< ᏣᏂ ᏄᏍᏛ ᎠᏥᎾᏄᎪᏫᏎᎸᎢ 17 >

1 ᎠᏏᏴᏫᏃ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎦᎵᏉᎩ ᎢᏯᏂᏛ ᎨᏒ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ, ᎾᏍᎩ ᎦᎵᏉᎩ ᎫᎫ ᏥᏓᏂᏰᎲᎩ, ᎤᎷᏨᎩ ᎠᎴ ᎠᏆᎵᏃᎮᏔᏅᎩ, ᎯᎠ ᎾᎩᏪᏎᎸᎩ, ᎡᎮᎾ; ᏓᎬᎾᏄᎪᏫᏎᎵ ᏄᏍᏛ ᏣᎫᎪᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎤᏣᏘ ᎤᏁᎫᏥᏛ ᎠᎨᏴ, ᎤᏣᏘ ᎠᎹ ᏚᏪᏴ ᏧᏬᎳ;
En er kwam een uit de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, en hij sprak met mij zeggende: kom hier, ik zal u het oordeel doen zien van de groote hoere, die gezeten is op de vele wateren;
2 ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᎤᏕᎵᏛ ᏧᎾᏂᏏᏅᎯ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᏓᏁᏩᏗᏒ ᏧᏂᏴᏍᏕᏍᏔᏅᎯ ᏥᎩ ᎩᎦᎨ-ᎠᏗᏔᏍᏗ ᎤᏕᎵᏛ ᏚᏂᏏᏂᏙᎸ ᎤᏩᏛᏛ.
met wie de koningen der aarde hoererij bedreven hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van den wijn harer hoererij.
3 ᎾᏍᎩᏃ ᎠᏓᏅᏙ ᎬᏗ ᎢᎾᎨ ᏩᏆᏘᏅᏍᏔᏅᎩ; ᎠᎨᏴᏃ ᎥᏥᎪᎲᎩ ᎩᎦᎨ ᏗᎧᏃᏗᏱ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎤᎩᎸᏛᎩ ᎾᏍᎩ ᎤᎧᎵᏨᎯ ᎨᏒᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏚᏙᎥ ᎠᏐᏢᎢᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ ᎦᎵᏉᎩ ᏓᏍᎫᏓᏛᎩ, ᎠᎴ ᎠᏍᎪᎯ ᏕᎤᎷᎬᎩ.
En hij voerde mij weg in den geest naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlaken rood beest, dat vol was van lasterlijke namen, en dat zeven koppen en tien hoornen had.
4 ᎠᎨᏴᏃ ᏗᏕᎭᎷᎨ ᎠᎴ ᏗᎩᎦᎨ ᏚᏄᏩᎥᎩ, ᎠᎴ ᎠᏕᎸ-ᏓᎶᏂᎨ ᎠᎴ ᏗᎦᎸᏉᏗ, ᏅᏯ ᎠᎴ ᏓᎬᎾ-ᎢᏳᎾᏍᏗ ᏚᏣᏅᏛᎩ, ᎠᎴ ᎠᏕᎸ-ᏓᎶᏂᎨ ᎠᏢᎳᏅᎯ ᎤᎵᏍᏈᏗ ᎠᏰᎲᎩ ᎠᎧᎵᎢ ᎤᏂᏆᏘᏍᏗ ᎨᏒ, ᎠᎴ ᎤᏁᎢᎸᏗ ᎾᏍᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᏚᏂᏏᏂᏙᎸ ᎤᏩᏛᏛ.
En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken, en versierd met goud en met kostelijk gesteente en met paarlen; en zij had in haar hand een drinkbeker van goud, die vol was van gruwelen en van de onzuiverheid harer hoererij;
5 ᎠᎬᏓᎨᏂᏃ ᏚᏙᎥ ᎪᏪᎸᎩ, [ ᎯᎠ ᏂᎬᏅᎩ ] ᎤᏕᎵᏛ ᎨᏒᎢ, ᏓᏓᎶᏂ ᎡᏆ, ᎤᏂᏁᎫᏥᏛ ᎠᏂᎨᏴ ᎤᏂᏥ ᎠᎴ ᎤᏂᏆᏘᏍᏗ ᎡᎶᎯ ᎡᎯ.
en op haar voorhoofd had zij een naam geschreven: Verborgenheid, Babylon de groote, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde.
6 ᎠᎴ ᎠᎨᏴ ᎥᏥᎪᎥᎩ ᎤᎾᏓᏅᏘ ᎤᏂᎩᎬ, ᎠᎴ ᏥᏌ ᎬᏩᏃᎮᏍᎩ ᎤᏂᎩᎬ ᎤᏴᏍᏕᏍᏗᏍᎬᎩ; ᏥᎪᎥᏃ ᎤᏣᏘ ᎠᏍᏆᏂᎪᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏗ ᎠᎩᏍᏆᏂᎪᏒᎩ.
En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. En als ik haar zag, stond ik verwonderd met groote verwondering.
7 ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯᏃ ᎯᎠ ᎾᎩᏪᏎᎸᎩ, ᎦᏙᏃ ᎥᏣᏍᏆᏂᎪᎵ? ᏓᎬᏃᏁᎵ ᏄᏍᏛ ᎦᏛᎬ ᎠᎨᏴ, ᎠᎴ ᏄᏍᏛ ᎦᏛᎬ ᏅᎩᏗᎦᏅᏌᏗ ᎾᏍᎩ ᏧᎩᎸᏗ, ᎾᏍᎩ ᎦᎵᏉᎩ ᏥᏓᏍᎫᏓᏛ ᎠᎴ ᎠᏍᎪᎯ ᏥᏚᎷᎦ.
En de engel zeide tot mij: waarom staat gij verwonderd? Ik zal u de geheimenis zeggen van de vrouw en van het beest dat haar draagt, dat de zeven koppen en de tien hoornen heeft.
8 ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᏥᎪᎥᎩ, ᎡᎲᎩ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᏰᎭ; ᎠᎴ ᏙᏛᎴᏂ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᏗᏔᎴᏒ ᏓᎦᏄᎪᏥ, ᎠᎴ ᎠᏥᏛᏙᏗᏱ ᏮᏓᎦᎶᏏ, ᎾᏍᎩᏃ Ꮎ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ ᎾᏍᎩ ᏚᎾᏙᎥ ᏂᏗᎪᏪᎳᏅ Ꮎ ᎬᏂᏛ ᎪᏪᎵᎯ ᎡᎶᎯ ᏧᏙᏢᏅ ᏅᏓᎬᏩᎴᏅᏛ ᏛᏂᏍᏆᏂᎪᏏ ᎠᏂᎪᎲᎭ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎾᏍᎩ ᏤᎲᎩ, ᎠᎴ ᏁᎲᎾ ᏥᎩ, ᎠᏎᏃ ᎾᏍᎩ ᏤᎭ. (Abyssos g12)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond en ten verderve gaan, en degenen die op de aarde wonen, wier namen niet geschreven zijn op het boek des levens van de grondlegging der wereld, — die zullen verwonderd staan, als zij het beest zien, hoe het was en niet is en zal zijn. (Abyssos g12)
9 ᎠᏂ ᎠᎦᏙᎲᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᏓᏅᏙ ᎬᏙᏗ ᎪᎵᏍᏗ. ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎦᎵᏉᎩ ᏓᏍᎫᏓᏛ ᎦᎵᏉᎩ ᏙᏓᎸ ᎦᏛᎦ, ᎾᎿᎭᎠᎨᏴ ᏧᏬᎳ.
Hier is de zin die wijsheid heeft: de zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is.
10 ᎠᎴ ᎦᎵᏉᎩ ᎾᏂᎥ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ; ᎯᏍᎩ ᎢᏯᏂᏛ ᎤᎾᎵᏛᏔᏅ, ᎠᎴ ᎠᏏᏴᏫ ᎡᎭ, ᏐᎢᏃ ᎥᏝ ᎠᏏ ᏱᎦᎾᏄᎪᎦ; ᎠᎴ ᎦᎷᏨᎭ ᏝᎦ ᎤᏕᏗ ᎨᏎᏍᏗ.
En zij zijn zeven koningen; de vijf zijn gevallen, de een is, de ander is nog niet gekomen; en als hij zal gekomen zijn dan moet hij een korten tijd blijven.
11 ᎾᏍᎩᏃ Ꮎ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᏤᎲᎩ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏁᎲᎾ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᏧᏁᎵᏁᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏚᎵᏉᎩ ᎢᏯᏂᏛ ᎨᏒ ᎨᎳ, ᎠᎴ ᎠᏥᏛᏙᏗᏱ ᏮᏓᎦᎶᏏ.
En het beest dat was en niet is, is ook zelf een achtste koning, en hij is uit de zeven en hij gaat ten verderve.
12 ᎠᏍᎪᎯᏃ ᏕᎤᎷᎬ ᏥᏕᏣᎪᎲᎩ, ᎾᏍᎩ ᎠᏍᎪᎯ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎦᏛᎦ, ᎾᏍᎩ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎢᏳᎾᎵᏍᏙᏗᏱ ᎨᏒ ᎠᏏ ᎨᏥᏁᎸᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ; ᎨᎦᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎭᏍᎩᏂᏃᏅ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎤᏂᏁᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏂᏁᎢᏍᏗᏱ ᏌᏉ ᎢᏳᏟᎶᏛ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎤᏠᏱ ᎧᏁᎬᎢ.
En de tien hoornen die gij gezien hebt zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet ontvangen hebben, maar de heerschappij als koningen zullen zij voor één ure ontvangen met het beest.
13 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏌᏉ ᏄᏅᏅ ᏚᎾᏓᏅᏛᎢ, ᎠᎴ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᏄᏍᏛ ᎤᎾᏒᎦᎸ ᎠᎴ ᏚᎾᎵᏂᎬᎬ ᏙᏛᏂᏲᎯᏎᎵ.
Dezen hebben één zelfde voornemen, en hun macht en hun heerschappij zullen zij geven aan het beest.
14 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏓᎿᎭᏩ ᏅᏛᏅᏁᎵ ᎤᏃᏕᎾ ᎠᎩᎾ, ᎠᎴ ᎤᏃᏕᎾ ᎠᎩᎾ ᏙᏛᏎᎪᎩᏏ ᎾᏍᎩ; ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎠᏁᎲ ᎤᎬᏫᏳᎯ; ᎠᎴ ᏄᏂᎬᏫᏳᏒ ᎠᏁᎲ ᎾᏍᎩ ᏄᎬᏫᏳᏌᏕᎩ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎬᏩᏜᏓᏩᏍᏗᏕᎩ ᏥᎩ ᎨᏥᏯᏅᏛ, ᎠᎴ ᎨᎦᏑᏰᏛ, ᎠᎴ ᏄᎾᏓᎵᏓᏍᏛᎾ.
Dezen zullen strijden tegen het Lam, en het Lam zal hen overwinnen, want Heere van heeren is Hij en Koning van koningen, en degenen die met Hem zijn, geroepenen en uitverkorenen en geloovigen, zullen ook overwinnen.
15 ᎠᎴ ᎯᎠ ᎾᎩᏪᏎᎸᎩ, ᎠᎹ ᏥᏕᏣᎪᎲᎩ, ᎾᎿᎭᎤᏁᎫᏥᏛ ᎠᎨᏴ ᏧᏬᎳ, ᏴᏫ ᎦᏛᎦ, ᎠᎴ ᎤᏂᏣᏘ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᎾᏓᏤᎵᏗ ᏴᏫ, ᎠᎴ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏗᏂᏬᏂᏍᎩ ᎨᏒᎢ.
En de engel zeide tot mij: de wateren die gij ziet, waar de hoere gezeten is, zijn volken, en scharen, en natiën, en tongen.
16 ᎠᎴ ᎠᏍᎪᎯ ᏕᎤᎷᎬ ᏥᏕᏣᎪᎲᎩ, ᎾᏍᎩ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᏚᎷᎬᎢ, ᎾᏍᎩ ᏓᎬᏩᏂᏆᏘᎵ ᎤᏁᎫᏥᏛ ᎠᎨᏴ, ᎠᎴ ᏅᏔ ᎠᎴ ᎤᏰᎸᎭ ᏅᏓᏰᎬᏁᎵ, ᎠᎴ ᎤᏇᏓᎸ ᏓᎬᏩᎨᎵ, ᎠᎴ ᎠᏥᎸ ᎬᏗ ᏓᎬᏩᎪᎲᏍᏔᏂ.
En de tien hoornen die gij gezien hebt en het beest, die zullen de hoere haten, en zullen haar woest maken en naakt, en zij zullen haar vleesch eten, en haar met vuur verbranden.
17 ᎤᏁᎳᏅᎯᏰᏃ ᏚᎳᏁᎸ ᎫᏂᎾᏫᏱ ᏄᏍᏛ ᎠᏓᏅᏖᏍᎬ ᎤᏂᏍᏆᏗᏍᏗᏱ, ᎠᎴ ᏌᏉ ᎢᏳᏅᏁᏗᏱ ᏚᎾᏓᏅᏛᎢ, ᎠᎴ ᏧᏂᏲᎯᏎᏗᏱ ᏅᎩ-ᏗᎦᏅᏌᏗ ᎾᎿᎭᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒᎢ, ᎬᏂ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏁᏨ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎵᏍᏔᏅᎯ ᎨᏎᏍᏗ.
Want God heeft in hun harten gegeven om zijn voornemen te doen, en om één zelfde voornemen te doen, en om hun koninkrijk aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen vervuld zijn.
18 ᎠᎨᏴᏃ Ꮎ ᏥᎪᏩᏘᏍᎬᎩ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎡᏆ ᎦᏚᎲ ᎦᏛᎦ, ᎾᏍᎩ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎲ ᎤᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᏥᎩ.
En de vrouw die gij gezien hebt is de groote stad die de regeering heeft over de koningen der aarde.

< ᏣᏂ ᏄᏍᏛ ᎠᏥᎾᏄᎪᏫᏎᎸᎢ 17 >