< ᏉᎳ ᏈᎵᎩᏱ ᎠᏁᎯ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 2 >

1 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏳᏃ ᎦᎶᏁᏛᏱ ᎤᎦᎵᏍᏗ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᎠᏓᎨᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᏓᏄᏬᎯᏍᏗᏍᎩ ᎬᏩᏓᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᎬᏖᏆᎶᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᏓᏅᏙ ᎥᏓᏘᏁᏗ ᎨᏒᎢ, ᎢᏳᏃ ᎠᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᏓᏅᏘ ᎨᏒ ᎡᎮᏍᏗ,
Indien er dan eenige vertroosting is in Christus, indien er eenige verkwikking is der liefde, indien er eenige gemeenschap is des geestes, indien er eenige teederheid en medelijden is,
2 ᎢᏥᎧᎵᏣ ᎦᎵᎡᎵᎬᎢ, ᎤᏠᏱ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎢᏣᏓᏅᏖᏍᎬᎢ, ᎤᏠᏱᏉ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏕᏣᏓᎨᏳᏒᎢ, ᎤᏠᏱᏉ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏕᏣᏓᏅᏛᎢ, ᎤᏠᏱᏉ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏗᏣᏓᏅᏙ.
vervult dan mijn blijdschap hierdoor dat gij hetzelfde gevoelt, dezelfde liefde hebt, van één gemoed, van één gevoelen zijnde;
3 ᏞᏍᏗ ᎪᎱᏍᏗ ᏱᏣᏛᏁᎮᏍᏗ ᎠᏗᏒᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏎᏉ ᎠᏢᏈᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏗ; ᎡᎳᏗᏉᏍᎩᏂ ᏂᏕᏨᏅ ᏕᏣᏓᏅᏛ ᎢᏥᏏᏴᏫᎭ ᎤᏟ ᏂᏕᏥᎸᏉᏕᏍᏗ ᎠᏂᏐᎢ ᎡᏍᎦᏉ ᎢᏨᏒ.
niets doende door twist, noch door ijdele eerzucht, maar elkander door nederigheid hooger achtende dan u zelven;
4 ᏞᏍᏗ ᎩᎶ ᎤᏩᏒᏉ ᎤᏤᎵ ᏳᎦᏌᏯᏍᏕᏍᏗ, ᎾᏂᎥᏍᎩᏂ ᎠᏂᏐᎢ ᎾᏍᏉ ᎤᎾᏤᎵᎦ.
niet het oog hebbende op eigen voordeel, maar ook op dat van anderen.
5 ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᏍᏕᏍᏗ ᏕᏣᏓᏅᏖᏍᏗ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏍᏉ ᏧᏓᏅᏖ ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ;
Gij moet dit gevoeler in u hebben dat ook in Christus Jezus was;
6 ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏣᎦᏟᎶᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ, ᎥᏝ ᎦᏓᎾᏌᎲᏍᎦ ᏰᎵᏍᎨ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏛ ᏄᏛᏅᎢ.
die, in de gestalte Gods zijnde, het geen roof geacht heeft om gelijkte zijn aan God.
7 ᎠᏎᏃ ᎾᏥᎸᏉᏛᎾ ᏄᏓᏛᏁᎴ ᎤᏩᏒ, ᎠᎴ ᎠᏥᏅᏏᏓᏍᏗ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏓᏛᏁᎴᎢ, ᎠᎴ ᏴᏫ ᏄᎾᏍᏛ ᎾᏍᎩᏯ ᏄᎵᏍᏔᏁᎢ;
Nochtans heeft Hij zich zelven ontledigd, door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen, zijnde gelijk geworden aan menschen.
8 ᎠᎴ ᏴᏫ ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏛ ᎨᏎᎢ, ᎤᏩᏒ ᎾᏥᎸᏉᏛᎾ ᏄᏓᏛᏁᎴᎢ, ᎠᎴ ᎤᏬᎯᏳᎯᏍᏛ ᏄᎵᏍᏔᏁ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎩ, ᎾᏍᎩ ᏓᏓᎿᎭᏩᏍᏛ ᎠᏲᎱᎯᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ.
En in gedaante gevonden als een mensch heeft Hij zich zei ven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, den dood des kruises.
9 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎾᏍᏉ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏣᏘ ᎦᎸᎳᏗᏳ ᎤᏌᎳᏓᏅ, ᎠᎴ ᎤᏁᎸ ᏧᏙᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏟ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎡᏍᎦᏉ ᏂᎦᎥ ᏧᎾᏙᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ,
Daarom ook heeft God Hem ten hoogste verheven en heeft Hem den Naam geschonken, die hooger is dan alle naam,
10 ᎾᏍᎩ ᏥᏌ ᏚᏙᎥ ᏂᎦᏗᏳ ᏧᎾᎵᏂᏆᏁᏗᏱ ᎾᏍᏉ ᎦᎸᎶᎢ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᎡᎶᎯ ᎭᏫᏂᏗᏢ ᎠᏁᎯ;
opdat in den Naam van Jezus alle knie buigen zou van de hemelsche, en aardsche en onderaardsche schepselen,
11 ᎠᎴ ᏂᎦᏗᏳ ᏗᎦᏃᎦ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᏅᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒᎢ, ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎢᏳᏩᏁᎯ ᎨᏎᏍᏗ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏴᎵᎨᎢ.
en opdat alle tong zou uitspreken dat Jezus Christus Heer is, tot glorie van God den Vader.
12 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏨᎨᏳᎢ, ᏂᎪᎯᎸᏉ ᏥᏦᎯᏳᎲᏍᎪᎢ, ᎥᏝ ᎠᏴ ᏥᎦᏔᎲᏉ ᎢᏳᏍᏗ, ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎠᎩᎪᏁᎸᎢ ᎤᏟ ᎢᎦᎢ ᏗᏥᎸᏫᏍᏓᏏ ᎡᏥᏍᏕᎸᏗᏱ ᎨᏒᎢ, ᎢᏥᎾᏰᏍᎬ ᎠᎴ ᏕᏥᎾᏫᏍᎬᎢ;
Zoo dan, mijn beminden, gelijk gij altijd gehoorzaam zijt geweest, niet alleen in mijn tegenwoordigheid maar nu veel meer in mijn afwezigheid, gij moet met vreeze en beven uw eigen zaligheid uitwerken.
13 ᎤᏁᎳᏅᎯᏰᏃ ᎣᏏᏳ ᎤᏰᎸᏗ ᎨᏒ ᏕᎤᎸᏫᏍᏓᏁᎭ ᏕᏣᏓᏅᏛᎢ ᎾᏍᎩ ᎢᏣᏚᎸᏗᏱ ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏗᏥᎸᏫᏍᏓᏁᏗᏱ.
Want God is het die in u werkt zoowel het willen als het werken, volgens zijn welbehagen.
14 ᏂᎦᏗᏳ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏕᏥᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎪᎱᏍᏗ ᏂᏗᏣᏓᏕᎵᏎᎲᎾ ᎠᎴ ᏥᏣᏗᏒᎯᎲᎾ ᎨᏎᏍᏗ;
Doet alles zonder murmureeren en twistingen,
15 ᎾᏍᎩ ᏁᏥᎳᏫᏎᎲᎾ ᎠᎴ ᏂᏣᏠᎾᏍᏛᎾ ᎨᏎᏍᏗ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏧᏪᏥ, ᎦᏰᏧᎢᏍᏙᏗ ᏂᎨᏒᎾ, ᎢᏣᏓᏑᏴ ᎤᎾᏓᏥᏃᏍᏆᏗᏰᏛ ᎠᎴ ᎤᎾᎪᎸᏛ ᏴᏫ ᎠᏁᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎠᏁᎲ ᏕᏥᎸᏌᏓᏗᎭ ᎡᎶᎯ ᎢᎦ ᏗᏣᏘᏍᏓᏁᎯ ᎾᏍᎩᏯᎢ;
opdat gij moogt zijn onberispelijk en onbestraffelijk, kinderen Gods, onbevlekt te midden van een bedorven en verkeerd geslacht, waaronder gij blinkt als fakkels in de wereld,
16 ᎢᏥᎾᏄᎪᏫᏍᎨᏍᏗ ᎧᏃᎮᏛ ᎬᏂᏛ ᎠᏓᏁᎯ; ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏩᏂᏐᏗᏱ ᎠᏆᎵᎮᎵᏍᏗᏱ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵ ᎢᎦ ᎨᏎᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎠᏎᏉ ᏗᎩᏍᏆᎸᏔᏅᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᏎᏉ ᏗᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎸᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ.
voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tot den dag van Christus, opdat ik niet in het ledige hebbe geloopen, noch in het ledige hebbe gearbeid.
17 ᎥᎥ, ᎠᎴ ᎢᏳ ᏯᏆᏓᎵᏍᎪᎸᏔᏅ ᎾᎿᎭᎠᏥᎸ ᎢᏤᎶᎲᎢ ᎠᎴ ᏕᏥᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎪᎯᏳᏗ ᎢᏨᏗᏍᎬᎢ, ᎦᎵᎡᎵᎦ, ᎠᎴ ᎢᏨᏯᎵᎪᏁᎭ ᎢᏣᎵᎮᎵᎬᎢ.
Ja, al moest ook uw offerande en de bediening van uw geloof met mijn bloed begoten worden, zoo verheug ik mij en verblijd mij met u allen.
18 ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᏫᏂᎦᎵᏍᏙᏓ ᏂᎯ ᎢᏣᎵᎮᎵᎩ, ᎠᎴ ᏍᎩᏯᎵᎪᎲᏏ ᎠᏴ ᎦᎵᎡᎵᎬᎢ.
En om ditzelfde verheugt gij u met mij.
19 ᎠᏎᏃ ᎤᏚᎩ ᎠᏋᎭ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎢᏳᏩᏂᏐᏗᏱ ᏗᎹᏗ ᏥᏅᏍᏗᏱ ᏗᏤᎲ ᏂᎪᎯᎸᎾ, ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎾᏍᏉ ᎣᏍᏛ ᎠᎩᎦᎵᏍᏓᏗᏍᏗᏱ ᎦᏙᎴᎰᏒᎭ ᏂᏣᏛᎿᎭᏕᎬᎢ.
En ik hoop in den Heere Jezus Timotheüs spoedig tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn als ik uw zaken zal weten.
20 ᎥᏝᏰᏃ ᎩᎶ ᏲᎩᎾᎵᎪᎭ ᎤᏠᏱ ᎤᏓᏅᏔᏩᏕᎩ, ᎾᏍᎩ ᎠᏎ ᎬᏩᎦᏌᏯᏍᏙᏗ ᎨᏒ ᏂᏣᏛᎿᎭᏕᎬᎢ.
Want ik heb niemand zoo eensgezind met mij, die met zulk een oprechte genegenheid voor u zal bezorgd zijn.
21 ᎾᏂᎥᏰᏃ ᎤᏅᏒᏉ ᎤᎾᏤᎵ ᎨᏒ ᎤᏂᏲᎰᎢ, ᎥᏝᏃ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵ ᎨᏒᎢ.
Want al de anderen zoeken hun eigen voordeel, niet dat van Jezus Christus.
22 ᎠᏎᏃ ᎡᏥᎦᏔᎭ ᏄᏍᏛ ᎾᏍᎩ ᎠᏥᎪᎵᏰᎥᎢ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎤᏪᏥ ᎤᏙᏓ ᏣᏍᏕᎵᏍᎪ ᎾᏍᎩᏯ ᎠᎩᏍᏕᎸᎯᏙᎸ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᎵᏱᎸᏍᏗᏱ ᏓᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ.
Want gij weet dat Timotheüs het bewijs gegeven heeft om met mij in het Evangelie te dienen, zooals een kind zijn vader dient.
23 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏚᎩ ᎠᏋᎭ ᎾᏍᎩ ᏥᏅᏍᏗᏱ ᎢᎬᏪᏅᏛ ᎦᏙᎴᎣᏒᏉ ᎢᏯᏉᎵᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒᎢ.
Dezen dan hoop ik te zenden zoohaast als ik zal gezien hebben hoe het met mij zal gaan.
24 ᎠᏎᏃ ᏥᏯᎵᏍᎦᏍᏙᏗᎭ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᎵᏍᎪᎸᏙᏗᏱ ᎠᏴ ᎾᏍᏉ ᎠᏋᏒ ᏂᎪᎯᎸᎾ ᏫᏨᎷᏤᏗᏱ.
Doch ik vertrouw in den Heere dat ik ook zelf spoedig zal komen.
25 ᎠᏗᎾ ᎠᏎ ᏱᏥᏅᏒ ᎠᏇᎵᏒ ᎢᏆ’ᎶᏓᏔ ᏫᏥᎷᏤᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎠᎩᏅᏟ ᎠᎴ ᎣᎩᎾᏖᏆᎶᎯ ᏙᎩᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ, ᎠᎴ ᎣᎩᎾᎵᎪᎯ ᎣᏍᏗᏯᏫᏍᎩ, ᏂᎯᏍᎩᏂ ᎡᏥᏅᏏᏛ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎠᎩᏍᏕᎸᏛ ᎠᎩᏩᏛᏗᏱ ᎠᎩᏂᎪᎯᏎᎲᎢ.
Intusschen heb ik noodig geacht om Epafroditus tot u te zenden, mijn broeder, en medearbeider, en medestrijder, en uw afgezant en bedienaar van mijn nooddruft.
26 ᎤᏣᏘᏰᏃ ᎤᏚᎵᏍᎬᎩ ᎢᏥᎪᏩᏛᏗᏱ ᏂᏥᎥᎢ, ᎠᎴ ᎤᏣᏘ ᎦᎨᏛ ᎤᏓᏅᏔᏩᏕᎬᎩ, ᏅᏓᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬᎩ ᎢᏣᏛᎦᏅ ᎤᏢᏨᎢ.
Want deze verlangde zeer naar u allen en was bekommerd, omdat gij gehoord hadt dat hij ziek was.
27 ᎤᏙᎯᏳᎯᏰᏃ ᎤᏢᎬᎩ ᎠᎴ ᎠᎴᏉ ᏄᏲᎱᏒᎩ; ᎠᏎᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏙᎵᏨᎩ; ᎥᏝ ᎠᎴ ᎾᏍᎩᏉ ᎤᏩᏒ, ᎠᏴᏍᎩᏂ ᎾᏍᏉ, ᎾᏍᎩ ᎤᎶᏏᎶᏛ ᎤᏲ ᎠᏆᏓᏅᏓᏗᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ.
Want hij is ook ziek geweest tot nabij den dood. Maar God heeft zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.
28 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏟ ᏞᎩᏳ ᏥᏅᎵ, ᎾᏍᎩ ᎿᎭᏉ ᏔᎵᏁ ᎢᎡᏥᎪᎥᎭ, ᎨᏣᎵᎮᎵᏍᏗ ᏱᎩ, ᎠᎴ ᎠᏴ ᎡᏍᎦ ᎢᏴᏛ ᎤᏲ ᏯᏆᏓᏅᏔᏩᏕᎦ.
Daarom heb ik hem te spoediger gezonden opdat gij, hem ziende, wederom zoudt verblijd worden en opdat ik zonder droefheid zou zijn.
29 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᏤᏣᏓᏂᎸᎩ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏗᎧᎿᎭᏩᏕᎩ ᎨᏒ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏣᏘ ᎣᏏᏳ ᎠᏰᎸᏗ ᎢᏨᏓ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎾᏍᏗ ᏕᏥᎸᏉᏕᏍᏗ;
Ontvangt hem dan in den Heere met alle blijdschap, en houdt dezulken in waarde.
30 ᎦᎶᏁᏛᏰᏃ ᎤᏤᎵ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᏅᏓᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬᎩ ᎠᎴᏉ ᏄᏲᎱᏒᎩ, ᎾᏍᏆᏂᎪᏗᏍᎬᎾ ᎬᏅᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏍᏆᏗᏍᏗᏱ ᎦᎷᎶᎬ ᎠᏆᎵᏍᏕᎸᏙᏗ ᎢᏥᏅᎢ.
Want om het werk van Christus was hij nabij den, dood gekomen, zijn leven, wagende, opdat hij zou volkomen maken wat ontbreekt: aan uw bediening jegens mij.

< ᏉᎳ ᏈᎵᎩᏱ ᎠᏁᎯ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 2 >