ԾՆՆԴՈՑ 24
1 Աբրահամը ծերացել էր, տարիքն առել: Եւ Տէրն օրհնեց Աբրահամին ըստ ամենայնի:
Abraham nu was oud en wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend.
2 Աբրահամն ասաց իր տան աւագագոյն ծառային՝ իր ամբողջ ունեցուածքի կառավարչին. «Ձեռքդ դի՛ր իմ ազդրի տակ եւ
Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup,
3 քեզ երդուեցնեմ Տիրոջ՝ երկնքի Աստծու եւ երկրի Աստծու անունով, որ իմ որդի Իսահակի համար կին չես առնի քանանացիների դուստրերից (որոնց մէջ եմ բնակւում ես),
Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon;
4 այլ կը գնաս այն երկիրը, որտեղ ծնուել եմ, իմ տունը, եւ այնտեղից իմ որդի Իսահակի համար կին կ՚առնես»:
Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult.
5 Ծառան նրան պատասխանեց. «Գուցէ կինը չցանկանայ ինձ հետ գալ այս երկիրը: Այդ դէպքում ես տանե՞մ քո որդուն այն երկիրը, որտեղ ծնուել ես դու»:
En die knecht zeide tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten wederbrengen in het land, waar gij uitgetogen zijt?
6 Աբրահամն ասաց. «Զգո՛յշ եղիր, իմ որդուն այնտեղ չվերադարձնես:
En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt!
7 Երկնքի Տէր Աստուածը եւ երկրի Տէր Աստուածը, որն ինձ հանեց իմ հօր տնից ու այն երկրից, ուր ծնուել եմ, որը խօսեց ինձ հետ, երդուեց ինձ ու ասաց, թէ՝ «Քո սերունդներին եմ տալու այդ երկիրը», նա իր հրեշտակին կ՚ուղարկի քո առաջ, եւ այնտեղից կին կ՚առնես իմ որդի Իսահակի համար:
De HEERE, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt.
8 Իսկ եթէ կինը չուզենայ քեզ հետ գալ այս երկիրը, քո տուած երդումից անպարտ համարուես, միայն թէ իմ որդուն այնտեղ չվերադարձնես»:
Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van dezen mijn eed; alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen.
9 Աբրահամի ծառան ձեռքը դրեց իր տիրոջ ազդրի տակ եւ երդուեց նրան այդ բանի համար:
Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak.
10 Ծառան առաւ իր տիրոջ ուղտերից տասը ուղտ եւ գնաց՝ իր հետ ունենալով իր տիրոջ բոլոր բարիքներից: Նա ելաւ գնաց Միջագետք, Նաքորի քաղաքը:
En die knecht nam tien kemelen van zijns heren kemelen, en toog heen; en al het goed zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, naar de stad van Nahor.
11 Երեկոյեան ուղտերին նստեցրեց քաղաքից դուրս, ջրհորի մօտ այն պահին, երբ ջրուորը դուրս է գալիս ջրի:
En hij deed de kemelen nederknielen buiten de stad, bij een waterput, des avondtijds, ten tijde, als de putsters uitkwamen.
12 Նա ասաց. «Իմ տէր Աբրահամի Տէր Աստուած, այսօր ինձ յաջողութիւն պարգեւի՛ր եւ ողորմի՛ր իմ տէր Աբրահամին:
En hij zeide: HEERE! God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.
13 Ահա ես ջրի աղբիւրի մօտ եմ, եւ այս քաղաքի բնակիչների դուստրերը գալիս են ջուր հանելու:
Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochteren der mannen dezer stad zijn uitgaande om water te putten;
14 Թող լինի մի կոյս, որին ասեմ՝ «Թեքի՛ր սափորդ, որ խմեմ», իսկ նա ինձ պատասխանի՝ «Խմի՛ր, քո ուղտերին էլ ջուր կը տամ, մինչեւ որ յագենան խմելուց»: Թող նրան էլ նախատեսած լինես քո ծառայ Իսահակի համար, եւ դրանով էլ իմանամ, որ բարեհաճ ես եղել իմ տէր Աբրահամի նկատմամբ»:
Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve zij, die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt.
15 Նա մտքում դեռ չէր վերջացրել իր խօսքը, երբ եկաւ Ռեբեկան, որը Աբրահամի եղբայր Նաքորի Մեղքա կնոջ որդի Բաթուէլի դուստրն էր: Նա ուսին սափոր ունէր:
En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.
16 Կոյսը դէմքով շատ գեղեցիկ էր, մի աղջիկ, որին դեռ տղամարդ չէր մօտեցել: Նա իջաւ աղբիւրի մօտ, լցրեց իր սափորն ու ելաւ:
En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.
17 Ծառան ընդառաջ գնաց նրան ու ասաց. «Այդ սափորից ինձ մի քիչ ջո՛ւր տուր խմելու»:
Toen liep die knecht haar tegemoet, en hij zeide: Laat mij toch een weinig waters uit uw kruik drinken.
18 Նա պատասխանեց. «Խմի՛ր, տէ՛ր»: Նա իր սափորը փութով իջեցրեց իր թեւերի վրայ,
En zij zeide: Drink, mijn heer! en zij haastte zich en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken.
19 ջուր տուեց նրան, մինչեւ որ դադարեց խմելուց: Ապա աւելացրեց. «Քո ուղտերի համար էլ ջուր կը հանեմ, այնքան, որ բոլորն էլ յագենան»:
Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken.
20 Նա սափորի ջուրն իսկոյն թափեց գուռի մէջ եւ նորից գնաց ջրհորը՝ ջուր հանելու: Նա նրա բոլոր ուղտերի համար ջուր հանեց:
En zij haastte zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den put om te putten, en zij putte voor al zijn kemelen.
21 Մարդն ուշադիր հետեւում էր նրան ու լուռ մտածում, թէ Տէրը կը յաջողեցնի՞ իր գործը, թէ՞ ոչ:
En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet.
22 Երբ բոլոր ուղտերը յագեցան, մարդը նրան տուեց ոսկէ գինդեր՝ իւրաքանչիւրը մէկ դահեկանի քաշով, եւ տասը դահեկանի քաշով երկու ապարանջան դրեց նրա ձեռքերին:
En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds.
23 Նա հարցրեց նրան ու ասաց. «Ու՞մ դուստրն ես դու, յայտնի՛ր ինձ, քո տանը մեզ համար իջեւանելու տեղ կա՞յ»:
Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten?
24 Սա պատասխանեց նրան. «Ես Մեղքայի եւ Նաքորի որդի Բաթուէլի դուստրն եմ»:
En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, den zoon van Milka, die zij Nahor gebaard heeft.
25 Ապա աւելացրեց. «Յարդ ու խոտ շատ ունենք, նաեւ իջեւանելու տեղ»:
Voorts had zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten.
26 Մարդն ուրախացաւ, երկրպագեց Աստծուն եւ ասաց.
Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE;
27 «Օրհնեալ է իմ տէր Աբրահամի Տէր Աստուածը, որ իմ տիրոջը չզրկեց իր արդարութիւնից ու ճշմարտութիւնից: Տէրն ինձ յաջողութիւն պարգեւեց իմ տիրոջ եղբօր տանը»:
En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.
28 Գնաց աղջիկն ու կատարուածի մասին պատմեց իր մօր տանը:
En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.
29 Ռեբեկան ունէր Լաբան անունով մի եղբայր: Լաբանը գնաց դուրս՝ դէպի աղբիւրը, այդ մարդու մօտ:
En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot dien man naar buiten tot de fontein.
30 Երբ նա տեսաւ գինդերն ու իր քրոջ ձեռքերի ապարանջանները, եւ իր քոյր Ռեբեկայից լսած լինելով, թէ՝ «Այսպէս խօսեց ինձ հետ այդ մարդը»,
En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein.
31 մօտեցաւ մարդուն, որ դեռ կանգնած էր իր ուղտերի կողքին, աղբիւրի մօտ, եւ ասաց նրան. «Արի տուն մտի՛ր, Տիրոջով օրհնեալ, ինչո՞ւ ես մնացել դրսում: Ես քեզ համար տուն եւ քո ուղտերի համար տեղ եմ պատրաստել»:
En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.
32 Մարդը մտաւ տուն, իսկ Լաբանը ուղտերի վրայից հանեց թամբերը: Ուղտերին յարդ ու խոտ տուեցին եւ ջուր՝ նրա ու նրա հետ եկածների ոտքերը լուալու համար:
Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der mannen, die bij hem waren.
33 Նրանց առաջ հաց դրեցին, որ ուտեն: Ծառան ասաց. «Չեմ ուտի, մինչեւ չասեմ ասելիքս»: Նրանք ասացին. «Խօսի՛ր»:
Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek!
34 Նա ասաց. «Ես Աբրահամի ծառան եմ:
Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;
35 Տէրը մեծապէս օրհնեց իմ տիրոջը, եւ նա մեծ մարդ դարձաւ: Աստուած նրան արջառ ու ոչխար, արծաթ ու ոսկի, ծառաներ ու աղախիններ, ուղտեր ու էշեր տուեց:
En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.
36 Սառան՝ իմ տիրոջ կինը, ծերունական հասակում գտնուող իմ տիրոջը պարգեւեց մի որդի, որին իմ տէրը յանձնեց այն ամէնը, ինչ ունէր:
En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft.
37 Իմ տէրն ինձ երդուեցնելով ասաց. «Իմ որդի Իսահակի համար քանանացիների աղջիկներից կին չառնես, այն քանանացիների, որոնց երկրում ես պանդխտեցի,
En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochteren der Kanaanieten, in welker land ik wone;
38 այլ կը գնաս իմ հօր տունը, իմ տոհմի մէջ եւ այնտեղից կին կը բերես իմ որդու համար»:
Maar gij zult trekken naar het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen!
39 Ես իմ տիրոջն ասացի. «Գուցէ կինն ինձ հետ չգայ»:
Toen zeide ik tot mijn heer: Misschien zal mij de vrouw niet volgen.
40 Նա ասաց ինձ. «Իմ Տէր Աստուածը, որի հանդէպ վարուեցի այնպէս, ինչպէս հաճոյ էր նրան, քեզ հետ կ՚ուղարկի իր հրեշտակին, կը յաջողեցնի քո գործը, եւ դու իմ որդու համար կին կ՚առնես իմ ազգից ու իմ հօր տնից:
En hij zeide tot mij: De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.
41 Ա՛յն ժամանակ դու ազատուած կը լինես իմ նզովքից: Իսկ եթէ գնաս իմ տոհմի մէջ, եւ կին չտան, ինձ տուած երդումից ազատ կը լինես»:
Dan zult gij van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult gegaan zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van mijn eed.
42 Երբ այսօր աղբիւրի մօտ եկայ, ասացի. «Իմ տէր Աբրահամի Տէր Աստուած, եթէ յաջողեցնելու ես իմ գործը, որի համար ես այժմ եկել եմ,
En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga;
43 ահա հասել եմ ջրի աղբիւրի մօտ, եւ քաղաքի մարդկանց դուստրերը գալիս են ջուր հանելու: Եւ այն կոյսը, որին ասեմ, թէ՝ ՚ Քո սափորից մի քիչ ջուր տո՛ւր խմելու»,
Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik;
44 եւ նա ասի ինձ, թէ՝ ՚ Խմի՛ր, քո ուղտերի համար էլ ջուր կը հանեմ», նա էլ կը լինի այն կինը, որին նախատեսել է Տէրը իր ծառայ Իսահակի համար, որովհետեւ դրանից էլ կ՚իմանամ, որ բարեհաճ ես եղել իմ տէր Աբրահամի նկատմամբ»:
En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen.
45 Դեռ իմ մտքում չէի վերջացրել իմ խօսքը, երբ իսկոյն երեւաց Ռեբեկան: Նա իր ուսին սափոր ունէր: Նա իջաւ աղբիւրը եւ ջուր հանեց: Ես ասացի նրան. «Ինձ ջուր տո՛ւր խմելու»:
Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein en putte; en ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken!
46 Նա իր ուսից փութով իջեցրեց սափորն ու ասաց. «Դու խմի՛ր, յետոյ քո ուղտերին էլ ջուր կը տամ»: Ես խմեցի, եւ նա իմ ուղտերին էլ ջուր տուեց:
Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kemelen.
47 Ես նրան հարցրի ու ասացի. «Դու ո՞ւմ դուստրն ես, ասա՛ ինձ»: Նա պատասխանեց. «Ես Մեղքայի եւ Նաքորի որդի Բաթուէլի դուստրն եմ»: Ես գինդեր դրեցի նրա ականջներին, ապարանջաններ՝ նրա ձեռքերին եւ ուրախացայ,
Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo leide ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;
48 երկրպագեցի Տիրոջը, օրհնեցի իմ տէր Աբրահամի Տէր Աստծուն, որ յաջողութիւն պարգեւեց իմ ազնիւ գործին՝ իմ տիրոջ եղբօր աղջկան կին առնելու նրա որդու համար:
En ik neigde mijn hoofd, en aanbad den HEERE; en ik loofde den HEERE, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen.
49 Արդ, եթէ իմ տիրոջ նկատմամբ շնորհ եւ արդար գործ էք անելու, ասացէ՛ք ինձ:
Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechter- of ter linkerhand wende.
50 Իսկ եթէ ոչ, ցո՛յց տուէք ինձ, ա՞ջ գնամ, թէ՞ ձախ»: Պատասխան տուեցին Լաբանն ու Բաթուէլը եւ ասացին. «Տէրն է այսպէս կարգադրել, մենք չենք կարող դրական կամ բացասական պատասխան տալ:
Toen antwoordde Laban, en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.
51 Ահա Ռեբեկան առաջդ կանգնած է, ա՛ռ եւ գնա՛: Նա թող լինի քո տիրոջ որդու կինը, ինչպէս կարգադրել է Տէրը»:
Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft!
52 Երբ Աբրահամի ծառան լսեց նրանց խօսքերը, երկրպագեց Տիրոջը:
En het geschiedde, als Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE.
53 Ծառան հանեց ոսկէ ու արծաթէ զարդեր եւ զգեստներ, տուեց Ռեբեկային: Նա նուէրներ տուեց նաեւ նրա եղբայրներին ու մօրը:
En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden.
54 Կերան ու խմեցին նա եւ այն մարդիկ, որոնք նրա հետ էին, եւ ապա քնեցին: Առաւօտեան վեր կենալով՝ նա ասաց. «Ճանապարհեցէ՛ք ինձ, որ գնամ տիրոջս մօտ»:
Toen aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij trekken tot mijn heer!
55 Ռեբեկայի եղբայրներն ու մայրը ասացին. «Թող աղջիկը մեզ մօտ մնայ մի տասը օր, յետոյ թող գնայ»:
Toen zeide haar broeder, en haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna zult gij gaan.
56 Ծառան ասաց նրանց. «Ինձ մի՛ պահէք, որովհետեւ Տէրը յաջողութիւն է պարգեւել իմ գործին: Թողէ՛ք որ գնամ տիրոջս մօտ»:
Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga.
57 Ռեբեկայի եղբայրներն ասացին. «Կանչենք աղջկան եւ նրան հարցնենք»:
Toen zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen.
58 Նրանք կանչեցին Ռեբեկային ու հարցրին. «Կը գնա՞ս այս մարդու հետ»: Նա պատասխանեց. «Կը գնամ»:
En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met dezen man trekken? En zij antwoordde: Ik zal trekken.
59 Նրանք ճանապարհեցին իրենց քոյր Ռեբեկային իր ունեցուածքով, ինչպէս նաեւ Աբրահամի ծառային ու նրանց, ովքեր նրա հետ էին:
Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, mitsgaders Abrahams knecht en zijn mannen.
60 Նրանք օրհնելով Ռեբեկային՝ ասացին նրան. «Քո՛յր մեր, հազար ու բիւր դառնաս: Քո յետնորդները թող տիրանան քո թշնամիների քաղաքներին»:
En zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden millioenen, en uw zaad bezitte de poort zijner haters!
61 Ռեբեկան ու իր նաժիշտները վեր կացան, նստեցին ուղտերի վրայ եւ այդ մարդու հետ ճանապարհ ընկան: Ծառան Ռեբեկային առնելով գնաց:
En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den man; en die knecht nam Rebekka, en toog heen.
62 Իսահակը եկել էր անապատ՝ Տեսիլքի ջրհորի մօտ, որովհետեւ բնակւում էր երկրի հարաւային կողմում:
Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-Roi; en hij woonde in het zuiderland.
63 Իսահակը երեկոյեան ելաւ դաշտ՝ զբօսնելու: Նա իր աչքերը բարձրացնելով՝ տեսաւ, որ գալիս են տասը ուղտեր:
En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen!
64 Աչքերը վեր բարձրացրեց նաեւ Ռեբեկան եւ տեսաւ Իսահակին: Նա անմիջապէս իջաւ ուղտից
Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af.
65 եւ հարցրեց ծառային. «Ո՞վ է այն մարդը, որ դաշտում մեզ ընդառաջ է գալիս»: Ծառան պատասխանեց. «Նա իմ տէրն է»: Ռեբեկան առաւ քողն ու գցեց իր վրայ:
En zij zeide tot den knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zeide: Dat is mijn heer! Toen nam zij den sluier, en bedekte zich.
66 Ծառան Իսահակին պատմեց այն ամէնը, ինչ արել էր ինքը:
En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij gedaan had.
67 Իսահակը մտաւ իր մօր՝ Սառայի տունը, առաւ Ռեբեկային, եւ սա դարձաւ նրա կինը: Իսահակը սիրեց նրան եւ մխիթարուեց իր մօր՝ Սառայի սգից:
En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders dood.
