< Psalms 73 >

1 A psalm of Asaph. Yes, God is good to the upright, the Lord to the pure in heart.
Psalm van Asaf. Waarachtig; God is goed voor den rechtvaardige, Jahweh voor de reinen van hart!
2 But my feet were almost gone, my steps had nearly slipped,
Toch waren haast mijn voeten gestruikeld, Mijn schreden bijna uitgegleden!
3 through envy of godless braggarts, when I saw how well they fared.
Want ik was jaloers op de bozen, Omdat ik de voorspoed der zondaars zag;
4 For never a pang have they, their body is sound and sleek.
Voor hen toch bestaat er geen lijden, Gezond en vol kracht is hun lijf.
5 They have no trouble like mortals, no share in human pain.
Ze hebben geen zorgen als andere mensen, Worden niet als anderen geplaagd;
6 So they wear their pride like a necklace, they put on the garment of wrong,
Daarom hangen ze hoogmoed om als een keten, Bedekt hen geweld als een mantel.
7 their eyes stand out with fatness, their heart swells with riotous fancies.
De misdaad puilt uit hun vet, Hun hart loopt over van slechte gedachten;
8 Their speech is mocking and evil, condescending and crooked their speech.
Ze honen en lasteren, En dreigen op hoge toon met geweld.
9 They have set their mouth in the heavens, while their tongue struts about on the earth.
Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten.
10 Small wonder that people resort to them, and drink deep draughts of their lore.
Daarom lopen de dwazen achter hen aan, En slurpen begerig hun woorden op.
11 ‘How does God know?’ they say, ‘And has the Most High any knowledge?’
Ze zeggen: "Hoe zou God er iets van weten, De Allerhoogste er kennis van hebben?"
12 See! These are the godless, with wealth and ease ever increasing.
Zie, zo gaat het de zondaars: Ze zijn altijd gelukkig, en hopen zich rijkdommen op!
13 Yes, in vain have I kept my heart pure, and washed my hands in innocence;
Heb ik dan mijn hart vergeefs in reinheid bewaard, En mijn handen in onschuld gewassen:
14 for all the day long was I plagued not a morning but I was chastised.
De ganse dag word ik geplaagd, Iedere morgen opnieuw geslagen!
15 But to resolve to speak like they do would be treachery to your children.
Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen;
16 So I sought to understand it, but a wearisome task it seemed:
Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog.
17 till I entered the holy world of God and saw clearly their destiny.
Totdat ik in Gods raadsbesluiten drong, En op hun einde ging letten:
18 Yes, you set them on slippery places; down to destruction you hurl them.
Ja, Gij hebt ze op een glibberige bodem gezet, Ze gestort in hun eigen verderf!
19 One moment and then what a horror of ruin! They are finished and ended in terrors.
Hoe zijn ze in een oogwenk vernietigd, Verdwenen, in verschrikkelijke rampen vergaan:
20 Like a dream, when one wakes, shall they be, whose phantoms the waker despises.
Heer, als een droom, die bij het ontwaken vervliegt, Wiens beeld we bij het opstaan verachten!
21 So my bitterness of mind and the pain that stabbed my heart
Als dus mijn hart nog verbitterd zou zijn, En mijn nieren bleven geprikkeld,
22 show how dull I was and stupid just like a beast before you.
Dan was ik een dwaas en een zot, Een stuk vee in uw oog.
23 But I am always with you, you have hold of my right hand.
Want ik blijf altijd bij U, Gij houdt mij bij de rechterhand;
24 By a plan of yours you guide me and will afterward take me to glory.
Gij leidt mij naar uw raadsbesluit, En herstelt mij in ere!
25 Whom have I in the heavens but you? And on earth there is none I desire beside you.
Wat heb ik toch in de hemel; Ook op aarde verlang ik niets buiten U!
26 Though flesh and heart waste away, yet God is the rock of my heart, yet God is my portion forever.
Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel.
27 For see! Those who are far from you must perish, you destroy all who are false to you.
Maar die U verlaten, gaan zeker te gronde, Gij vernietigt wie van U afvalt;
28 But I am happy when close to God; the Lord my God I have made my refuge, that I may recount all the things you have done.
Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven, En mijn vertrouwen te stellen op Jahweh, mijn Heer!

< Psalms 73 >