟϩ ⲛⲁⲩⲥⲱ ⲛⲁⲩϭⲓ ⳿ⲥϩⲓⲙⲓ ⲛⲁⲩϭⲓ ϩⲁⲓ ϣⲁ ⲡⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⲉⲧⲁ ⲛⲱ⳿ⲉ ϣⲉ ⲛⲁϥ ⳿ⲉϧⲟⲩⲛ ⳿ⲉϯⲕⲓⲃⲱⲧⲟⲥ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥ⳿ⲓ ⳿ⲛϫⲉ ⲡⲓⲕⲁⲧⲁ⳿ⲕⲗⲩⲥⲙⲟⲥ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥⲧⲁⲕⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲃⲉⲛ.
Men at en dronk, huwde en huwde uit, tot op de dag, dat Noë de ark binnentrad, en de zondvloed kwam en allen verzwolg.
Of zoals het was in de dagen van Lot: men at en dronk, kocht en verkocht, plantte en bouwde.
29 ⲕ̅ⲑ̅ ϧⲉⲛ ⲡⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⲇⲉ ⲉⲧⲁ ⲗⲱⲧ ⳿ⲓ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲥⲟⲇⲟⲙⲁ ⲁϥϩⲱⲟⲩ ⳿ⲛⲟⲩ⳿ⲭⲣⲱⲙ ⲛⲉⲙ ⲟⲩⲑⲏⲛ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲧⲫⲉ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥⲧⲁⲕⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲃⲉⲛ.
Maar op de dag, dat Lot uit Sódoma ging, liet God het vuur en zwavel uit de hemel regenen, en verdelgde allen.
Zo zal het ook gaan op de dag, waarop de Mensenzoon verschijnt.
31 ⲗ̅ⲁ̅ ϧⲉⲛ ⲡⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⲇⲉ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲫⲏⲉⲧⲭⲏ ϩⲓϫⲉⲛ ⳿ⲡϫⲉⲛⲉⲫⲱⲣ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲣⲉ ⲛⲉϥ⳿ⲥⲕⲉⲩⲟⲥ ϧⲉⲛ ⲡⲓⲏⲓ ⳿ⲙⲡⲉⲛ⳿ⲑⲣⲉϥ⳿ⲓ ⳿ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⳿ⲉⲟⲗⲟⲩ ⲟⲩⲟϩ ⲏ ⲉⲧⲭⲏ ϧⲉⲛ ⳿ⲧⲕⲟⲓ ⲡⲁⲓⲣⲏϯ ⲟⲛ ⳿ⲙⲡⲉⲛ⳿ⲑⲣⲉϥⲕⲟⲧϥ ⳿ⲉⲫⲁϩⲟⲩ.
Wie die dag op het dakterras is en zijn meubels in huis heeft hij dale niet af, om ze mee te nemen; en wie op het veld is, kere niet terug.
Denkt aan de vrouw van Lot.
Wie zijn leven tracht te redden, zal het verliezen; en wie het verliest, zal het behouden.
34 ⲗ̅ⲇ̅ ϯϫⲱ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲱⲧⲉⲛ ϫⲉ ⳿ⲛ⳿ϧⲣⲏⲓ ϧⲉⲛ ⲡⲁⲓ⳿ⲉϫⲱⲣϩ ⲉⲩ⳿ⲉϣⲱⲡⲓ ⳿ⲛϫⲉ ⲃ̅ ⲓϫⲉⲛ ⲟⲩϭⲗⲟϫ ⳿ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲡⲓⲟⲩⲁⲓ ⲉⲩ⳿ⲉⲟⲗϥ ⲟⲩⲟϩ ⲡⲓⲕⲉⲟⲩⲁⲓ ⲉⲩ⳿ⲉⲭⲁϥ.
Ik zeg u: In die nacht zullen er twee op één bed liggen: de een wordt opgenomen, de ander achtergelaten;
twee zullen er niet de handmolen malen: de een wordt opgenomen, de ander achtergelaten;
36 ⲗ̅ⲋ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲩⲉⲣⲟⲩ⳿ⲱ ⲡⲉϫⲱⲟⲩ ⲛⲁϥ ϫⲉ ϧⲉⲛ ⲁϣ ⳿ⲙⲙⲁ Ⲡ⳪ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉϫⲁϥ ⲛⲱⲟⲩ ϫⲉ ⲡⲓⲙⲁ ⳿ⲉⲧⲉ ⲡⲓⲥⲱⲙⲁ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⲥⲉⲛⲁⲑⲱⲟⲩϯ ⳿ⲉⲙⲁⲩ ⳿ⲛϫⲉ ⲛⲓⲕⲉ⳿ⲁϧⲱⲙ.
37 ⲗ̅ⲍ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲁⲩⲉⲣⲟⲩⲱ ⲡⲉϫⲱⲟⲩ ⲛⲁϥ ϫⲉ ϧⲉⲛ ⲁϣ ⳿ⲙⲙⲁ Ⲡ⳪ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉϫⲁϥ ⲛⲱⲟⲩ ϫⲉ ⲡⲓⲙⲁ ⲉⲧⲉ ⳿ⲡⲥⲱⲙⲁ ⲙⲟϥ ⲥⲉⲛⲁⲑⲱⲟⲩϯ ⳿ⲉⲙⲁⲩ ⳿ⲛϫⲉ ⲛⲓⲕⲉⲁϧⲱⲙ
Ze antwoordden Hem: Waar, Heer? Hij zei hun: Waar het aas ligt, daar zullen zich ook de gieren verzamelen.
