< Uruyan Yuhana 22 +

1 Gono ka dura Kutelle dursoi kurawa nmen nlai, mmene kanang nofo crystal, mi wa din chum ici ti lisosin Kutelle nin Gono me
En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams.
2 nya kitik nlayi kipine, nya ko kome kurawe kuchan nlai wa yisinku, nin kumay ngangang udu likure nin na ba, anin macha kumal me ko uyemme upui. Afa na che anin nare ba shizinu nin ko mome nmin.
In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde der rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen.
3 Na iba se umon usunun nnuu ba, kiti lisosin Kutelle nin Gono me ba yi tu nya kipine, achin me ba su ngne kataa.
En geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn; en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen;
4 Iba yenu umuro me, lisa me ba yitu niting mine.
En zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.
5 Kitik ba yi tu ba, na iba yitu nin su mmou kanang pitilaba sa uwwui bar ugo Kutelle nkanang mere ba yi tu na ti mine, iba so lisosin sa ligang. (aiōn g165)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
6 kadure wurei, to tigbulan ngne tin chiu kibineiyari tutung kiden nere, Chiki lare, Kutelle, nfunu uchine na nan kadura me, wa tuu unan kadura me adursu a chin me ile imon na iba dak na piit ba.
En hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden, om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.
7 Yene! Nnan na daa nene! Unan mmariari ule na awufu ligbulan lo na ana kadure na belin nya tagarde.
Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart.
8 Meng, Yohanna, mere na lanza idursai ile imone, ku bi ko na nwa lanza nyene, nno-o kutin nbun na bunu nnan kadure nzazin ngne, unan kadure na awa dursai ileli imone.
En ik, Johannes, ben degene, die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neder om aan te bidden voor de voeten des engels, die mij deze dingen toonde.
9 Aworei, “Na uwa su nani ba! Men wang udo lichinnari fo fewe, udu nin na lee na inun chifuno ulirume na ina yer tin nya tagarda me. Zazina Kutelle!”
En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
10 Aworei yenje, “Uwa yachu tipinpin na nan kadure nyan takarda ulele, ku be ndaa susut.
En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij.
11 Ule na adi nin dinong, na ali ubun nin dinonong me, ule na adi alau, na ali ubun nin su ni le imon na idi lau. ule na adi lau, na ali ubun nin lau me.
Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
12 Yene nnan na daa susut. Ulada ningne di nin mi, nni ko ngna ku chot nin nile imon na ana su.
En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn.
13 Mere Alfe mere Omega, Uchizinu nin ligang, Mere infinu me mere umalzinu.
Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
14 Anan mmariari ale na ikusu alutuk mine bar iba kubi ili kumat kuchan lai inin piru nya kipin kane nibulun kining.
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
15 Ndasse ni nau wari, anan niyiu, anan kapul ndinong, anan molsu na nit, anan chil, nin le na adi ninsu nsu kinuu.
Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet.
16 Me, Yisa, nna tuu unan kadura nin adurso minu ile imene bara atii alau. Mere liling ngne nin kuwunun Dauda, fiyini fi kanan nkwi din ding.”
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.
17 Ufunu ulau we nin gankishono nworo, “Daa!” Na ale ilanza woro, “Daa!” Ule na adi nin suu we, na ase mmen nlai ye sa ubiu.
En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.
18 Ndursu vat nle na alanza tigbulan: Na nan nkpinaku, Kutelle ba kpin ngne ku aluba ale na iyertine nya ntagarda ulele.
Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
19 Wassa umen chaana tigbulan na nan kadura nyan ntakarda ulele, Kutelle ba kaluulada me nya kuchan lai nin nya kipin kilau, ile na ina yertin nyan takardaa ulele.
En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
20 Ule na udurso ile imone a woro, “E-eh! Ndin chinu nene.” Uso nani! Daa, Cikilari Yisa!
Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!
21 Na nshew nCikilari Yisa so nin ko ngna mine. Uso nani.
De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.

< Uruyan Yuhana 22 +