ⲖⲞⲨⲔⲞⲚ 10
1 ⲁ̅ ⲙⲉⲛⲉⲛⲥⲁ ⲛⲁⲓ ⲇⲉ ⲁ Ⲡ⳪ ⲟⲩⲱⲛϩ ⲛⲕⲉⲟ̅ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥⲟⲩⲟⲣⲡⲟⲩ ⳿ⲛⲃ̅ ⲃ̅ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲁϫⲱϥ ⳿ⲉϧⲟⲩⲛ ⳿ⲉⲟⲩⲃⲁⲕⲓ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲛⲉⲙ ⲙⲁⲓ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⳿ⲉⲛⲁϥⲛⲁϣⲉ ⳿ⲉⲣⲱⲟⲩ.
Na dezen wees de Heere nog zeventig anderen aan, en zond hen twee aan twee voor zijn aangezicht uit, naar iedere stad en plaats waar Hij zelf komen zou.
2 ⲃ̅ ⲛⲁϥϫⲱ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ⲱⲟⲩ ⲡⲉ ϫⲉ ⲡⲓⲱⲥϧ ⲙⲉⲛ ⲟⲩⲛⲓϣϯ ⲡⲉ ⲛⲓⲉⲣⲅⲁⲧⲏⲥ ⲇⲉ ϩⲁⲛⲕⲟⲩϫⲓ ⲛⲉ ⲧⲱⲃϩ ⲟⲩⲛ ⲙⲠ⳪ ⳿ⲙⲡⲓⲱⲥϧ ϩⲟⲡⲱⲥ ⳿ⲛⲧⲉϥϩⲓⲟⲩ⳿ⲓ ⳿ⲛϩⲁⲛⲉⲣⲅⲁⲧⲏⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲉⲡⲉϥⲱⲥϧ.
En Hij zeide tot hen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders; bidt dan den Heere van den oogst dat Hij arbeiders in zijn oogst uitzende.
Gaat heen! ziet, Ik zend u als lammeren in het midden van wolven.
Draagt geen beurs, geen reiszak, geen schoenen, en groet niemand bij den weg;
en in wat huis gij inkomt, zegt eerst: Vrede dezen huize!
6 ⲋ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲉϣⲱⲡ ⳿ⲉ⳿ⲡϣⲏⲣⲓ ⳿ⲛϯϩⲓⲣⲏⲛⲏ ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲧⲉⲧⲉⲛϩⲓⲣⲏⲛⲏ ⲉⲥ⳿ⲉⲙⲧⲟⲛ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ⳿ⲉϫⲱϥ ⲉϣⲱⲡ ⲙⲙⲟⲛ ⲧⲉⲧⲉⲛϩⲓⲣⲏⲛⲏ ⲉⲥ⳿ⲉⲕⲟⲧⲥ ⳿ⲉⲣⲱⲧⲉⲛ.
En als daar een zoon des vredes is, zal uw vrede op hem rusten; maar zoo niet, zoo zal die tot u wederkeeren.
7 ⲍ̅ ϣⲱⲡⲓ ⲇⲉ ϧⲉⲛ ⲡⲓⲏⲓ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲟⲩⲱⲙ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲥⲱ ⳿ⲛⲛⲏⲉⲧⲉⲛⲧⲱⲟⲩ ⲡⲓⲉⲣⲅⲁⲧⲏⲥ ⲅⲁⲣ ⳿ϥ⳿ⲙⲡϣⲁ ⳿ⲛⲧⲉϥ⳿ϧⲣⲉ ⳿ⲙⲡⲉⲣⲟⲩⲱⲧⲉⲃ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲏⲓ ⳿ⲉⲏⲓ.
Maar blijft in dat huis, etende en drinkende van hetgeen zij hebben, want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het eene huis naar het andere.
En in welke stad gij komt en zij u ontvangen, eet wat u wordt voorgezet,
en geneest de kranken die er in zijn en zegt tot hen: Het koninkrijk Gods is nabij u gekomen!
10 ⲓ̅ ϯⲃⲁⲕⲓ ⲇⲉ ⲉⲧⲉⲧⲉⲛⲛⲁϣⲉ ⲛⲱⲧⲉⲛ ⳿ⲉϧⲟⲩⲛ ⳿ⲉⲣⲟⲥ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲟⲩ⳿ϣⲧⲉⲙϣⲉⲡ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⳿ⲉⲣⲱⲟⲩ ⲁⲙⲱⲓⲛⲓ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲛⲉⲥ⳿ⲡⲗⲁⲧⲓ⳿ⲁ ⳿ⲁϫⲟⲥ.
Maar in welke stad gij zult inkomen en zij u niet ontvangen, gaat uit op haar straten en zegt:
11 ⲓ̅ⲁ̅ ϫⲉ ⲡⲓⲕⲉϣⲱⲓϣ ⲉⲧⲁϥⲧⲱⲙⲓ ⳿ⲉⲛⲉⲛ ϭⲁⲗⲁⲩϫ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲧⲉⲧⲉⲛⲃⲁⲕⲓ ⲧⲉⲛⲛⲁⲛⲉϩϥ ⲛⲱⲧⲉⲛ ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲡⲗⲏⲛ ⲫⲁⲓ ⲁⲣⲓ⳿ⲉⲙⲓ ⳿ⲉⲣⲟϥ ϫⲉ ⲁⲥϧⲱⲛⲧ ⳿ⲛϫⲉ ϯⲙⲉⲧⲟⲩⲣⲟ ⳿ⲛⲧⲉ ⲫϯ.
Ook het stof dat van uw stad ons aan de voeten hangt, schudden wij tegen u af; weet nochtans dat het koninkrijk Gods nabij is gekomen!
12 ⲓ̅ⲃ̅ ϯϫⲱ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲱⲧⲉⲛ ϫⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲟⲩⲉⲙⲧⲟⲛ ⲛⲁϣⲱⲡⲓ ⲛⲥⲟⲇⲟⲙⲁ ϧⲉⲛ ⲡⲓ⳿ⲉϩⲟⲟⲩ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⳿ⲉϩⲟⲧⲉ ϯⲃⲁⲕⲓ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ.
Ik zeg u dat het Sodom in dien dag verdragelijker zal zijn dan die stad!
13 ⲓ̅ⲅ̅ ⲟⲩⲟⲓ ⲛⲉ ⲭⲟⲣⲁⲍⲓⲛ ⲟⲩⲟⲓ ⲛⲉ ⲃⲏⲑⲥⲁⲓⲇⲁ ϫⲉ ⳿ⲛ⳿ϩⲣⲏⲓ ϧⲉⲛ ⲧⲩⲣⲟⲥ ⲉⲙ ⳿ⲧⲥⲓⲇⲱⲛ ⲉⲛⲉ ⲁⲩϣⲱⲡⲓ ⳿ⲛϫⲉ ⲛⲁⲓϫⲟⲙ ⲉⲧⲁⲩϣⲱⲡⲓ ϧⲉⲛ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⲛⲉⲓ⳿ⲥⲑⲛⲉⲓ ⲁⲩⲉⲣⲙⲉⲧⲁⲛⲟⲓⲛ ⲉⲩϩⲉⲙⲥⲓ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲥⲟⲕ ⲛⲉⲙ ⲟⲩⲕⲉⲣⲙⲓ.
Wee u, Chorazin! Wee u, Bethsaïda! Want zoo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zouden al over lang in zak en assche zittende berouw gehad hebben.
Maar het zal voor Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in het oordeel dan voor ulieden!
15 ⲓ̅ⲉ̅ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲑⲟ ϩⲱⲓ ⲕⲁⲫⲁⲣⲛⲁⲟⲩⲙ ⲙⲏ ⲧⲉⲣⲁϭⲓⲥⲓ ϣⲁ ⳿ⲉ⳿ϩⲣⲏⲓ ⳿ⲉ⳿ⲧⲫⲉ ⲥⲉⲛⲁⲑⲉⲃⲓ⳿ⲟ ϣⲁ ⳿ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⳿ⲉ⳿ⲁⲙⲉⲛϯ. (Hadēs g86)
En gij, Kapernaüm, zijt gij niet tot den hemel toe verhoogd? — Tot het doodenrijk toe zult gij nedergestooten worden! (Hadēs g86)
16 ⲓ̅ⲋ̅ ⲫⲏⲉⲧⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲛⲥⲱⲧⲉⲛ ⲁϥⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲛⲥⲱⲓ ⲟⲩⲟϩ ⲫⲏⲉⲧϣⲱϣ ⲙⲙⲱⲧⲉⲛ ⲁϥϣⲱϣ ⳿ⲙⲙⲟⲓ ⲫⲏⲉⲧϣⲱϣ ⳿ⲙⲙⲟⲓ ⳿ⲙⲫⲏⲉⲧⲁϥⲧⲁⲟⲩⲟⲓ.
Die u hoort, hoort Mij, en die u versmaadt, versmaadt Mij, en die Mij versmaadt, versmaadt Hem die Mij gezonden heeft.
De zeventig nu keerden met vreugde terug en zeiden: Heere, zelfs de booze geesten waren ons onderworpen in uw Naam!
En Hij zeide tot hen: Ik zag den Satan als een bliksem uit den hemel vallen!
19 ⲓ̅ⲑ̅ ϩⲏⲡⲡⲉ ⲁⲓϯ ⲛⲱⲧⲉⲛ ⳿ⲙⲡⲓⲉⲣϣⲓϣⲓ ⳿ⲉϩⲱⲙⲓ ⳿ⲉϫⲉⲛ ϩⲁⲛϩⲟϥ ⲛⲉⲙ ϩⲁⲛϭⲗⲏ ⲛⲉⲙ ⳿ⲉϫⲉⲛ ϯϫⲟⲙ ⲧⲏⲣⲥ ⳿ⲛⲧⲉ ⲡⲓϫⲁϫⲓ ⲩⲟϩ ⳿ⲛⲛⲉϥϭⲓ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⳿ⲛϫⲟⲛⲥ ⳿ⲛ⳿ϩⲗⲓ.
Ziet, Ik heb u de macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden, en over al de kracht van den vijand, en niets zal u schade doen.
20 ⲕ̅ ⳿ⲡⲗⲏⲛ ⳿ⲙⲡⲉⲣⲣⲁϣⲓ ϧⲉⲛ ⲫⲁⲓ ϫⲉ ⲡⲓⲡ͞ⲛⲁ̅ ⲥⲉϭⲛⲟ ⳿ⲛϫⲱⲟⲩ ⲛⲱⲧⲉⲛ ⲣⲁϣⲓ ⲇⲉ ⳿ⲛⲑⲟϥ ϫⲉ ⲛⲉⲧⲉⲛⲣⲁⲛ ⲉ⳿ⲥϧⲏⲟⲩⲧ ϧⲉⲛ ⲛⲓⲫⲏⲟⲩ⳿ⲓ.
Maar verblijdt u niet daarover dat u de geesten onderworpen zijn, maar verblijdt u dat uw namen zijn geschreven in de hemelen.
21 ⲕ̅ⲁ̅ ⳿ⲛ⳿ϩⲣⲏⲓ ⲇⲉ ϧⲉⲛ ϯⲟⲩⲛⲟⲩ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲁϥⲑⲉⲗⲏⲗ ϧⲉⲛ ⲡⲓⲡ͞ⲛⲁ̅ ⲉⲑⲟⲩⲁⲃ ⲟⲩⲟϩ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ϯⲟⲩⲱⲛϩ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲫⲓⲱⲧ Ⲡ⳪ ⳿ⲛ⳿ⲧⲫⲉ ⲛⲉⲙ ⲡⲓⲕⲁϩⲓ ϫⲉ ⲁⲕϩⲉⲡ ⲛⲁⲓ ⳿ⲉϩⲁⲛⲥⲁⲃⲉⲩ ⲛⲉⲙ ϩⲁⲛⲕⲁⲧϩⲏⲧ ⲟⲩⲟϩ ⲁⲕϭⲟⲣⲡⲟⲩ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲛϩⲁⲛⲕⲟⲩϫⲓ ⳿ⲛ⳿ⲁⲗⲱⲟⲩ⳿ⲓ ⲁϩⲁ ⳿ⲫⲓⲱⲧ ϫⲉ ⲫⲁⲓ ⲡⲉ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲏϯ ⳿ⲙⲡⲓϯⲙⲁϯ ⲉⲧⲁϥϣⲱⲡⲓ ⳿ⲙⲡⲉⲕ⳿ⲙⲑⲟ.
In die ure verheugde Jezus zich in den Heiligen Geest en zeide: Ik loof U, Vader! Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen hebt verborgen voor de wijzen en verstandigen, en ze den kinderkens hebt geopenbaard; ja, o Vader! want zóó is het welbehagelijk geweest voor uw aangezicht!
22 ⲕ̅ⲃ̅ ϩⲱⲃ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲁⲩⲧⲏⲓⲧⲟⲩ ⲛⲏⲓ ⳿ⲛⲧⲉⲛ ⲡⲁⲓⲱⲧ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲙⲙⲟⲛ ⳿ϩⲗⲓ ⲱⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲛⲓⲙ ⲡⲉ ⳿ⲡϣⲏⲣⲓ ⳿ⲉⲃⲏⲗ ⳿ⲉ⳿ⲫⲓⲱⲧ ⲟⲩⲟϩ ϫⲉ ⲛⲓⲙ ⲡⲉ ⳿ⲫⲓⲱⲧ ⳿ⲉⲃⲏⲗ ⳿ⲉ⳿ⲡϣⲏⲣⲓ ⲛⲉⲙ ⲫⲏⲉⲧⲉ ⳿ⲡϣⲏⲣⲓ ⲟⲩⲱϣ ⳿ⲉϭⲱⲣⲡ ⲛⲁϥ ⳿ⲉⲃⲟⲗ.
Alle dingen zijn Mij overgegeven van mijn Vader en niemand weet wie de Zoon is dan de Vader, noch wie de Vader is dan de Zoon, en wien het de Zoon zal willen openbaren.
23 ⲕ̅ⲅ̅ ⲩⲟϩ ⲉⲧⲁϥⲕⲟⲧϥ ⳿ⲉⲛⲉϥⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ⲥⲁ⳿ⲡⲥⲁ ⳿ⲙⲙⲁⲩⲁⲧⲟⲩ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲱⲟⲩ⳿ⲛⲓⲁⲧⲟⲩ ⳿ⲛⲛⲓⲃⲁⲗ ⲉⲑⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲛⲏⲉⲧⲉⲧⲉⲛⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲣⲱⲟⲩ.
En Hij keerde zich tot de discipelen afzonderlijk en zeide: Zalig de oogen die zien wat gij ziet.
24 ⲕ̅ⲇ̅ ϯϫⲱ ⲁⲣ ⳿ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲱⲧⲉⲛ ϫⲉ ϩⲁⲛⲙⲏ ϣ ⳿ⲙ⳿ⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲛⲉⲙ ϩⲁⲛⲟⲩⲣⲱⲟⲩ ⲁⲩⲟⲩⲱϣ ⳿ⲉⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲛⲏⲉⲧⲉⲧⲉⲛⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲣⲱⲟⲩ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲙⲡⲟⲩⲛⲁⲩ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲉⲛⲏⲉⲧⲉⲧⲉⲛⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲉⲣⲱⲟⲩ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲙⲡⲟⲩⲥⲱⲧⲉⲙ.
Want Ik zeg u dat veel profeten en koningen hebben gewenscht te zien wat gij ziet, en hebben het niet gezien; en te hooren wat gij hoort, en hebben het niet gehoord.
25 ⲕ̅ⲉ̅ ⲟⲩⲟϩ ϩⲏⲡⲡⲉ ⲓⲥ ⲟⲩⲛⲟⲙⲓⲕⲟⲥ ⲁϥⲧⲱⲛϥ ⲁϥⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲓⲣⲉϥϯ⳿ⲥⲃⲱ ⲟⲩ ⲡⲉϯⲛⲁⲛⲁⲓϥ ⳿ⲛⲧⲁⲉⲣ⳿ⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓⲛ ⳿ⲛⲟⲩⲱⲛϧ ⳿ⲛⲉⲛⲉϩ. (aiōnios g166)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op en zeide, om Hem te verzoeken: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen? (aiōnios g166)
En Hij zeide tot hem: Wat is er in de wet geschreven? hoe leest gij?
27 ⲕ̅ⲍ̅ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⲇⲉ ⲁϥⲉⲣⲟⲩⲱ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲉⲕ⳿ⲉⲙⲉⲛⲣⲉ Ⲡ⳪ ⲡⲉⲕⲛⲟⲩϯ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲡⲉⲕϩⲏ ⲧ ⲧⲏⲣϥ ⲛⲉⲙ ⲉⲕⲯⲩⲭⲏ ⲧⲏⲣⲥ ⲛⲉⲙ ⲧⲉⲕϫⲟⲙ ⲧⲏⲣⲥ ⲛⲉⲙ ϧⲉⲛ ⲛⲉⲕⲙⲉⲩⲓ ⲧⲏⲣϥ ⲛⲉⲙ ⲡⲉⲕ⳿ϣⲫⲏⲣ ⳿ⲙⲡⲉⲕⲣⲏϯ.
Hij antwoordde en zeide: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en met uw geheele ziel, en met geheel uw kracht, en met al uw verstand, en uw naaste als u zelven.
En Hij zeide tot hem: Recht geantwoord! doe dit en gij zult leven!
Maar hij wilde zich zelven rechtvaardigen en zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?
30 ⲗ̅ ϥⲉⲣⲟⲩⲱ ⲇⲉ ⳿ⲛϫⲉ Ⲓⲏ̅ⲥ̅ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲛⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲟⲩⲣⲱⲙⲓ ⲉϥⲛⲏⲟⲩ ⳿ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⳿ⲓⲗ̅ⲏ̅ⲙ̅ ⳿ⲉⲓⲉⲣⲓⲭⲱ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥ⳿ⲓ ⳿ⲉⲧⲟⲧⲟⲩ ⳿ⲛϩⲁⲛⲥⲓⲛⲱⲟⲩ⳿ⲓ ⲟⲩⲟϩ ⲧⲁⲩⲃⲁϣϥ ⲁⲩϯ ⳿ⲛϩⲁⲛⲉⲣϧⲱⲧ ⲛⲁϥ ⲁⲩϣⲉ ⲛⲱⲟⲩ ⲁⲩⲭⲁϥ ⲉϥⲟⲓ ⳿ⲙⲫⲁϣⲙⲟⲩ.
En Jezus nam het woord en zeide: Een zeker mensch ging af van Jerusalem naar Jericho, en viel onder roovers, die hem uitplunderden en slagen gaven, en weggaande hem halfdood lieten liggen.
31 ⲗ̅ⲁ̅ ⲕⲁⲧⲁ ⲟⲩϯⲙⲁϯ ⲇⲉ ⲟⲩⲟⲩⲏⲃ ⲛⲁϥⲛⲏ ⲟⲩ ⳿ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲃⲟⲗ ϧⲉⲛ ⲡⲓⲙⲱⲓⲧ ⳿ⲉⲧⲉ⳿ⲙⲙⲁⲩ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲧⲁϥⲛⲁⲩ ⳿ⲉⲣⲟϥ ⲁϥⲥⲉⲛϥ ⲁϥⲭⲁϥ.
Toevallig kwam er nu een zeker priester langs dien weg, die hem zag en voorbijging.
Eveneens kwam er ook een Leviet aan die plaats, die hem zag en voorbijging.
Maar een zeker Samaritaan, die op reis was, kwam bij hem en werd met barmhartigheid bewogen, toen hij hem zag,
34 ⲗ̅ⲇ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲧⲁϥ⳿ⲓ ϥⲙⲟⲩⲣ ⳿ⲛⲛⲉϥⲉⲣϧⲱⲧ ⲁϥϯ ⲛⲉϩ ϩⲓ ⲏⲣⲡ ⳿ⲛⲥⲱⲟⲩ ⲉⲧⲁϥⲧⲁⲗⲟϥ ⳿ⲉⲡⲉⲧⲉⲫⲱϥ ⳿ⲛⲧⲉⲃⲛⲏ ⲁϥ⳿ⲉⲛϥ ⳿ⲉⲟⲩⲡⲁⲛⲧⲟⲭⲓⲟⲛ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥϥⲓ ⲡⲉϥⲣⲱⲟⲩϣ.
en ging naar hem toe en verbond zijn wonden, gietende daarop olie en wijn; en hem op zijn eigen lastdier zettende, bracht hij hem naar een herberg en zorgde voor hem.
35 ⲗ̅ⲉ̅ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲉⲡⲉϥⲣⲁⲥϯ ⲁϥⲉⲛ ⲇⲏⲛⲁⲣⲓⲟⲛ ⲃ̅ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⲁϥⲧⲏⲓⲧⲟⲩ ⳿ⲙⲡⲓⲡⲁⲛⲧⲟⲭⲉⲟⲥ ⲟⲩⲟϩ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ϥⲓ ⲡⲉϥⲣⲱⲟⲩϣ ϧⲉⲛ ⲛⲁⲓ ⲟⲩⲟϩ ⲡⲓϩⲟⲩ⳿ⲟ ⲉⲧⲉⲕⲛⲁϭⲟϥ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲉⲣⲟϥ ⳿ⲁⲛⲟⲕ ⲁⲓϣⲁⲛⲧⲁⲥⲑⲟ ϯⲛⲁⲧⲏⲓϥ ⲛⲁⲕ.
En den volgenden dag weggaande, nam hij twee penningen, en gaf die aan den waard, en zeide: Zorg voor hem en wat gij meer mocht voorschieten zal ik u teruggeven als ik wederkom.
Wie van deze drie schijnt u toe de naaste te zijn geweest van hem die onder de roovers was gevallen?
37 ⲗ̅ⲍ̅ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲫⲏⲉⲧⲁϥ⳿ⲓⲣⲓ ⳿ⲙⲡⲓⲛⲁⲓ ⲛⲉⲙⲁϥ ⲡⲉϫⲁϥ ⲇⲉ ⲛⲁϥ ⳿ⲛϫⲉ Ⲓⲏ̅ⲥ̅ ϫⲉ ⲙⲁϣⲉ ⲛⲁⲕ ⲁⲣⲓⲟⲩ⳿ⲓ ϩⲱⲕ ⳿ⲙⲡⲁⲓⲣⲏϯ.
De wetgeleerde zeide: Die hem barmhartigheid heeft bewezen. — Jezus dan zeide tot hem: Gij ook, ga heen, en doe alzoo!
En toen zij reisden geschiedde het dat Hij kwam in zeker dorp; en zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis.
39 ⲗ̅ⲑ̅ ⲟⲩⲟϩ ⲛⲉ ⲟⲩⲟⲛⲧⲉ ⲑⲁⲓ ⳿ⲛⲟⲩⲥⲱⲛⲓ ⲉⲩⲙⲟⲩϯ ⳿ⲉⲣⲟⲥ ϫⲉ ⲙⲁⲣⲓ⳿ⲁ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲧⲁⲥϩⲉⲙⲥⲓ ϧⲁⲧⲉⲛ ⲛⲉⲛϭⲁⲗⲁⲩϫ ⳿ⲙⲠ⳪ ⲛⲁⲥⲥⲱⲧⲉⲙ ⳿ⲉⲡⲉϥⲥⲁϫⲓ.
En deze had een zuster, met name Maria, die zich ook zette aan de voeten des Heeren om zijn woord te hooren.
40 ⲙ̅ ⲙⲁⲣⲑⲁ ⲇⲉ ⲛⲁⲥϭⲓ ⳿ⲛ⳿ϩⲣⲁⲥ ⲡⲉ ⳿ⲙ⳿ⲡⲕⲱϯ ⳿ⲛⲟⲩⲙⲏϣ ⳿ⲛϣⲉⲙϣⲓ ⲉⲧⲁⲥⲟϩⲓ ⳿ⲉⲣⲁⲧⲥ ⲡⲉϫⲁⲥ ϫⲉ Ⲡ⳪ ⳿ⲥⲉⲣⲙⲉⲗⲓ ⲛⲁⲕ ⲁⲛ ϫⲉ ⲁ ⲧⲁⲥⲱⲛⲓ ⲭⲁⲧ ⳿ⲙⲙⲁⲩⲁⲧ ⲉⲓϣⲉⲙϣⲓ ⳿ⲁϫⲟⲥ ⲟⲩⲛ ⲛⲁⲥ ϩⲓⲛⲁ ⳿ⲛⲧⲉⲥϯⲧⲟⲧⲥ ⲛⲏⲓ.
Maar Martha was druk bezig met veel bedienens, en zij trad toe en zeide: Heere, let Gij er niet op dat mijn zuster mij alleen laat dienen? zeg haar toch dat zij mij moet helpen!
Maar de Heere antwoordde en zeide tot haar: Martha, Martha! gij zorgt en bekommert u over veel dingen!
42 ⲙ̅ⲃ̅ ϩⲁⲛⲕⲟⲩϫⲓ ⲇⲉ ⲡⲉ ϯ⳿ⲭⲣⲓⲁ ⲓⲉ ⲟⲩⲁⲓ ⲙⲁⲣⲓ⳿ⲁ ⲇⲉ ⲁⲥⲥⲱⲧⲡ ⲛⲁⲥ ⳿ⲛϯⲧⲟⲓ ⲉⲑⲛⲁⲛⲉⲥ ⲑⲏ ⲧⲉ⳿ⲛⲥⲉⲛⲁ⳿ϣⲟⲗϥ ⳿ⲛⲧⲟⲧⲥ ⲁⲛ
toch is er één ding noodig! Maria nu heeft het goede deel gekozen, dat niet van haar zal worden weggenomen.
