< پیدایش 24 >

و ابراهیم پیر و سالخورده شد، وخداوند، ابراهیم را در هر چیز برکت داد. ۱ 1
Abraham was oud en hoogbejaard, en Jahweh had Abraham in alles gezegend.
و ابراهیم به خادم خود، که بزرگ خانه وی، و بر تمام مایملک او مختار بود، گفت: «اکنون دست خود را زیر ران من بگذار. ۲ 2
Daarom sprak Abraham tot den oudsten dienaar van zijn huis, die het opzicht had over heel zijn bezit: Leg uw hand onder mijn heup;
و به یهوه، خدای آسمان و خدای زمین، تو را قسم می‌دهم، که زنی برای پسرم از دختر کنعانیان، که در میان ایشان ساکنم، نگیری، ۳ 3
want ik wil u doen zweren bij Jahweh, den God des hemels en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw zult kiezen uit de dochters der Kanaänieten, in wier midden ik woon;
بلکه به ولایت من و به مولدم بروی، و از آنجا زنی برای پسرم اسحاق بگیری.» ۴ 4
maar dat gij naar mijn land en mijn familie zult gaan, om dáár een vrouw voor mijn zoon Isaäk te zoeken.
خادم به وی گفت: «شاید آن زن راضی نباشد که با من بدین زمین بیاید؟ آیا پسرت را بدان زمینی که از آن بیرون آمدی، بازبرم؟» ۵ 5
De dienaar antwoordde: Maar als nu de vrouw mij niet wil volgen naar dit land, moet ik dan uw zoon terugbrengen naar het land, waaruit gij zijt weggetrokken?
ابراهیم وی را گفت: «زنهار، پسر مرا بدانجا باز مبری. ۶ 6
Maar Abraham zeide hem: Pas op, dat ge mijn zoon daar niet terugbrengt.
یهوه، خدای آسمان، که مرا از خانه پدرم و اززمین مولد من، بیرون آورد، و به من تکلم کرد، وقسم خورده، گفت: “که این زمین را به ذریت توخواهم داد.” او فرشته خود را پیش روی توخواهد فرستاد، تا زنی برای پسرم از آنجا بگیری. ۷ 7
Jahweh, de God des hemels, die mij uit mijn vaderlijk huis en uit mijn geboorteland heeft geleid, en die mij gezegd en bezworen heeft: "Aan uw nageslacht geef Ik dit land": Hij zal zijn engel voor u uit zenden, en u daar voor mijn zoon een vrouw laten vinden.
اما اگر آن زن از آمدن با تو رضا ندهد، از این قسم من، بری خواهی بود، لیکن زنهار، پسر مرابدانجا باز نبری.» ۸ 8
Mocht die vrouw u niet willen volgen, dan verplicht mijn eed u niet langer; maar in geen geval moogt ge mijn zoon daar terugbrengen.
پس خادم دست خود را زیرران آقای خود ابراهیم نهاد، و در این امر برای اوقسم خورد. ۹ 9
Toen legde de dienaar zijn hand onder de heup van Abraham, zijn meester, en zwoer hem de gevraagde eed.
و خادم ده شتر، از شتران آقای خود گرفته، برفت. و همه اموال مولایش به‌دست او بود. پس روانه شده، به شهر ناحور در ارام نهرین آمد. ۱۰ 10
Nu nam de dienaar tien kamelen uit de kudde van zijn meester, pakte allerlei kostbaarheden van zijn meester bijeen, trok op en reisde naar Aram-Naharáim, naar de stad van Nachor.
وبه وقت عصر، هنگامی که زنان برای کشیدن آب بیرون می‌آمدند، شتران خود را در خارج شهر، برلب چاه آب خوابانید. ۱۱ 11
Buiten de stad bij de waterput liet hij de kamelen neerknielen; het was tegen de avond, dus tegen de tijd, dat de vrouwen naar buiten gaan, om water te putten.
و گفت: «ای یهوه، خدای آقایم ابراهیم، امروز مرا کامیاب بفرما، و باآقایم ابراهیم احسان بنما. ۱۲ 12
Toen sprak hij: Jahweh, God van mijn heer Abraham; ik bid U, laat mij nu slagen, en wees Abraham, mijn meester, genadig.
اینک من بر این چشمه آب ایستاده‌ام، و دختران اهل این شهر، به جهت کشیدن آب بیرون می‌آیند. ۱۳ 13
Zie, ik sta bij de bron, en de dochters van de burgers der stad komen naar buiten, om water te putten.
پس چنین بشود که آن دختری که به وی گویم: “سبوی خودرا فرودآر تا بنوشم “، و او گوید: “بنوش و شترانت را نیز سیراب کنم “، همان باشد که نصیب بنده خود اسحاق کرده باشی، تا بدین، بدانم که با آقایم احسان فرموده‌ای.» ۱۴ 14
Wanneer het meisje, tot wie ik zeg: "reik mij uw kruik, om te drinken", ten antwoord geeft: "drink, en ook uw kamelen zal ik water geven"; dan zal dàt het meisje zijn, dat Gij voor uw dienaar Isaäk hebt bestemd; en daaraan zal ik erkennen, dat Gij mijn heer genadig zijt.
و او هنوز از سخن‌گفتن فارغ نشده بود که ناگاه، رفقه، دختر بتوئیل، پسر ملکه، زن ناحور، برادر ابراهیم، بیرون آمد و سبویی بر کتف داشت. ۱۵ 15
Nog had hij niet uitgesproken, of Rebekka kwam met een kruik op haar schouder naar buiten; zij was de dochter van Betoeël, den zoon van Milka, de vrouw van Nachor, Abrahams broer.
و آن دختر بسیار نیکومنظر و باکره بود، ومردی او را نشناخته بود. پس به چشمه فرورفت، و سبوی خود را پر کرده، بالا آمد. ۱۶ 16
Het was een bijzonder mooi meisje; een maagd, die nog met geen man omgang had gehad. Zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik, en kwam weer naar boven.
آنگاه خادم به استقبال او بشتافت و گفت: «جرعه‌ای آب ازسبوی خود به من بنوشان.» ۱۷ 17
De dienaar liep op haar toe, en sprak: Laat mij een beetje water drinken uit uw kruik.
گفت: «ای آقای من بنوش»، و سبوی خود را بزودی بر دست خودفرودآورده، او را نوشانید. ۱۸ 18
Zij antwoordde: Drink, heer. En terstond liet zij de kruik op haar hand zakken, en gaf hem te drinken.
و چون ازنوشانیدنش فارغ شد، گفت: «برای شترانت نیزبکشم تا از نوشیدن بازایستند.» ۱۹ 19
En toen zij hem had laten drinken, zeide zij nog: Ook voor uw kamelen zal ik water putten, tot ze genoeg hebben.
پس سبوی خود را بزودی در آبخور خالی کرد و باز به سوی چاه، برای کشیدن بدوید، و از بهر همه شترانش کشید. ۲۰ 20
Vlug goot ze haar kruik in de drinkbak leeg, repte zich weer naar de put, om opnieuw te gaan scheppen, en water te putten voor al zijn kamelen.
و آن مرد بر وی چشم دوخته بود وسکوت داشت، تا بداند که خداوند، سفر او راخیریت اثر نموده است یا نه. ۲۱ 21
Zwijgend nam de man haar nauwkeuriger op, om te weten, of Jahweh zijn reis had doen slagen, of niet.
و واقع شد، چون شتران از نوشیدن بازایستادند، که آن مرد حلقه طلای نیم مثقال وزن، ودو ابرنجین برای دستهایش، که ده مثقال طلا وزن آنها بود، بیرون آورد. ۲۲ 22
En nadat de kamelen volop hadden gedronken, nam de man een gouden neusring ter waarde van een halve sikkel, stak die in haar neus, deed om haar polsen twee armbanden ter waarde van tien gouden sikkels,
و گفت: «به من بگو که دختر کیستی؟ آیا در خانه پدرت جایی برای ماباشد تا شب را بسر بریم؟» ۲۳ 23
en vroeg: Wiens dochter zijt gij; vertel me dat eens? Is er in het huis van uw vader plaats voor ons, om te overnachten?
وی را گفت: «من دختر بتوئیل، پسر ملکه که او را از ناحور زایید، می‌باشم.» ۲۴ 24
Ze gaf hem ten antwoord: Ik ben de dochter van Betoeël, den zoon van Milka, dien zij aan Nachor heeft gebaard.
و بدو گفت: «نزد ما کاه و علف فراوان است، و جای نیز برای منزل.» ۲۵ 25
En zij ging voort: We hebben stro en voedsel in overvloed, ook plaats om te overnachten.
آنگاه آن مرد خم شد، خداوند را پرستش نمود ۲۶ 26
Toen viel de man op zijn knieën, aanbad Jahweh,
و گفت: «متبارک باد یهوه، خدای آقایم ابراهیم، که لطف و وفای خود را از آقایم دریغ نداشت، و چون من در راه بودم، خداوند مرا به خانه برادران آقایم راهنمایی فرمود.» ۲۷ 27
en sprak: Gezegend zij Jahweh, de God van Abraham, mijn meester, die zijn genade en trouw aan mijn heer niet onthoudt; want Jahweh heeft mij geleid naar het huis van den broer van mijn heer.
پس آن دختر دوان دوان رفته، اهل خانه مادر خویش را از این وقایع خبر داد. ۲۸ 28
Het meisje was al naar huis gelopen, en vertelde thuis aan haar moeder, wat er gebeurd was.
و رفقه رابرادری لابان نام بود. پس لابان به نزد آن مرد، به‌سر چشمه، دوان دوان بیرون آمد. ۲۹ 29
Nu had Rebekka een broer, die Laban heette. Laban liep naar den man, die buiten bij de bron stond;
و واقع شدکه چون آن حلقه و ابرنجینها را بر دستهای خواهر خود دید، و سخنهای خواهر خود، رفقه را شنید که می‌گفت آن مرد چنین به من گفته است، به نزد وی آمد. و اینک نزد شتران به‌سر چشمه ایستاده بود. ۳۰ 30
want hij had de neusring gezien met de armbanden om de polsen van zijn zuster, en zijn zuster Rebekka horen vertellen: zo en zo heeft de man met mij gesproken. Hij trad op hem toe, terwijl hij nog met de kamelen bij de bron stond te wachten,
و گفت: «ای مبارک خداوند، بیا، چرا بیرون ایستاده‌ای؟ من خانه را و منزلی برای شتران، مهیا ساخته‌ام.» ۳۱ 31
en sprak: Kom, gezegende van Jahweh; waarom blijft ge nog buiten staan, terwijl ik het huis en een plaats voor de kamelen al gereed heb?
پس آن مرد به خانه درآمد، و لابان شتران را باز کرد، و کاه و علف به شتران داد، و آب به جهت شستن پایهایش و پایهای رفقایش آورد. ۳۲ 32
Hij leidde den man naar huis, zadelde de kamelen af, en gaf ze stro en voer; dan bracht hij voor hem en zijn mannen water, om zich de voeten te wassen.
و غذا پیش او نهادند. وی گفت: «تا مقصود خود را بازنگویم، چیزی نخورم.» گفت: «بگو.» ۳۳ 33
Maar toen hem spijzen werden voorgezet, zeide hij: Ik eet niet, eer ik gezegd heb, wat ik moet zeggen. Hij zeide: Spreek op.
گفت: «من خادم ابراهیم هستم. ۳۴ 34
En hij sprak: Ik ben de dienaar van Abraham.
وخداوند، آقای مرا بسیار برکت داده و او بزرگ شده است، و گله‌ها و رمه‌ها و نقره و طلا و غلامان و کنیزان و شتران و الاغان بدو داده است. ۳۵ 35
Jahweh heeft mijn heer overvloedig gezegend, zodat hij rijk is geworden; Hij heeft hem schapen en runderen, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels geschonken.
وزوجه آقایم ساره، بعد از پیر شدن، پسری برای آقایم زایید، و آنچه دارد، بدو داده است. ۳۶ 36
En Sara, de vrouw van mijn meester, heeft mijn heer een zoon gebaard, toen ze reeds oud was; en aan hem heeft hij heel zijn bezit vermaakt.
وآقایم مرا قسم داد و گفت که “زنی برای پسرم ازدختران کنعانیان که در زمین ایشان ساکنم، نگیری. ۳۷ 37
Nu heeft mijn meester mij een eed laten zweren: Gij moogt voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier land ik woon;
بلکه به خانه پدرم و به قبیله من بروی، و زنی برای پسرم بگیری.” ۳۸ 38
maar ge moet naar het huis van mijn vader gaan en naar mijn stam, om daar een vrouw voor mijn zoon te halen.
و به آقای خودگفتم: “شاید آن زن همراه من نیاید؟” ۳۹ 39
Ik zeide tot mijn heer: Maar als die vrouw mij niet wil volgen?
او به من گفت: “یهوه که به حضور او سالک بوده‌ام، فرشته خود را با تو خواهد فرستاد، و سفر تو راخیریت اثر خواهد گردانید، تا زنی برای پسرم ازقبیله‌ام و از خانه پدرم بگیری. ۴۰ 40
Hij antwoordde mij: Jahweh voor wiens aanschijn ik heb geleefd, Hij zal zijn engel met u zenden, en uw reis doen gelukken; gij zult een vrouw voor mijn zoon krijgen uit mijn stam en uit het huis van mijn vader.
آنگاه از قسم من بری خواهی گشت، چون به نزد قبیله‌ام رفتی، هرگاه زنی به تو ندادند، از سوگند من بری خواهی بود.” ۴۱ 41
Eerst dan zijt gij van de eed, die ik u opleg, ontslagen, als ge bij mijn stam zijt gekomen, en men er u geen geven wil; dan verplicht mijn eed u niet meer.
پس امروز به‌سر چشمه رسیدم و گفتم: “ای یهوه، خدای آقایم ابراهیم، اگر حال، سفر مراکه به آن آمده‌ام، کامیاب خواهی کرد. ۴۲ 42
Toen ik dan vandaag bij de bron was gekomen, zeide ik: Jahweh, God van mijn heer Abraham; ach, laat toch de reis gelukken, die ik heb ondernomen.
اینک من به‌سر این چشمه آب ایستاده‌ام. پس چنین بشودکه آن دختری که برای کشیدن آب بیرون آید، وبه وی گویم: “مرا از سبوی خود جرعه‌ای آب بنوشان “، ۴۳ 43
Zie, ik sta nu bij de waterbron. Wanneer de maagd, die naar buiten komt, om water te putten, en tot wie ik zeg: "geef mij een beetje water te drinken uit uw kruik",
و به من گوید: “بیاشام، و برای شترانت نیز آب می‌کشم “، او همان زن باشد که خداوند، نصیب آقازاده من کرده است. ۴۴ 44
mij ten antwoord geeft: "drink, en ook voor uw kamelen zal ik putten", dan zal zij de vrouw zijn, die Jahweh voor den zoon van mijn heer heeft bestemd.
و من هنوز از گفتن این، در دل خود فارغ نشده بودم، که ناگاه، رفقه با سبویی بر کتف خود بیرون آمد، و به چشمه پایین رفت، تا آب بکشد. و به وی گفتم: “جرعه‌ای آب به من بنوشان.” ۴۵ 45
Nog had ik bij mezelf niet uitgesproken, of daar kwam Rebekka naar buiten met haar kruik op haar schouder, en daalde af naar de bron, om te putten. En toen ik haar zeide: "laat mij wat drinken",
پس سبوی خودرا بزودی از کتف خود فروآورده، گفت: “بیاشام، و شترانت را نیز آب می‌دهم.” پس نوشیدم وشتران را نیز آب داد. ۴۶ 46
liet ze dadelijk haar kruik zakken, en sprak: "drink, en ook uw kamelen zal ik water geven". Ik dronk, en ze liet ook de kamelen drinken.
و از او پرسیده، گفتم: “تودختر کیستی؟” گفت: “دختر بتوئیل بن ناحور که ملکه، او را برای او زایید.” پس حلقه را در بینی او، و ابرنجین‌ها را بر دستهایش گذاشتم. ۴۷ 47
Ik vroeg haar: Wiens dochter zijt gij? Zij antwoordde: De dochter van Betoeël, den zoon van Nachor, dien Milka hem geschonken heeft. Toen stak ik een ring in haar neus, en deed armbanden om haar polsen.
آنگاه سجده کرده، خداوند را پرستش نمودم. و یهوه، خدای آقای خود ابراهیم را، متبارک خواندم، که مرا به راه راست هدایت فرمود، تا دختر برادرآقای خود را، برای پسرش بگیرم. ۴۸ 48
Ik viel op mijn knieën om Jahweh te aanbidden, en ik zegende Jahweh, den God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg had geleid, om voor zijn zoon de dochter van den broer van mijn meester te gaan halen.
اکنون اگربخواهید با آقایم احسان و صداقت کنید، پس مراخبر دهید. و اگر نه مرا خبر دهید، تا بطرف راست یا چپ ره سپر شوم.» ۴۹ 49
Welnu dan, als gij mijn heer liefde en trouw wilt bewijzen, zegt het mij dan; maar zo niet, laat het mij eveneens weten, dan kan ik naar rechts of naar links gaan.
لابان و بتوئیل در جواب گفتند: «این امر ازخداوند صادر شده است، با تو نیک یا بدنمی توانیم گفت. ۵۰ 50
Laban en Betoeël gaven ten antwoord: Dit is een beschikking van Jahweh; we kunnen er niets tegen inbrengen.
اینک رفقه حاضر است، او رابرداشته، روانه شو تا زن پسر آقایت باشد، چنانکه خداوند گفته است.» ۵۱ 51
Zie Rebekka staat te uwer beschikking; neem haar met u mee, opdat zij de vrouw wordt van den zoon van uw heer, zoals Jahweh gezegd heeft.
و واقع شد که چون خادم ابراهیم سخن ایشان را شنید، خداوند را به زمین سجده کرد. ۵۲ 52
Toen de dienaar van Abraham had gehoord wat ze zeiden, wierp hij zich ter aarde voor Jahweh neer.
و خادم، آلات نقره و آلات طلا و رختها رابیرون آورده، پیشکش رفقه کرد، و برادر و مادر اورا چیزهای نفیسه داد. ۵۳ 53
Hij haalde zilveren en gouden sieraden en klederen te voorschijn, en schonk ze aan Rebekka; ook aan haar broer en haar moeder gaf hij kostbare geschenken.
و او و رفقایش خوردندو آشامیدند و شب را بسر بردند. و بامدادان برخاسته، گفت: «مرا به سوی آقایم روانه نمایید.» ۵۴ 54
Toen eerst aten en dronken hij en zijn mannen, en bleven ze overnachten. Zodra men de volgende morgen was opgestaan, sprak hij: Laat mij nu terug gaan naar mijn heer.
برادر و مادر او گفتند: «دختر با ما ده روزی بماند و بعد از آن روانه شود.» ۵۵ 55
Maar haar broer en haar moeder zeiden: Laat het meisje nog een dag of tien bij ons blijven; dan kan ze vertrekken.
بدیشان گفت: «مرا معطل مسازید، خداوند سفر مرا کامیاب گردانیده است، پس مرا روانه نمایید تا بنزد آقای خود بروم.» ۵۶ 56
Maar hij antwoordde hun: Houdt me niet tegen, nu Jahweh mijn reis heeft doen slagen; staat mij dus toe, naar mijn heer te vertrekken.
گفتند: «دختر را بخوانیم و اززبانش بپرسیم.» ۵۷ 57
Ze zeiden: We zullen het meisje roepen, en het haar zelf vragen.
پس رفقه را خواندند و به وی گفتند: «با این مرد خواهی رفت؟» گفت: «می‌روم.» ۵۸ 58
Zij riepen Rebekka, en vroegen haar: Wilt ge met dien man meegaan? Zij antwoordde: Ja!
آنگاه خواهر خود رفقه، و دایه‌اش را، با خادم ابراهیم و رفقایش روانه کردند. ۵۹ 59
Nu lieten ze hun zuster Rebekka vertrekken, vergezeld van haar min en den dienaar van Abraham met zijn volk.
ورفقه را برکت داده به وی گفتند: «تو خواهر ماهستی، مادر هزار کرورها باش، و ذریت تو، دروازه دشمنان خود را متصرف شوند.» ۶۰ 60
Zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: Zuster, moogt ge tot duizend maal tienduizenden groeien, En moge uw kroost de poorten bezitten van die het haten.
پس رفقه با کنیزانش برخاسته، بر شتران سوار شدند، و از عقب آن مرد روانه گردیدند. وخادم، رفقه را برداشته، برفت. ۶۱ 61
Toen maakten Rebekka en haar dienstmaagd zich klaar, stegen op de kamelen, en sloten zich aan bij den man; de dienaar nam Rebekka mee, en vertrok.
و اسحاق از راه بئرلحی رئی می‌آمد، زیرا که او در ارض جنوب ساکن بود. ۶۲ 62
Intussen was Isaäk naar de woestijn bij de bron van Lachai-Roï getrokken, en woonde hij in het land van de Négeb.
و هنگام شام، اسحاق برای تفکر به صحرا بیرون رفت، و چون نظر بالا کرد، دید که شتران می‌آیند. ۶۳ 63
Eens was Isaäk bij het vallen van de avond het veld ingegaan, om zich wat te verzetten; toevallig sloeg hij zijn ogen op, en zie: daar kwamen kamelen aan.
و رفقه چشمان خود را بلندکرده، اسحاق را دید، و از شتر خود فرود آمد، ۶۴ 64
Ook Rebekka sloeg haar ogen op; en toen zij Isaäk zag, liet zij zich van haar kameel afglijden,
زیرا که از خادم پرسید: «این مرد کیست که درصحرا به استقبال ما می‌آید؟» و خادم گفت: «آقای من است.» پس برقع خود را گرفته، خود راپوشانید. ۶۵ 65
en sprak tot den dienaar: Wie is die man daar, die ons in het veld tegemoet komt? De dienaar antwoordde: Dat is mijn meester. Toen nam ze haar sluier, en bedekte zich.
و خادم، همه کارهایی را که کرده بود، به اسحاق باز‌گفت. ۶۶ 66
En nadat de dienaar alles, wat hij gedaan had, aan Isaäk had verteld,
و اسحاق، رفقه را به خیمه مادر خود، ساره، آورد، و او را به زنی خود گرفته، دل در او بست. و اسحاق بعد از وفات مادر خود، تسلی پذیرفت. ۶۷ 67
leidde Isaäk Rebekka naar de tent van Sara zijn moeder, en nam haar tot vrouw. Isaäk kreeg haar lief, en troostte zich over de dood van zijn moeder.

< پیدایش 24 >