< اول پادشاهان 8 >

آنگاه سلیمان پادشاه تمام سران قبایل و طوایف و مشایخ قوم اسرائیل را به اورشلیم دعوت کرد تا صندوق عهد خداوند را که در صهیون، شهر داوود بود به خانۀ خدا بیاورند. 1
Nu riep koning Salomon de oudsten van Israël en alle stamhoofden en familievorsten der Israëlieten bij zich naar Jerusalem, om de verbondsark van Jahweh uit de Davidstad, of de Sion, naar haar plaats te brengen.
همهٔ آنها در روزهای عید خیمه‌ها در ماه ایتانیم که ماه هفتم است در اورشلیم جمع شدند. 2
Zo trokken alle mannen van Israël naar koning Salomon op voor het feest, dat in de maand Etanim, de zevende maand, werd gevierd.
آنگاه کاهنان و لاویان صندوق عهد و خیمۀ ملاقات را با تمام ظروف مقدّسی که در آن بود، به خانۀ خدا آوردند. 3
Toen nu al de oudsten van Israël gekomen waren, namen de priesters de ark op,
4
en brachten haar met de openbaringstent en al de heilige voorwerpen, die in de tent waren, naar boven; de levieten droegen met de priesters mee.
سپس سلیمان پادشاه و تمام بنی‌اسرائیل در برابر صندوق عهد خداوند جمع شدند و در آن روز تعداد زیادی گاو و گوسفند قربانی کردند. تعداد گاو و گوسفند قربانی شده آنقدر زیاد بود که نمی‌شد شمرد. 5
Koning Salomon zelf ging met al de Israëlieten, die zich bij hem hadden gevoegd, voor de ark uit, en offerde zoveel schapen en runderen, dat ze niet meer te tellen of te berekenen waren.
سپس کاهنان، صندوق عهد را به درون قدس‌الاقداس خانهٔ خداوند بردند و آن را زیر بالهای آن دو کروبی قرار دادند. 6
Daarop brachten de priesters de verbondsark van Jahweh naar haar plaats in het binnenste van de tempel, in het Allerheiligste, en zetten haar onder de vleugels der cherubs.
بالهای کروبیان روی صندوق عهد خداوند و روی چوبهای حامل صندوق گسترده می‌شد و آن را می‌پوشاند. 7
De cherubs spreidden dus hun vleugels over de ark uit, en overschaduwden de ark en haar draagstangen.
این چوبها آنقدر دراز بود که از داخل اتاق دوم یعنی قدس دیده می‌شدند اما از حیاط دیده نمی‌شدند. (این چوبها هنوز هم در آنجا هستند.) 8
Deze waren zo lang, dat men de uiteinden ervan in het Heilige, dat voor het Allerheiligste lag, kon zien, maar daarbuiten niet meer; ze zijn daar gebleven tot op deze dag.
در صندوق عهد چیزی جز دو لوح سنگی نبود. وقتی خداوند با قوم خود، پس از بیرون آمدنشان از مصر، در کوه حوریب عهد و پیمان بست، موسی آن دو لوح را در صندوق عهد گذاشت. 9
In de ark was niets dan de twee stenen tafelen, die Moses op de berg Horeb erin had gelegd; het waren de tafelen van het Verbond, dat Jahweh bij de uittocht uit Egypte met de Israëlieten gesloten had.
وقتی کاهنان از قدس بیرون می‌آمدند ناگهان ابری خانهٔ خداوند را پر ساخت 10
Zodra de priesters het Heilige hadden verlaten, vervulde een wolk het huis van Jahweh.
و حضور پرجلال خداوند آن مکان را فرا گرفت به طوری که کاهنان نتوانستند به خدمت خود ادامه دهند. 11
Door die wolk konden de priesters niet blijven staan, om hun dienstwerk te verrichten; want de glorie van Jahweh vervulde de tempel van Jahweh.
آنگاه سلیمان پادشاه چنین دعا کرد: «خداوندا، تو فرموده‌ای که در ابر غلیظ و تاریک ساکن می‌شوی؛ ولی من برای تو خانه‌ای ساخته‌ام تا همیشه در آن منزل گزینی!» 12
Nu sprak Salomon: De zon heeft Jahweh aan de hemel geplaatst, Maar zelf besloot Hij, in een wolk te vertoeven.
13
Zo kon ik het wagen, U een tempel te bouwen. Een huis, waar Gij eeuwig zult wonen! (Het staat in het Liederenboek.)
سپس پادشاه رو به جماعتی که ایستاده بودند کرد و ایشان را برکت داده، 14
Hierop keerde de koning zich om, en zegende heel de gemeenschap van Israël. En terwijl allen overeind gingen staan,
گفت: «سپاس بر خداوند، خدای اسرائیل که آنچه را به پدرم داوود وعده داده بود، امروز با قدرت خود بجا آورده است. 15
sprak hij: Geprezen zij Jahweh, Israëls God, wiens hand heeft volbracht, wat zijn mond tot mijn vader David heeft gesproken:
او به پدرم فرمود: از زمانی که قوم خود را از مصر بیرون آوردم تاکنون در هیچ جای سرزمین اسرائیل هرگز شهری را انتخاب نکرده‌ام تا در آنجا خانه‌ای برای حرمت نام من بنا شود ولی داوود را انتخاب کرده‌ام تا بر قوم من حکومت کند. 16
"Sinds de dag, dat Ik mijn volk Israël uit Egypte heb geleid, heb Ik geen enkele stad van al de stammen van Israël uitverkoren, om Mij daar een tempel te bouwen, waarin mijn Naam zou wonen. Maar Jerusalem heb Ik uitverkoren, om daar mijn Naam te doen wonen; en David heb Ik uitgekozen, om over mijn volk te heersen!"
«پدرم داوود می‌خواست خانه‌ای برای خداوند، خدای اسرائیل بنا کند، 17
Daarom wilde mijn vader David een tempel bouwen voor de Naam van Jahweh, Israëls God.
ولی خداوند به پدرم داوود فرمود:”قصد و نیت تو خوب است، 18
Maar Jahweh sprak tot mijn vader David: "Het was goed van U, het plan op te vatten, om een tempel te bouwen voor mijn Naam.
اما کسی که باید خانهٔ خدا را بسازد تو نیستی. پسر تو خانهٔ مرا بنا خواهد کرد.“ 19
Maar niet gij zult de tempel bouwen; doch uw zoon, die uit uw lenden voortkomt, zal een tempel bouw voor mijn Naam."
«حال، خداوند به وعدهٔ خود وفا کرده است. زیرا من به جای پدرم داوود بر تخت سلطنت اسرائیل نشسته‌ام و این خانه را برای عبادت خداوند، خدای اسرائیل ساخته‌ام، 20
En Jahweh heeft zijn belofte vervuld. Want ik ben mijn vader David opgevolgd en heb mij neergezet op de troon van Israël, zoals Jahweh gezegd had. En nu heb ik voor Jahweh, Israëls God, een tempel gebouwd,
و در آنجا مکانی برای صندوق عهد آماده کرده‌ام عهدی که خداوند هنگامی که اجداد ما را از مصر بیرون آورد، با ایشان بست.» 21
en daarin een plaats bereid voor de ark, waar het Verbond berust, dat Jahweh met onze vaderen gesloten heeft, toen Hij hen uit Egypteland leidde.
آنگاه سلیمان در حضور جماعت اسرائیل، روبروی مذبح خداوند ایستاده، دستهای خود را به طرف آسمان بلند کرد 22
Toen ging Salomon ten aanschouwen van heel de gemeenschap van Israël voor het altaar van Jahweh staan, strekte zijn handen naar de hemel uit,
و گفت: «ای خداوند، خدای اسرائیل، در تمام زمین و آسمان خدایی همانند تو وجود ندارد. تو خدایی هستی که عهد پر از رحمت خود را با کسانی که با تمام دل احکام تو را اطاعت می‌کنند نگاه می‌داری. 23
en sprak: Jahweh, God van Israël! Geen god boven in de hemel of beneden op aarde is gelijk aan U; want in goedertierenheid houdt Gij U aan het verbond met uw dienaren, die met geheel hun hart voor uw aanschijn wandelen.
تو به وعده‌ای که به بندهٔ خود، پدرم داوود دادی، امروز وفا کردی و با دستانت به انجام رسانیدی. 24
Ook aan uw dienaar David, mijn vader, hebt Gij vervuld wat Gij hem hebt gezegd. Wat uw mond beloofde, heeft uw hand volbracht, zoals blijkt op deze dag.
«پس ای خداوند، خدای اسرائیل، اینک به این وعده‌ای هم که به پدرم دادی وفا کن که فرمودی:”اگر فرزندان تو مانند خودت مطیع دستورهای من باشند همیشه کسی از نسل تو بر اسرائیل پادشاهی خواهد کرد.“ 25
Welnu dan, Jahweh, Israëls God, vervul aan uw dienaar David, mijn vader, ook de belofte, die Gij hem deedt: "Nooit zal het U aan een man ontbreken, die voor mijn aanschijn op Israëls troon is gezeten, indien uw zonen slechts op hun gedrag willen letten en voor mijn aanschijn wandelen, zoals gij voor mijn aanschijn gewandeld hebt."
اکنون ای خدای اسرائیل، از تو خواستارم که این وعده‌ای را که به پدرم دادی، به انجام برسانی. 26
Jahweh, God van Israël, moge ook deze belofte, die Gij mijn vader David, uw dienaar, gedaan hebt, toch worden vervuld!
«ولی آیا ممکن است که خدا براستی روی زمین ساکن شود؟ ای خداوند، حتی آسمانها گنجایش تو را ندارند، چه رسد به این خانه‌ای که من ساخته‌ام. 27
Maar zou God dan werkelijk op aarde wonen? Zie de hemel, zelfs de hemel der hemelen, kan U niet bevatten; hoe dan dit huis, dat ik heb gebouwd!
با وجود این، ای خداوند، خدای من، تو دعای مرا بشنو و آن را مستجاب فرما. 28
Jahweh, mijn God, luister naar het bidden en smeken van uw dienaar, en hoor het geroep en het gebed, dat uw dienaar vandaag tot U richt.
چشمان تو شبانه روز بر این خانه باشد که درباره‌اش فرمودی:”نام من در آن خواهد بود.“هر وقت در این مکان دعا می‌کنم، دعای مرا بشنو و اجابت فرما. 29
Moge uw ogen dag en nacht over dit huis blijven waken, over de plaats, waarvan Gij gezegd hebt: "Mijn Naam zal daar wonen!" Hoor het gebed, dat uw dienaar op deze plaats tot U opzendt;
نه تنها من، بلکه هر وقت قوم تو اسرائیل نیز در اینجا دعا می‌کنند، تو دعای آنها را اجابت فرما و از آسمان که محل سکونت تو است، استغاثهٔ ایشان را بشنو و گناهانشان را ببخش. 30
luister naar de smeekbede, die uw dienaar en Israël, uw volk, op deze plaats tot U richten. En wanneer Gij ze hoort, in de hemel, uw woonstede, verhoor ze dan ook, en schenk vergiffenis.
«هرگاه کسی به همسایۀ خود گناه ورزد و از او بخواهند کنار این مذبح سوگند یاد کند که بی‌گناه است، 31
Wanneer iemand tegen zijn naaste misdoet, en deze hem een eed oplegt als bewijs voor zijn onschuld, en hij voor die eed in dit huis verschijnt voor uw altaar:
آنگاه از آسمان بشنو و داوری کن. اگر به دروغ سوگند یاد نموده و مقصر باشد وی را به سزای عملش برسان، در غیر این صورت بی‌گناهی او را ثابت و اعلام کن. 32
luister dan in de hemel, en richt uw dienaren; veroordeel den schuldige, door zijn daad op zijn hoofd te doen neerkomen. maar stel den onschuldige in het gelijk, door hem voor zijn onschuld te belonen.
«وقتی قوم تو اسرائیل گناه ورزند و مغلوب دشمن شوند، ولی بعد به سوی تو روی آورند و اعتراف نمایند و در این خانه به درگاه تو دعا کنند، 33
Wanneer Israël, uw volk, omdat het tegen U heeft gezondigd, door zijn vijand wordt verslagen, maar het bekeert zich tot U, prijst uw Naam en bidt en smeekt tot U in dit huis:
آنگاه از آسمان ایشان را اجابت فرما و گناه قوم خود را بیامرز و بار دیگر آنان را به این سرزمینی که به اجداد ایشان بخشیده‌ای، بازگردان. 34
luister dan in de hemel, vergeef de zonden van Israël, uw volk, en laat het terugkeren naar het land, dat Gij aan zijn vaderen hebt geschonken.
«اگر قوم تو گناه کنند و دریچهٔ آسمان به سبب گناهشان بسته شود و دیگر باران نبارد، آنگاه که آنها از گناهشان بازگشت نموده، اعتراف نمایند و در این خانه به درگاه تو دعا کنند، 35
Wanneer de hemel gesloten blijft en er geen regen valt, omdat ze tegen U zondigen, maar ze bidden dan op deze plaats, prijzen uw Naam en bekeren zich van hun zonden, omdat Gij ze vernedert:
تو از آسمان دعای ایشان را اجابت فرما و گناه بندگان خود را بیامرز و راه راست را به ایشان نشان بده و بر زمینی که به قوم خود به ملکیت داده‌ای باران بفرست. 36
luister dan in de hemel, vergeef de zonden van uw dienaar en van Israël, uw volk; wijs het de goede weg, die het bewandelen moet, en geef weer regen op uw land, dat Gij aan uw volk hebt geschonken als erfdeel.
«هرگاه این سرزمین دچار قحطی یا طاعون شود، یا محصول آن بر اثر بادهای سوزان و هجوم ملخ از بین برود، یا دشمن قوم تو را در شهر محاصره کند و یا هر بلا و مرض دیگری پیش آید 37
Wanneer het land wordt geteisterd door hongersnood of pest, door korenbrand of verdorring, door sprinkhaan of knaagbek; wanneer het volk in een van zijn poorten door den vijand wordt benauwd, of bezocht wordt door plagen en ziekten;
و قوم تو، هر یک دستهای خود را به سوی این خانه دراز کرده، دعا کنند، آنگاه تو ناله‌های ایشان را 38
wanneer iemand van uw volk Israël, in het bijzonder, in droefheid of leed komt bidden en smeken, en zijn handen uitstrekt naar dit huis:
از آسمان که محل سکونت تو است، بشنو و گناهشان را ببخش. ای خدا تو که از دل مردم آگاهی، هر کس را برحسب کارهایش جزا بده 39
luister dan in de hemel, uw woonstede, en schenk vergiffenis; grijp in en vergeld eenieder zijn werken. Want Gij kent de harten; Gij alleen kent het hart aller mensen.
تا قوم تو در این سرزمینی که به اجدادشان بخشیده‌ای از تو بترسند. 40
Dan zullen zij U vrezen heel hun leven in het land, dat Gij aan onze vaderen hebt geschonken.
«در آینده بیگانگانی که از قوم تو اسرائیل نیستند، دربارۀ تو خواهند شنید. آنان به خاطر نام تو از سرزمینهای دور به اینجا خواهند آمد، 41
Zelfs wanneer een vreemdeling, die niet tot uw volk Israël behoort, terwille van uw Naam uit een ver land zal komen, en in dit huis verschijnt, om te bidden,
زیرا دربارۀ نام عظیمت و بازوی قدرتمندت خواهند شنید. هرگاه آنان به سوی این خانه دعا کنند 42
omdat hij van uw grote Naam, uw sterke hand en uw gespierde arm heeft gehoord:
آنگاه از آسمان که محل سکونت توست، دعای آنها را بشنو و هر چه می‌خواهند به آنها ببخش تا تمام اقوام روی زمین تو را بشناسند و مانند قومت اسرائیل تو را احترام کرده، بدانند که حضور تو در این خانه‌ای است که من ساخته‌ام. 43
luister dan in de hemel, uw woonstede, en doe wat deze vreemdeling U vraagt; opdat alle volkeren der aarde uw naam mogen kennen, U vrezen als Israël, uw volk, en mogen ondervinden, dat de tempel, die ik voor U heb gebouwd, uw Naam draagt.
«اگر قومت به فرمان تو به جنگ دشمن بروند و از میدان جنگ به سوی این شهر برگزیدهٔ تو و این خانه‌ای که به اسم تو ساخته‌ام نزد تو دعا کنند، 44
Wanneer uw volk op uw bevel tegen den vijand ten strijde trekt, en zij bidden tot Jahweh in de richting van de stad, die Gij hebt uitverkoren, en van het huis, dat ik voor uw Naam heb gebouwd:
آنگاه از آسمان دعای ایشان را اجابت فرما و آنها را در جنگ پیروز گردان. 45
luister dan in de hemel naar hun bidden en smeken, en verschaf hun recht.
«اگر قوم تو نسبت به تو گناه کنند، (و کیست که گناه نکند؟)، و تو بر آنها خشمگین شوی و اجازه دهی دشمن آنها را به کشور خود، خواه دور و خواه نزدیک، به اسارت ببرد، 46
Wanneer ze tegen U zondigen—want er is niemand, die niet zondigt—en Gij levert ze in uw toorn aan een vijand over, zodat ze gevangen worden weggevoerd naar het land van dien vijand, veraf of dichtbij;
سپس در آن کشور بیگانه به خود آیند و توبه کرده، به تو پناه آورند و دعا نموده، بگویند: خداوندا، ما به راه خطا رفته‌ایم و مرتکب گناه شده‌ایم! 47
wanneer ze dan in het land hunner ballingschap tot nadenken komen, zich bekeren en in het land van hen, die ze wegvoerden, smekend tot U zeggen: "We hebben gezondigd, en slecht en goddeloos gehandeld";
و از گناهان خود دست بکشند و به سوی این سرزمین که به اجداد ایشان بخشیدی و این شهر برگزیده‌ات و این خانه‌ای که به اسم تو ساخته‌ام دعا کنند، 48
wanneer ze zich met geheel hun hart en geheel hun ziel tot U bekeren in het land hunner vijanden, die hen hebben weggevoerd, en ze bidden tot U in de richting van het land, dat Gij aan hun vaderen hebt geschonken, in de richting van de stad, die Gij hebt uitverkoren, en van het huis, dat ik voor uw Naam heb gebouwd:
آنگاه از آسمان که محل سکونت توست، دعاها و ناله‌های ایشان را بشنو و به داد آنان برس. 49
luister dan in de hemel, uw woonstede, naar hun bidden en smeken, en verschaf hun recht.
قوم خود را که نسبت به تو گناه کرده‌اند بیامرز و تقصیراتشان را ببخش و در دل دشمن نسبت به آنها ترحم ایجاد کن؛ 50
Schenk vergiffenis aan het volk, dat tegen U misdeed, en vergeef hun al de zonden, die ze tegen U bedreven; laat ze genade vinden bij hun ontvoerders, opdat dezen zich over hen ontfermen.
زیرا آنها قوم تو و میراث تو هستند و تو ایشان را از اسارت و بندگی مصری‌ها آزاد کردی! 51
Want ze zijn uw volk en uw erfdeel; Gij hebt ze uit die smeltoven, uit Egypte, geleid!
«ای خداوند، همواره بر بنده‌ات و قومت نظر لطف بفرما و دعاها و ناله‌هایشان را بشنو. 52
Houd dus uw ogen open voor het gebed van uw dienaar en van Israël, uw volk, en verhoor hen steeds, wanneer ze tot U smeken.
زیرا وقتی تو ای خداوند یهوه، اجداد ما را از سرزمین مصر بیرون آوردی، به بنده خود موسی فرمودی: من قوم اسرائیل را از میان تمام قومهای جهان انتخاب کرده‌ام تا قوم خاص من باشد!» 53
Want uit alle volkeren der aarde hebt Gij ze tot uw erfdeel verkoren, zoals Gij door uw dienaar Moses gezegd hebt, toen Gij onze vaderen uit Egypte hebt geleid, o Jahweh, mijn Heer!
سلیمان همان‌طور که زانو زده و دستهای خود را به سوی آسمان بلند کرده بود، دعای خود را به پایان رسانید. سپس از برابر مذبح خداوند برخاست و با صدای بلند برای تمام بنی‌اسرائیل برکت خواست و گفت: 54
Toen Salomon heel dit smeekgebed tot Jahweh had opgezonden, stond hij op van Jahweh’s altaar, waarvoor hij geknield had gelegen, de handen naar de hemel uitgestrekt.
55
En rechtovereind sprak hij met luider stem deze zegen over heel de gemeenschap van Israël uit:
«سپاس بر خداوند که همهٔ وعده‌های خود را در حق ما به انجام رسانید و به قوم خود آرامش و آسایش بخشید. حتی یک کلمه از وعده‌های نیکویی که خدا به بنده خویش موسی داده بود بر زمین نیفتاد. 56
Gezegend zij Jahweh, die, zijn belofte getrouw, zijn volk Israël rust heeft gegeven. Niet één woord van al de beloften, die Hij door zijn dienaar Moses gedaan heeft, is onvervuld gebleven.
همان‌گونه که خداوند، خدای ما، با اجداد ما بود، با ما نیز باشد و هرگز ما را ترک نگوید و وانگذارد. 57
Moge Jahweh, onze God, met ons zijn, zoals Hij met onze vaderen geweest is, en ons nooit verlaten, ons nooit verwerpen.
او قلبهای ما را به سوی خود مایل گرداند تا ما از او پیروی کنیم و از تمامی احکام و دستورهایی که به اجداد ما داده؛ اطاعت نماییم. 58
Moge Hij onze harten tot Zich neigen, opdat wij al zijn wegen bewandelen, en zijn geboden, wetten en voorschriften onderhouden, die Hij aan onze vaderen heeft gegeven.
خداوند، خدای ما تمام کلمات این دعا را شب و روز در نظر داشته باشد و برحسب نیاز روزانه، مرا و قوم بنی‌اسرائیل را یاری دهد، 59
Moge de bede, die ik smekend tot Jahweh, onzen God, heb gericht, dag en nacht voor zijn aanschijn blijven, opdat Hij zijn dienaar en Israël, zijn volk, dagelijks geve wat zij behoeven,
تا همهٔ قومهای جهان بدانند که فقط خداوند، خداست و غیر از او خدای دیگری وجود ندارد. 60
en alle volkeren der aarde weten, dat Jahweh God is en anders geen.
ای قوم من، با تمام دل از خداوند، خدایمان پیروی کنید و مانند امروز، از احکام و دستورهای او اطاعت نمایید.» 61
Mogen uw harten steeds onverdeeld aan Jahweh, onzen God, toebehoren, zodat gij volgens zijn wetten blijft leven, en evenals nu zijn geboden onderhoudt.
آنگاه پادشاه و همۀ قوم اسرائیل با وی قربانیها به خداوند تقدیم کردند. 62
Nu bracht de koning met heel Israël offers aan Jahweh;
سلیمان بیست و دو هزار گاو و صد و بیست هزار گوسفند به عنوان قربانی سلامتی به خداوند تقدیم کرد. به این ترتیب، پادشاه و همۀ قوم اسرائیل خانهٔ خداوند را تبرک نمودند. 63
twee en twintig duizend runderen en honderd twintig duizend schapen droeg Salomon als vredeoffer aan Jahweh op. Zo wijdde de koning met al de Israëlieten de tempel van Jahweh in.
چون مذبح مفرغین خانهٔ خداوند گنجایش آن همه قربانیهای سوختنی و هدایای آردی و چربی قربانیهای سلامتی را نداشت پس پادشاه وسط حیاط خانۀ خدا را به عنوان مذبح تقدیس کرد تا از آنجا نیز استفاده کنند. 64
Bij die gelegenheid wijdde de koning het middelste gedeelte van de voorhof voor de tempel van Jahweh, omdat men ook daar brandoffers, spijsoffers en het vet van de vredeoffers moest opdragen. Want op het bronzen altaar voor het aanschijn van Jahweh was geen plaats genoeg voor al die brand- en spijsoffers en voor het vet van al die vredeoffers.
این مراسم چهارده روز طول کشید و گروه بی‌شماری از سراسر اسرائیل، از گذرگاه حمات گرفته، تا سرحد مصر، در حضور خداوند خدای ما جشن گرفتند. 65
Daarna vierde Salomon met al de Israëlieten, die van de weg naar Chamat af tot aan de beek van Egypte in grote menigte tezamen waren gekomen, zeven dagen lang het feest voor het aanschijn van Jahweh, onzen God.
روز بعد سلیمان مردم را مرخص کرد و آنها به خاطر تمام برکاتی که خداوند به خدمتگزار خود داوود و قوم خویش اسرائیل عطا کرده بود با خوشحالی به شهرهای خود بازگشتند و برای سلامتی پادشاه دعا کردند. 66
Op de achtste dag liet hij het volk gaan. Zij namen afscheid van den koning, en gingen met opgewekt hart naar huis, blij als ze waren over al het goede, dat Jahweh voor David, zijn dienaar, en voor Israël, zijn volk, had gedaan.

< اول پادشاهان 8 >