Psalmen 95

1 Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.

Псалом Хвалебная песнь Давида. Приидите, воспоем Господу, воскликнем Богу, твердыне спасения нашего;

2 Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.

предстанем лицу Его со славословием, в песнях воскликнем Ему,

3 Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;

ибо Господь есть Бог великий и Царь великий над всеми богами.

4 In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;

В Его руке глубины земли, и вершины гор - Его же;

5 Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.

Его - море, и Он создал его, и сушу образовали руки Его.

6 Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.

Приидите, поклонимся и припадем, преклоним колени пред лицем Господа, Творца нашего;

7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,

ибо Он есть Бог наш, и мы - народ паствы Его и овцы руки Его. О, если бы вы ныне послушали гласа Его:

8 Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;

“не ожесточите сердца вашего, как в Мериве, как в день искушения в пустыне,

9 Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.

где искушали Меня отцы ваши, испытывали Меня, и видели дело Мое.

10 Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.

Сорок лет Я был раздражаем родом сим, и сказал: это народ, заблуждающийся сердцем; они не познали путей Моих,

11 Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!

и потому Я поклялся во гневе Моем, что они не войдут в покой Мой”.