< Uruyan Yuhana 11 >

1 Iwa niyi kugosin nafo uca fikoro nbatizu njangarang. Iworai, “Fita u bata kilari nlira Kutelle nin bagadi, nan na le na idin su nlira nan nye.
En mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden.
2 Na uwa bata kudaru nwucu nlirue na kudi ndas kutyi nlire ba, bara ina ni Awurmi kuning. Ima patilu kipin kilauwe nan nya tipui akut anas nin tiba.
En laat het voorhof uit, dat van buiten den tempel is, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden.
3 Nma ni ashaida aba nighe likara nsun anabci nayiri limui nin na kat aba akut kutocin, ima shonu ajassi nimon.”
En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed.
4 Ashaida abe inughere aca nzaitun aba nin tipitilla tiba tongo na ti yissin nbuun nCikilare nan nya in yie.
Dezen zijn de twee olijfbomen, en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan.
5 Asa umong nferu ama cuci nani, ula ma nizu nan nya tinun mine uli anan nivira mine. Ulenge na apizira a lanza umong ukul ima molu nlongo libo we.
En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden.
6 Ashaida alele di nin likara nworu i tursu kitene kana bara uwuru wa juu kubi kongo na isu uanabce. Idi nin nakara nworu ikpilya nmyen miso nmii inin kuru ilanza uyie ukul nin na luba kubi kongo na ita usu.
Dezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plage, zo menigmaal als zij zullen willen;
7 Kubi kongo na ima se imala ushaida mine, ku gbergenu kongo na kuna nuzu nan nya kuu kucomcom kun sali ligang masu likun nan ghinu. Ama li likara mine a molu nani. (Abyssos g12)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
8 Abi mine ma nonnu libau nan nya kipin kidia (na adin dursuzu uSodom nin Masar) kika na iwa kotun Cikilari mine ku kuca.
En hun dode lichamen zullen liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is.
9 Nan nya nayiri atat nin kagissin among vat nanit, akura, lilem nin mein iba yenju abi mine, a na ima yinnu nani i cisso abi mine kisset ba.
En de mensen uit de volken, en geslachten, en talen, en natien, zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten, dat hun dode lichamen in graven gelegd worden.
10 Alenge na i sossin in yie ima su liburi libo inin su ubuki, har ma iniza imon filizunu kiti nado mine bara anan liru nin nuu Kutelle naba alele nati anitt alenge na issosin in yie ineo kang.
En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.
11 Ama kimal nayiri atat nin kagisin nfip nlai unuzu kiti Kutelle ma piru nani ima fitu i yissin nin na bunu mine. Fiu fidya ma kifi alenge na iyene nani.
En na die drie dagen en een halven, is een geest des levens uit God in hen gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen, die hen aanschouwden.
12 Ima lanzu liwui li karau unuzu kitene kani ma woru nani, “Fitan idak kika!” Inung ma nin ghanu kitene kani nan nya kuwut, anan nivira mine yita in yenjue.
En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in de wolk; en hun vijanden aanschouwden hen.
13 Nan nya ku birie kone uzullunu nin lirtizu kutyen ikop in likure ba disu. Uzinlinu kutin ba molu anit amui kuzo, ale na iba lau nin lai iba lanzu fiu, a anan ti nlai ye ma lanzu fiu ini Kutelle Ngongong kitene kane.
En in diezelfde ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zeven duizend namen van mensen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven.
14 Uneu nbe kata. Sun uca! Unui un tatte din cinu dadai.
Het tweede wee is weggegaan; ziet, het derde wee komt haast.
15 Gono kadura kin zore wulsuno kulantung me, tiwui ti karau su uliru nanya in yie, i woro, “Kipin tigo in yie nlawa kipin tigo nCikilari nin Kristi. Ama su tigo har saligang.” (aiōn g165)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
16 Akune akut aba nin nanas ale na iwa sossin natet tigo nbun Kutelle inozo kutien ni timuro mine, indi Kutelle usajada.
En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten, en aanbaden God,
17 I woro, “Ti difi nafi liburi libo, Cikilari Kutelle, unan tigo kitene vat, ule na adi, a na awa di, bara na una yiruu akara adia fe umini na cizin tigowe.
Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst;
18 Ti myin wa nana ayi, amma tinana nayi fe toni nda. Kubi nda isu anan kul uwusu kedegen, fe nin ni a anabawa fe ku uduk katwa mine, anit alau, nin na leng na ina lanza fiu lissa fe, umunu anan sali nakara nin na nan nakara. A kubi ndafi umolu alenge na idin molusu anan yie.”
En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.
19 Uhaikali Kutelle kitene kani iwa pun ina ni wa yene usanduki likawali me iwa yene nanya nhaikale. Nkanang nmalizunu, tiwui nin tutuzu kiti nin lirtizi kutyen a udissu natantani gbardang.
En de tempel Gods in de hemel is geopend geworden, en de ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen, en stemmen, en donderslagen, en aardbeving, en grote hagel.

< Uruyan Yuhana 11 >