ⳘⲀⲦⲐⲈⲞⲚ 24
1 ⲁ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤⲒ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒⲈⲢⲪⲈⲒ ⲚⲀϤⲘⲞϢⲒ ⲠⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲒ ϨⲀⲢⲞϤ ⲚϪⲈⲚⲈϤⲘⲀⲐⲎⲦⲎⲤ ⲈⲨⲦⲀⲘⲞ ⲘⲘⲞϤ ⲈⲚⲒⲔⲰⲦ ⲚⲦⲈⲠⲒⲈⲢⲪⲈⲒ.
En Jezus ging uit den tempel en vertrok. En zijn discipelen kwamen om Hem de gebouwen des tempels te toonen.
2 ⲃ̅ ⲚⲐⲞϤ ⲆⲈ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲰⲞⲨ ϪⲈ ⲦⲈⲦⲈⲚⲚⲀⲨ ⲈⲚⲀⲒ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲚⲚⲞⲨⲬⲀ ⲞⲨⲰⲚⲒ ⲈϪⲈⲚ ⲞⲨⲰⲚⲒ ⲘⲠⲀⲒⲘⲀ ⲚⲤⲈⲚⲀⲂⲞⲖϤ ⲈⲂⲞⲖ ⲀⲚ.
Doch Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij niet dit alles? Voorwaar Ik zeg u, hier zullen geen twee steenen op malkander gelaten worden, die niet zullen afgebroken worden.
3 ⲅ̅ ⲈϤϨⲈⲘⲤⲒ ⲆⲈ ϨⲒϪⲈⲚ ⲠⲒⲦⲰⲞⲨ ⲚⲦⲈⲚⲒϪⲰⲒⲦ ⲀⲨⲒ ϨⲀⲢⲞϤ ⲚϪⲈⲚⲈϤⲘⲀⲐⲎⲦⲎⲤ ⲤⲀⲠⲤⲀ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦⲞⲨ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀϪⲞⲤ ⲚⲀⲚ ϪⲈ ⲈⲢⲈ ⲚⲀⲒ ϢⲰⲠⲒ ⲚⲐⲚⲀⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀϢ ⲠⲈ ⲠⲒⲘⲎⲒⲚⲒ ⲚⲦⲈⲠⲈⲔϪⲒⲚⲒ ⲚⲈⲘ ⲦϦⲀⲎ ⲚⲦⲈⲠⲀⲒⲈⲚⲈϨ. (aiōn g165)
En toen Hij op den Berg der Olijven zat, kwamen de discipelen tot Hem afzonderlijk, zeggende: Zeg ons, wanneer zal dit zijn? en wat is het teeken van uw toekomst en van de voleinding der eeuw? (aiōn g165)
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide!
Want velen zullen komen onder mijn Naam, zeggende: Ik hen de Christus; en velen zullen zij verleiden.
6 ⲋ̅ ⲈⲢⲈⲦⲈⲚⲤⲰⲦⲈⲘ ⲆⲈ ⲈϨⲀⲚⲂⲰⲦⲤ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲤⲘⲎ ⲘⲂⲰⲦⲤ ⲀⲚⲀⲨ ⲘⲠⲈⲢϢⲐⲞⲢⲦⲈⲢ ϨⲰϮ ⲄⲀⲢ ⲠⲈ ⲚⲦⲞⲨϢⲰⲠⲒ ⲀⲖⲖⲀ ⲘⲠⲀⲦⲈ ⲦϦⲀⲎ ϢⲰⲠⲒ.
En gij zult hooren van oorlogen en oorlogsgeruchten! Ziet toe en verschrikt niet! want dit moet geschieden, maar nog is het einde er niet.
7 ⲍ̅ ⲈⲢⲈ ⲞⲨⲈⲐⲚⲞⲤ ⲄⲀⲢ ⲦⲰⲚϤ ⲈϪⲈⲚ ⲞⲨⲈⲐⲚⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲞⲨⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲈϪⲈⲚ ⲞⲨⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈϢⲰⲠⲒ ⲚϪⲈϨⲀⲚⲘⲞⲚⲘⲈⲚ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚϨⲔⲞ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲘⲞⲨ ⲔⲀⲦⲀ ⲘⲀ.
Want het eene volk zal opstaan tegen het andere, en het eene koninkrijk tegen het andere, en er zullen allerwege hongersnooden, en pest, en aardbevingen zijn.
En dit alles is maar een begin van de smarten.
9 ⲑ̅ ⲦⲞⲦⲈ ⲈⲨⲈϮ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲈⲠϨⲞϪϨⲈϪ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈϦⲈⲦⲈⲂ ⲐⲎⲚⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲢⲈⲦⲈⲚⲈϢⲰⲠⲒ ⲈⲨⲘⲞⲤϮ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ ⲚϪⲈⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲈⲐⲂⲈ ⲠⲀⲢⲀⲚ.
Dan zal men u overleveren tot verdrukking, en men zal u dooden, en gij zult gehaat zijn door al de volken, om mijns Naams wil.
En dan zullen velen geërgerd worden, malkander overleveren en malkander haten.
En vele valsche profeten zullen verwekt worden en die zullen velen verleiden.
En door het toenemen der goddeloosheid zal de liefde van velen verminderen.
Maar wie zal volharden tot het einde, die zal behouden worden.
14 ⲓ̅ⲇ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈϨⲒⲰⲒϢ ⲘⲠⲀⲒⲈⲨⲀⲄⲄⲈⲖⲒⲞⲚ ⲚⲦⲈϮⲘⲈⲦⲞⲨⲢⲞ ϦⲈⲚϮⲞⲒⲔⲞⲨⲘⲈⲚⲎ ⲦⲎⲢⲤ ⲈⲨⲘⲈⲦⲘⲈⲐⲢⲈ ⲚⲚⲒⲈⲐⲚⲞⲤ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲦⲞⲦⲈ ⲈⲤⲈⲒ ⲚϪⲈϮϦⲀⲎ.
En dit Evangelie des koninkrijks zal gepredikt worden over de geheele aarde, tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen.
15 ⲓ̅ⲉ̅ ⲈϢⲰⲠ ⲆⲈ ⲚⲦⲈⲦⲈⲚⲚⲀⲨ ⲈⲠⲒⲤⲰϤ ⲚⲦⲈⲠϢⲀϤⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤϪⲞϤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲆⲀⲚⲒⲎⲖ ⲠⲒⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲈϤⲞϨⲒ ⲈⲢⲀⲦϤ ϦⲈⲚⲠⲒⲘⲀ ⲈⲐⲞⲨⲀⲂ ⲪⲎ ⲈⲦⲰϢ ⲘⲀⲢⲈϤⲔⲀϮ.
Wanneer gij dan den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël den profeet, zult zien staan in de heilige plaats (die het leest lette er op!):
dat alsdan degenen die in Judea zijn, vluchten op de bergen.
Die op het dak is, kome dan niet af om weg te nemen wat in zijn huis is,
en die op den akker is, keere niet terug om zijn kleed weg te nemen.
Maar wee den zwangeren en den zogenden in die dagen!
En bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters of op een sabbat.
21 ⲕ̅ⲁ̅ ⲈⲢⲈ ⲞⲨⲚⲒϢϮ ⲄⲀⲢ ⲚϨⲞϪϨⲈϪ ϢⲰⲠⲒ ϦⲈⲚⲠⲒⲤⲎⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲘⲠⲈ ⲞⲨⲞⲚ ϢⲰⲠⲒ ⲘⲠⲈϤⲢⲎϮ ⲒⲤϪⲈⲚ ϨⲎ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ ϢⲀ ϮⲚⲞⲨ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲚⲈ ⲞⲨⲞⲚ ϢⲰⲠⲒ ⲞⲚ.
Want alsdan zal de verdrukking groot zijn, zooals er geen is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en er ook geen zijn zal.
22 ⲕ̅ⲃ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲂⲎⲖ ϪⲈ ⲀⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲈⲢⲔⲞⲨϪⲒ ⲠⲈ ⲚⲚⲀⲨⲚⲀⲚⲞϨⲈⲘ ⲀⲚ ⲠⲈ ⲚϪⲈⲤⲀⲢⲜ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲈⲐⲂⲈ ⲚⲒⲤⲰⲦⲠ ⲆⲈ ⲈⲢⲈ ⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲈⲢⲔⲞⲨϪⲒ.
En wanneer die dagen niet verkort waren, zou er niet één mensch behouden worden; maar om de uitverkorenen zullen die dagen verkort worden.
Zoo iemand dan tot u zegt: Ziet, hier de Christus! of daar! — gelooft het niet.
24 ⲕ̅ⲇ̅ ⲈⲨⲈⲦⲰⲞⲨⲚⲞⲨ ⲄⲀⲢ ⲚϪⲈϨⲀⲚⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲚⲚⲞⲨϪ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲚⲚⲞⲨϪ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈϮ ⲚϨⲀⲚⲚⲒϢϮ ⲘⲘⲎⲒⲚⲒ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚϢⲪⲎⲢⲒ ϨⲰⲤⲦⲈ ⲈⲚⲈ ⲞⲨⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲚⲤⲈⲤⲰⲢⲈⲘ ⲚⲚⲀⲔⲈⲤⲰⲦⲠ.
Want er zullen schijnchristussen en schijnprofeten opstaan, en die zullen groote teekenen en mirakelen doen, zoodat zij zelfs, als het mogelijk was, de uitverkorenen zouden in doling brengen.
Ziet, Ik heb het u voorzegd!
Zoo zij dan tot u zeggen: Ziet, in de woestijn is Hij! gaat dan niet uit. Ziet, in de binnenkameren! gelooft het niet.
27 ⲕ̅ⲍ̅ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲄⲀⲢ ⲘⲠⲒⲤⲈⲦⲈⲂⲢⲎϪ ⲈϢⲀϤⲒ ⲈⲂⲞⲖ ⲤⲀⲠⲈⲒⲈⲂⲦ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϤⲞⲨⲞⲚϨϤ ⲤⲀⲠⲈⲘⲈⲚⲦ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲘⲠϪⲒⲚⲒ ⲘⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ.
Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzoo zal de toekomst zijn van den Zoon des menschen.
Want waar het lijk is, daar zullen de arenden vergaderd worden.
29 ⲕ̅ⲑ̅ ⲤⲀⲦⲞⲦϤ ⲆⲈ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲀ ⲠⲒϨⲞϪϨⲈϪ ⲚⲦⲈⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲪⲢⲎ ⲈϤⲈⲈⲢⲬⲀⲔⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲒⲞϨ ⲚⲚⲈϤϮ ⲘⲠⲈϤⲞⲨⲰⲒⲚⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲒⲤⲒⲞⲨ ⲈⲨⲈϨⲈⲒ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲒϪⲞⲘ ⲚⲦⲈⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ ⲈⲨⲈⲔⲒⲘ.
En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen beroerd worden.
30 ⲗ̅ ⲦⲞⲦⲈ ⲈϤⲈⲞⲨⲰⲚϨ ⲈⲂⲞⲖ ⲚϪⲈⲠⲒⲘⲎⲒⲚⲒ ⲚⲦⲈⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲞⲨⲞϨ ⲦⲞⲦⲈ ⲈⲨⲈⲚⲈϨⲠⲒ ⲚϪⲈⲚⲒⲪⲨⲖⲎ ⲦⲎⲢⲞⲨ ⲚⲦⲈⲠⲔⲀϨⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈⲚⲀⲨ ⲈⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ⲈϤⲚⲎ ⲞⲨ ⲈϪⲈⲚ ⲚⲒϬⲎⲠⲒ ⲚⲦⲈⲦⲪⲈ ⲚⲈⲘ ⲞⲨϪⲞⲘ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲚⲒϢϮ ⲚⲰⲞⲨ.
En dan zal het teeken van den Zoon des menschen verschijnen aan den hemel, en al de geslachten der aarde zullen weenen en den Zoon des menschen zien komen op de wolken des hemels met kracht en veel glorie.
31 ⲗ̅ⲁ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲦⲀⲞⲨⲞ ⲚⲚⲈϤⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲞⲨⲚⲒϢϮ ⲚⲤⲀⲖⲠⲒⲄⲄⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲈⲐⲰⲞⲨϮ ⲚⲚⲈϤⲤⲰⲦⲠ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲠⲒϤⲦⲞⲨ ⲐⲎⲞⲨ ⲒⲤϪⲈⲚ ⲀⲨⲢⲎϪⲞⲨ ⲚⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ ϢⲀ ⲀⲨⲢⲎϪⲞⲨ.
En Hij zal zijn engelen uitzenden met sterk bazuingeluid, en die zullen zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier windstreken, van het ééne einde der hemelen tot het andere.
32 ⲗ̅ⲃ̅ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚϮⲂⲰ ⲚⲔⲈⲚⲦⲈ ⲀⲢⲒⲈⲘⲒ ⲈϮⲠⲀⲢⲀⲂⲞⲖⲎ ⲈϢⲰⲠ ϨⲎⲆⲎ ⲚⲦⲈⲚⲈⲤϪⲀⲖ ϬⲚⲞⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈⲚⲈⲤϪⲰⲂⲒ ϮⲞⲨⲰ ⲈⲂⲞⲖ ϢⲀⲢⲈⲦⲈⲚⲈⲘⲒ ϪⲈ ϤϦⲈⲚⲦ ⲚϪⲈⲠⲒϢⲰⲘ.
Leert dan van den vijgeboom deze gelijkenis: Zoodra zijn tak zacht wordt en de bladeren uitbotten, weet gij dat de zomer nabij is.
Alzoo ook gij, als gij dit alles ziet, dan weet gij dat Hij nabij is, vóór de deur.
Voorwaar Ik zeg u, dat deze natie niet zal voorbijgaan totdat dit alles zal geschied zijn.
De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.
36 ⲗ̅ⲋ̅ ⲈⲐⲂⲈ ⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲚⲈⲘ ϮⲞⲨⲚⲞⲨ ⲘⲘⲞⲚ ϨⲖⲒ ⲈⲘⲒ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲞⲨⲆⲈ ⲚⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲚⲦⲈⲚⲒⲪⲎⲞⲨⲒ ⲈⲂⲎⲖ ⲈⲪⲒⲰⲦ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ.
Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, maar wel mijn Vader alleen.
En gelijk de dagen van Noach, alzoo zal de toekomst van den Zoon des menschen zijn.
38 ⲗ̅ⲏ̅ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲄⲀⲢ ⲈⲚⲀⲨϢⲞⲠ ϦⲈⲚⲚⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦϦⲀϪⲰϤ ⲘⲠⲒⲔⲀⲦⲀⲔⲖⲨⲤⲘⲞⲤ ⲈⲨⲞⲨⲰⲘ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲤⲰ ⲈⲨϬⲒⲤϨⲒⲘⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨϬⲒϨⲀⲒ ϢⲀ ⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲀ ⲚⲰⲈ ϢⲈ ⲚⲀϤ ⲈϦⲞⲨⲚ ⲈϮⲔⲒⲂⲰⲦⲞⲤ ⲘⲘⲞϤ
Want gelijk zij waren in de dagen vóór den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk gevende, tot op den dag zelven dat Noach naar de ark ging,
39 ⲗ̅ⲑ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲘⲠⲞⲨⲈⲘⲒ ϢⲀⲦⲈϤⲒ ⲚϪⲈⲠⲒⲔⲀⲦⲀⲔⲖⲨⲤⲘⲞⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϤⲈⲖ ⲞⲨⲞⲚ ⲚⲒⲂⲈⲚ ⲠⲀⲒⲢⲎϮ ⲠⲈⲐⲚⲀϢⲰⲠⲒ ϦⲈⲚⲠϪⲒⲚⲒ ⲘⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ.
en het niet begrepen, totdat de zondvloed kwam en allen wegnam, — alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen.
Dan zullen er twee zijn op den akker; de een wordt medegenomen en de ander achtergelaten.
Twee zullen er malen in den molen; de eene wordt medegenomen en de andere achtergelaten.
Waakt dus, want gij weet niet op welken dag uw Heer komt.
43 ⲙ̅ⲅ̅ ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ⲀⲢⲒⲈⲘⲒ ⲈⲢⲞϤ ϪⲈ ⲈⲚⲀⲢⲈ ⲠⲒⲚⲈⲂⲎⲒ ⲈⲘⲒ ϪⲈ ⲀⲢⲈ ⲠⲤⲞⲚⲒ ⲚⲎⲞⲨ ⲚⲀϤ ϦⲈⲚⲀϢ ⲚⲞⲨⲚⲞⲨ ⲚⲀϤⲚⲀⲢⲰⲒⲤ ⲠⲈ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲈϤϢⲦⲈⲘⲬ ⲀϤ ⲈϬⲒ ⲘⲠⲈϤⲎⲒ.
Maar dit verstaat gij, dat, als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en niet toegelaten dat zijn huis doorgraven werd.
44 ⲙ̅ⲇ̅ ⲈⲐⲂⲈⲪⲀⲒ ϨⲰⲦⲈⲚ ϢⲰⲠⲒ ⲈⲢⲈⲦⲈⲚⲤⲈⲂⲦⲰⲦ ϪⲈ ϦⲈⲚϮⲞⲨⲚⲞⲨ ⲈⲦⲈⲦⲈⲚⲤⲰⲞⲨⲚ ⲘⲘⲞⲤ ⲀⲚ ⲀⲢⲈ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ ⲚⲎⲞⲨ ⲚϦⲎⲦⲤ.
Daarom, zijt ook gij bereid, want in een ure waarin gij het niet meent, komt de Zoon des menschen.
45 ⲙ̅ⲉ̅ ⲚⲒⲘ ϨⲀⲢⲀ ⲠⲈ ⲠⲒⲠⲒⲤⲦⲞⲤ ⲘⲂⲰⲔ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲤⲀⲂⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲠⲈϤϬⲞⲒⲤ ⲚⲀⲬⲀϤ ⲈϨⲢⲎⲒ ⲈϪⲈⲚ ⲚⲈϤⲈⲂⲒⲀⲒⲔ ⲈϮ ⲚⲦⲞⲨϦⲢⲈ ⲚⲰⲞⲨ ϦⲈⲚⲠⲤⲎⲞⲨ ⲚⲦⲎⲒⲤ.
Wie is toch de getrouwe en verstandige dienst knecht, dien de heer heeft gesteld over zijn huisgezin, om hun voedsel te geven op zijn tijd?
Zalig die dienstknecht, wien zijn heer, als hij komt, zal vinden alzoo doende!
Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal stellen over al zijn goederen.
Maar wanneer die booze dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft!
en hij begint zijn mededienstknechten te slaan, en hij eet en drinkt met de dronkaards;
dan zal de heer van dien dienstknecht komen op een dag waarop hij het niet verwacht, en in een ure waarin hij het niet meent,
51 ⲛ̅ⲁ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲪⲞⲢϪϤ ϦⲈⲚⲦⲈϤⲘⲎϮ ⲞⲨⲞϨ ⲈϤⲈⲬⲰ ⲚⲦⲈϤⲦⲞⲒ ⲚⲈⲘ ⲚⲒϢⲞⲂⲒ ⲠⲒⲘⲀ ⲈⲦⲈ ⲪⲢⲒⲘⲒ ⲚⲀϢⲰⲠⲒ ⲘⲘⲞϤ ⲚⲈⲘ ⲠⲤⲐⲈⲢⲦⲈⲢ ⲚⲦⲈⲚⲒⲚⲀϪϨⲒ.
en hij zal hem in stukken houwen, en zijn deel stellen met de geveinsden. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
