< لاویان 13 >

و خداوند موسی و هارون را خطاب کرده، گفت: ۱ 1
Jahweh sprak tot Moses en Aäron:
«چون شخصی را درپوست بدنش آماس یا قوبا یا لکه‌ای براق بشود، وآن در پوست بدنش مانند بلای برص باشد، پس او را نزد هارون کاهن یا نزد یکی از پسرانش که کهنه باشند بیاورند. ۲ 2
Wanneer iemand op zijn huid een roof, uitslag of witte vlek krijgt, die zich op zijn huid tot een melaatse plek ontwikkelt, dan moet hij naar den priester Aäron of naar een van de priesters, zijn zonen, worden gebracht.
و کاهن آن بلا را که درپوست بدنش باشد ملاحظه نماید. اگر مو در بلاسفید گردیده است، و نمایش بلا از پوست بدنش گودتر باشد، بلای برص است، پس کاهن او راببیند و حکم به نجاست او بدهد. ۳ 3
De priester moet de plek op zijn huid onderzoeken. Is het haar op die plek wit geworden, en ligt die plek opvallend dieper dan de huid, dan is het melaatsheid. Wanneer de priester dit ziet, moet hij hem onrein verklaren.
و اگر آن لکه براق در پوست بدنش سفید باشد، و از پوست گودتر ننماید، و موی آن سفید نگردیده، آنگاه کاهن آن مبتلا را هفت روز نگاه دارد. ۴ 4
Zo het echter een witte vlek op zijn huid is, die niet opvallend dieper ligt dan de huid, en het haar daarop niet wit is geworden, dan moet de priester den lijder zeven dagen lang opsluiten.
و روزهفتم کاهن او را ملاحظه نماید، و اگر آن بلا درنظرش ایستاده باشد، و بلا در پوست پهن نشده، پس کاهن او را هفت روز دیگر نگاه دارد. ۵ 5
Wanneer de priester hem op de zevende dag weer onderzoekt en bemerkt, dat de plek onveranderd is gebleven en zich niet verder over de huid heeft verspreid, dan moet de priester hem opnieuw zeven dagen lang opsluiten.
و درروز هفتم کاهن او را باز ملاحظه کند، و اگر بلا کم رنگ شده، و در پوست پهن نگشته است، کاهن حکم به طهارتش بدهد. آن قوبا است. رخت خودرا بشوید و طاهر باشد. ۶ 6
De priester moet hem op de zevende dag nog eens onderzoeken; en ziet hij, dat de plek dof is geworden en zich niet verder over de huid heeft verspreid, dan moet de priester hem rein verklaren; het is enkel maar uitslag. Hij moet zijn kleren wassen, en is dan rein.
و اگر قوبا در پوست پهن شود بعد از آن که خود را به کاهن برای تطهیرنمود، پس بار دیگر خود را به کاهن بنماید. ۷ 7
Maar zo de uitslag zich verder over zijn huid verspreidt, nadat hij zich reeds aan den priester heeft vertoond, om rein te worden verklaard, dan moet hij zich opnieuw door den priester laten onderzoeken.
وکاهن ملاحظه نماید، و هرگاه قوبا در پوست پهن شده باشد، حکم به نجاست او بدهد. این برص است. ۸ 8
Ziet de priester, dat de uitslag zich verder over zijn huid heeft verspreid, dan moet de priester hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
و چون بلای برص در کسی باشد او را نزدکاهن بیاورند. ۹ 9
Wanneer iemand een melaatse plek heeft, moet hij naar den priester worden gebracht.
و کاهن ملاحظه نماید اگر آماس سفید در پوست باشد، و موی را سفید کرده، وگوشت خام زنده در آماس باشد، ۱۰ 10
Ziet de priester, dat er op de huid een witte roof zit, het haar daarop wit is geworden, en er wild vlees in die roof groeit,
این درپوست بدنش برص مزمن است. کاهن به نجاستش حکم دهد و او را نگاه ندارد زیرا که نجس است. ۱۱ 11
dan is het een verouderde melaatsheid op de huid. De priester moet hem onrein verklaren zonder hem eerst nog op te sluiten; want hij is onrein.
و اگر برص در پوست بسیار پهن شده باشد وبرص، تمامی پوست آن مبتلا را از سر تا پا هرجایی که کاهن بنگرد، پوشانیده باشد، ۱۲ 12
Wanneer de melaatsheid op zijn huid openbarst, en de melaatsheid heel de huid van den lijder van het hoofd tot de voeten bedekt, zover de priester kan nagaan,
پس کاهن ملاحظه نماید اگر برص تمام بدن را فروگرفته است، به تطهیر آن مبتلا حکم دهد. چونکه همه بدنش سفید شده است، طاهر است. ۱۳ 13
en ziet de priester, dat de melaatsheid heel zijn lichaam bedekt, dan moet hij den lijder rein verklaren, als hij geheel wit is geworden; hij is rein.
لیکن هر وقتی که گوشت زنده در او ظاهر شود، نجس خواهد بود. ۱۴ 14
Maar als zich wild vlees bij hem vertoont, is hij onrein.
و کاهن گوشت زنده را ببیند وحکم به نجاست او بدهد. این گوشت زنده نجس است زیرا که برص است. ۱۵ 15
Heeft dus de priester het wilde vlees bemerkt, dan moet hij hem onrein verklaren; het wilde vlees is onrein; het is melaatsheid.
و اگر گوشت زنده به سفیدی برگردد نزد کاهن بیاید. ۱۶ 16
Wanneer echter het wilde vlees weer verdwijnt en hij wit wordt, dan moet hij naar den priester gaan.
و کاهن او راملاحظه کند و اگر آن بلا به سفیدی مبدل شده است، پس کاهن به طهارت آن مبتلا حکم دهدزیرا طاهر است. ۱۷ 17
Ziet nu de priester, dat die plek wit is geworden, dan moet hij den lijder rein verklaren; hij is rein.
«و گوشتی که در پوست آن دمل باشد وشفا یابد، ۱۸ 18
Wanneer iemand een zweer op zijn huid heeft, die wel is genezen,
و در جای دمل آماس سفید یا لکه براق سفید مایل به‌سرخی پدید آید، آن را به کاهن بنماید. ۱۹ 19
maar op wier plaats een witte roof of lichtrode vlek is ontstaan, dan moet hij zich aan den priester vertonen.
و کاهن آن را ملاحظه نماید و اگراز پوست گودتر بنماید و موی آن سفید شده، پس کاهن به نجاست او حکم دهد. این بلای برص است که از دمل درآمده است. ۲۰ 20
Bemerkt de priester, dat deze vlek opvallend dieper ligt dan de huid, en dat het haar daarop wit is, dan moet de priester hem voor onrein verklaren; het is melaatsheid, die in de zweer is uitgebroken.
و اگر کاهن آن راببیند و اینک موی سفید در آن نباشد و گودتر ازپوست هم نباشد و کم رنگ باشد، پس کاهن او راهفت روز نگاه دارد. ۲۱ 21
Maar wanneer de priester ziet, dat er geen witte haren op zitten, dat ze niet dieper ligt dan de huid en dof is, dan moet de priester hem zeven dagen opsluiten.
و اگر در پوست پهن شده، کاهن به نجاست او حکم دهد. این بلا می‌باشد. ۲۲ 22
Indien de plek zich verder over de huid verspreidt, dan moet de priester hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
و اگر آن لکه براق در جای خود مانده، پهن نشده باشد، این گری دمل است. پس کاهن به طهارت وی حکم دهد. ۲۳ 23
Zo de plek onveranderd is gebleven, en zich niet verder heeft verspreid, dan is het een litteken van de zweer; de priester moet hem dan rein verklaren.
یا گوشتی که درپوست آن داغ آتش باشد و از گوشت زنده آن داغ، لکه براق سفید مایل به‌سرخی یا سفید پدیدآید، ۲۴ 24
Of wanneer iemand op zijn huid een brandwonde heeft, en er vormt zich in die brandwonde een lichtrode of witte vlek,
پس کاهن آن را ملاحظه نماید. اگر مو درلکه براق سفید گردیده، و گودتر از پوست بنمایداین برص است که از داغ درآمده است. پس کاهن به نجاست او حکم دهد زیرا بلای برص است. ۲۵ 25
dan moet de priester ze onderzoeken; en is op die vlek het haar wit geworden, ligt ze opvallend dieper dan de huid, dan is in die wond melaatsheid uitgebroken; de priester moet hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
و اگر کاهن آن را ملاحظه نماید و اینک در لکه براق موی سفید نباشد و گودتر از پوست نباشد وکم رنگ باشد، کاهن او را هفت روز نگه دارد. ۲۶ 26
Maar zo de priester bemerkt, dat zich op die vlek geen wit haar bevindt, dat ze niet dieper ligt dan de huid en dof is, dan moet de priester hem zeven dagen lang opsluiten.
و در روز هفتم کاهن او را ملاحظه نماید. اگر درپوست پهن شده، کاهن به نجاست وی حکم دهد. این بلای برص است. ۲۷ 27
Op de zevende dag moet de priester hem onderzoeken. Zo de plek zich over de huid heeft verspreid, moet de priester hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
و اگر لکه براق در جای خود مانده، در پوست پهن نشده باشد و کم رنگ باشد، این آماس داغ است. پس کاهن به طهارت وی حکم دهد. این گری داغ است. ۲۸ 28
Maar zo de witte vlek onveranderd is gebleven, zich niet verder over de huid heeft verspreid en dof is geworden, dan is het een roof van de brandwonde; de priester moet hem dan rein verklaren, want het is het litteken van de brandwonde.
«و چون مرد یا زن، بلایی در سر یا در زنخ داشته باشد، ۲۹ 29
Wanneer een man of een vrouw een plek heeft op het hoofd of in de baard,
کاهن آن بلا را ملاحظه نماید. اگرگودتر از پوست بنماید و موی زرد باریک در آن باشد، پس کاهن به نجاست او حکم دهد. این سعفه یعنی برص سر یا زنخ است. ۳۰ 30
dan moet de priester die plek onderzoeken. Ligt deze opvallend dieper dan de huid en is het haar daarop geel en dun, dan moet de priester hem onrein verklaren; het is een kwaadaardige uitslag, melaatsheid van hoofd of baard.
و چون کاهن بلای سعفه را ببیند، اگر گودتر از پوست ننماید و موی سیاه در آن نباشد، پس کاهن آن مبتلای سعفه را هفت روز نگاه دارد. ۳۱ 31
Maar wanneer de priester bemerkt, dat de plek, door de uitslag aangetast, niet opvallend dieper ligt dan de huid, maar er toch ook geen zwart haar op zit, dan moet de priester den lijder aan de uitslag zeven dagen lang opsluiten.
و در روزهفتم کاهن آن بلا را ملاحظه نماید. اگر سعفه پهن نشده، و موی زرد در آن نباشد و سعفه گودتر ازپوست ننماید، ۳۲ 32
Op de zevende dag moet hij de aangetaste plek opnieuw onderzoeken. Heeft de uitslag zich niet uitgebreid, is er geen geel haar op gekomen, en ligt de uitslag niet opvallend dieper dan de huid,
آنگاه موی خود را بتراشد لیکن سعفه را نتراشد و کاهن آن مبتلای سعفه را بازهفت روز نگاه دارد. ۳۳ 33
dan moet de lijder aan uitslag zich scheren, behalve op de plek van de uitslag, en de priester moet hem nogmaals zeven dagen opsluiten.
و در روز هفتم کاهن سعفه را ملاحظه نماید. اگر سعفه در پوست پهن نشده، و از پوست گودتر ننماید، پس کاهن حکم به طهارت وی دهد و او رخت خود را بشوید وطاهر باشد. ۳۴ 34
Op de zevende dag moet de priester de uitslag opnieuw onderzoeken. Heeft de uitslag zich niet verder over de huid verspreid en ligt hij niet opvallend dieper dan de huid, dan moet de priester hem rein verklaren. Hij moet zijn kleren wassen, en is rein.
لیکن اگر بعد از حکم به طهارتش سعفه در پوست پهن شود، ۳۵ 35
Maar zo de uitslag zich verder over de huid heeft verspreid, nadat hij zich reeds aan den priester heeft vertoond, om rein te worden verklaard,
پس کاهن او راملاحظه نماید. اگر سعفه در پوست پهن شده باشد، کاهن موی زرد را نجوید، او نجس است. ۳۶ 36
en bemerkt de priester, dat de uitslag zich werkelijk verder over de huid heeft verspreid, dan behoeft de priester niet verder te zoeken naar het gele haar; hij is onrein.
اما اگر در نظرش سعفه ایستاده باشد، و موی سیاه از آن در‌آمده، پس سعفه شفا یافته است. اوطاهر است و کاهن حکم به طهارت وی بدهد. ۳۷ 37
Wanneer echter de uitslag onveranderd is gebleven en er zwart haar op groeit, dan is de uitslag genezen; hij is rein, en de priester moet hem rein verklaren.
«و چون مرد یا زن در پوست بدن خودلکه های براق یعنی لکه های براق سفید داشته باشد، ۳۸ 38
Wanneer een man of een vrouw witte vlekken op hun huid hebben,
کاهن ملاحظه نماید. اگر لکه‌ها در پوست بدن ایشان کم رنگ و سفید باشد، این بهق است که از پوست درآمده. او طاهر است. ۳۹ 39
dan moet de priester ze onderzoeken. Zijn die vlekken op hun huid dofwit, dan is het slechts een goedaardige uitslag, die op de huid is uitgebroken; ze zijn rein.
وکسی‌که موی سر او ریخته باشد، او اقرع است، وطاهر می‌باشد. ۴۰ 40
Wanneer iemand de haren op zijn hoofd verliest, dan is hij alleen maar een kaalhoofd; hij is rein.
و کسی‌که موی سر او از طرف پیشانی ریخته باشد، او اصلع است، و طاهرمی باشد. ۴۱ 41
Verliest hij zijn haren van voren, dan heeft hij alleen maar een kaal voorhoofd; hij is rein.
و اگر در سر کل او یا پیشانی کل اوسفید مایل به‌سرخی باشد، آن برص است که ازسر کل او یا پیشانی کل او در‌آمده است. ۴۲ 42
Maar zo hij op zijn kaal voor of achterhoofd een vaalrode plek heeft, dan is dat melaatsheid, die op zijn kaal voor of achterhoofd is uitgebroken.
پس کاهن او را ملاحظه کند. اگر آماس آن بلا در سرکل او یا پیشانی کل او سفید مایل به‌سرخی، مانندبرص در پوست بدن باشد، ۴۳ 43
De priester moet hem onderzoeken. Is de roof van die plek op zijn kaal voor of achterhoofd lichtrood, en ziet ze er uit als de melaatsheid van de huid,
او مبروص است، ونجس می‌باشد. کاهن البته حکم به نجاست وی بدهد. بلای وی در سرش است. ۴۴ 44
dan is hij melaats; hij is onrein. De priester moet hem onrein verklaren; hij heeft melaatsheid op zijn hoofd.
و اما مبروص که این بلا را دارد، گریبان او چاک شده، و موی سراو گشاده، و شاربهای او پوشیده شود، و ندا کندنجس نجس. ۴۵ 45
Wie door melaatsheid is getroffen, moet met gescheurde kleren gaan, het hoofd onbedekt, zijn bovenlip omwonden, en hij moet roepen: Onrein, onrein!
و همه روزهایی که بلا دارد، البته نجس خواهد بود، و تنها بماند و مسکن او بیرون لشکرگاه باشد. ۴۶ 46
Zo lang hij melaats blijft, is hij volslagen onrein: hij moet afgezonderd wonen, en buiten de legerplaats verblijven.
«و رختی که بلای برص داشته باشد، خواه رخت پشمین خواه رخت پنبه‌ای، ۴۷ 47
Wanneer de melaatsheid zich op een wollen of linnen kledingstuk vertoont,
خواه در تارو خواه در پود، چه از پشم و چه از پنبه و چه ازچرم، یا از هر چیزی که از چرم ساخته شود، ۴۸ 48
op geweven of geknoopte stof van linnen of wol, op leer of op een of ander ding van leer:
اگر آن بلا مایل به سبزی یا به‌سرخی باشد، دررخت یا در چرم، خواه در تار خواه در پود یا درهر ظرف چرمی، این بلای برص است. به کاهن نشان داده شود. ۴۹ 49
en die plek op dat kleed of dat leer, op die geweven of geknoopte stof of op een of ander ding van leer, is groen of roodachtig, dan is die plek melaats, en moet aan den priester worden getoond.
و کاهن آن بلا را ملاحظه نماید و آن چیزی را که بلا دارد هفت روز نگاه دارد. ۵۰ 50
De priester moet die plek onderzoeken, en het besmette zeven dagen lang wegsluiten.
و آن چیزی را که بلا دارد، در روز هفتم ملاحظه کند. اگر آن بلا در رخت پهن شده باشد، خواه در تار خواه در پود، یا در چرم در هر کاری که چرم برای آن استعمال می‌شود، این برص مفسد است و آن چیز نجس می‌باشد. ۵۱ 51
Op de zevende dag moet hij de plek opnieuw onderzoeken. Heeft deze plek zich op het kledingstuk, op de geweven of geknoopte stof, op het leer of op een of ander ding van leer verder verspreid, dan is het kwaadaardige melaatsheid; het besmette is onrein.
پس آن رخت را بسوزاند، چه تار و چه پود، خواه در پشم خواه در پنبه، یا در هر ظرف چرمی که بلا در آن باشد، زیرا برص مفسد است. به آتش سوخته شود. ۵۲ 52
Hij moet het kleed, de geweven of geknoopte stof van wol of linnen, of het een of ander ding van leer, waarop de plek zit, verbranden. Want het is kwaadaardige melaatsheid; het ding moet in het vuur worden verbrand.
اما چون کاهن آن را ملاحظه کند، اگر بلادر رخت، خواه در تار خواه در پود، یا در هرظرف چرمی پهن نشده باشد، ۵۳ 53
Maar zo de priester bemerkt, dat de plek zich op het kleed, de geweven of geknoopte stof, of op een of ander ding van leer niet verder heeft uitgebreid,
پس کاهن امرفرماید تا آنچه را که بلا دارد بشویند، و آن راهفت روز دیگر نگاه دارد. ۵۴ 54
dan moet de priester bevelen, het ding, waarop de plek zit, te wassen en het opnieuw zeven dagen lang wegsluiten.
و بعد از شستن آن چیز که بلا دارد کاهن ملاحظه نماید. اگر رنگ آن بلا تبدیل نشده، هر‌چند بلا هم پهن نشده باشد، این نجس است. آن را به آتش بسوزان. این خوره است، خواه فرسودگی آن در درون باشد یا دربیرون. ۵۵ 55
Ziet de priester, dat de plek na de wassing van het besmette ding, niet is veranderd, dan is het onrein; ook al heeft die plek zich niet uitgebreid. Ge moet het verbranden; het is een voortkankerende melaatsheid aan de achter of voorkant.
و چون کاهن ملاحظه نماید، اگر بلا بعداز شستن آن کم رنگ شده باشد، پس آن را ازرخت یا از چرم خواه از تار خواه از پود، پاره کند. ۵۶ 56
Ziet de priester, dat de besmette plek na de wassing dof is geworden, dan moet hij ze van het kleed, van het leer of van de geweven of geknoopte stof afscheuren.
و اگر باز در آن رخت خواه در تار خواه در پود، یا در هر ظرف چرمی ظاهر شود، این برآمدن برص است. آنچه را که بلا دارد به آتش بسوزان. ۵۷ 57
Verschijnt ze opnieuw op het kleed, op de geweven of geknoopte stof, of op een of ander leren ding, dan is het uitbarstende melaatsheid. Gij moet het ding, waarop de plek zit, verbranden.
و آن رخت خواه تار و خواه پود، یا هر ظرف چرمی را که شسته‌ای و بلا از آن رفع شده باشد، دوباره شسته شود و طاهر خواهد بود.» ۵۸ 58
Maar het kleed, de geweven of geknoopte stof of het een of ander ding van leer, waaruit de plek na wassing is verdwenen, moet opnieuw worden gewassen; dan is het rein.
این است قانون بلای برص در رخت پشمین یا پنبه‌ای خواه در تار خواه در پود، یا در هر ظرف چرمی برای حکم به طهارت یا نجاست آن. ۵۹ 59
Dit is de wet op de melaatsheid van een wollen of linnen kleed, van geweven of geknoopte stof of van een of ander ding van leer. Ze dient om iets rein of onrein te verklaren.

< لاویان 13 >