< ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎷᎦ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 2 >

1 ᎾᎯᏳᏃ ᎯᎠ ᏄᎵᏍᏔᏁᎢ, ᎾᏍᎩ ᏏᏌ ᎣᎦᏍᏓ ᎤᏁᏨᎯ ᎤᎾᏄᎪᏤ ᏂᎬᎾᏛ ᎡᎶᎯ ᎨᎦᏎᏍᏗᏱ.
Het geschiedde nu in die dagen dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat de geheele wereld zou opgeschreven worden.
2 ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎤᎾᏎᎵᏙᎴ ᎠᏏ ᏌᎵᏂ ᏏᎵᏱ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᏂᎨᏎᎢ.
Deze eerste opschrijving geschiedde toen Cyrenius over Syrië landvoogd was.
3 ᎠᎴ ᏂᎦᏛ ᎤᏁᏅᏎ ᎨᎦᏎᏍᏗᏱ ᎠᏂᏏᏴᏫᎭ ᎨᏒ ᏙᏓᏂᏚᎲᎢ.
En allen gingen om opgeschreven te worden, een ieder naar zijn eigen stad.
4 ᎠᎴ ᏦᏩ ᎾᏍᏉ ᎨᎵᎵ ᎤᏂᎩᏎᎢ ᎤᏄᎪᏤ ᎾᏎᎵᏗ ᎦᏚᎲᎢ, ᏭᎷᏤ ᏧᏗᏱ, ᏕᏫ ᏧᏪᏚᎲᎢ, ᎦᏚᏱ ᏧᏙᎢᏛ, ᏕᏫᏰᏃ ᎤᏁᏢᏔᏅᏛ ᎨᏒ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ ᎨᏎᎢ ᎤᎦᏴᎵᎨ ᎨᏎᎢ ᎠᎴ ᏕᏫ,
En ook Jozef ging op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, tot de stad van David, Bethlehem genaamd, omdat hij was uit het huis en geslacht van David,
5 ᎨᎦᏎᏍᏗᏱ ᎤᏰᎸᏎ ᎤᏩᏒ ᎠᎴ ᎺᎵ ᎤᏓᏴᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎦᏁᎵᏛ ᎨᏎᎢ.
om opgeschreven te worden met Maria, zijn bruid, die zwanger was.
6 ᎯᎠᏃ ᏄᎵᏍᏔᏁᎢ, ᎾᏍᎩ ᎠᏏ ᎾᎿᎭᎠᏁᏙᎮᎢ, ᎤᏍᏆᎸᎮ ᎠᏲᎵ ᎤᎾᏄᎪᏫᏍᏗᏱ.
Toen zij daar nu waren geschiedde het dat de dagen werden vervuld dat zij zou baren.
7 ᎤᎾᏄᎪᏫᏎᏃ ᎢᎬᏱ ᎡᎯ ᎤᏪᏥ ᎠᏧᏣ, ᎠᎴ ᎤᏪᏣᏄᎳᏁᎢ, ᎠᎴ ᏐᏈᎵ ᎤᎾᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎤᎸᏁᎢ; ᎥᏝᏰᏃ ᏳᏜᏓᏅᏕ ᏧᏂᏒᏍᏗᏱ ᎠᏓᏁᎸᎢ.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe, omdat er geen plaats voor hen was in de herberg.
8 ᎾᎿᎭᏃ ᎾᎥᎢ ᎠᏫ-ᏗᏂᎦᏘᏯ ᎠᏁᏙᎮ ᎤᏜᏓᏅᏛᎢ, ᎠᏫ ᏓᏂᎦᏘᏰ ᏒᏃᏱ.
En er waren herders in die zelfde landstreek, die in het veld des nachts de wacht hielden over hun kudde.
9 ᎬᏂᏳᏉᏃ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏱᎰᏩ ᎤᏤᎵᎦ ᎤᏂᎷᏤᎴᎢ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᏚᎸᏌᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏤᎵᎦ ᏚᎾᏚᏫᏍᏔᏁᎢ ᎠᎴ ᎤᏣᏔᏅᎯ ᎤᏂᏍᎦᎴᎢ.
En zie, een engel des Heeren stond bij hen en de glorie des Heeren omscheen hen en zij vreesden met groote vreeze.
10 ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯᏃ ᎯᎠ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᏞᏍᏗ ᏱᏥᏍᎦᎢᎮᏍᏗ, ᎬᏂᏳᏉᏰᏃ ᎢᏨᏲᎯᏏ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏣᏘ ᎠᎵᎮᎵᏍᏗ, ᎾᏂᎥ ᏴᏫ ᎤᎾᏛᎪᏗ.
En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want ziet, ik verkondig u een groote blijdschap, die voor het geheele volk is bestemd,
11 ᎪᎯᏰᏃ ᎢᎦ ᎢᏣᏕᏁᎸ ᏕᏫ ᎤᏪᏚᎲᎢ, ᎢᏥᏍᏕᎵᏍᎩ ᎾᏍᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ.
dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad van David;
12 ᎯᎠᏃ ᎾᏍᎩ ᎢᏣᏙᎯᎰᎯᏍᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ; ᏓᏰᏥᏩᏛᎯ ᎠᏲᎵ ᎠᏥᏣᏄᎴᏍᏗ, ᏐᏈᎵ ᎤᎾᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎦᏅᎨᏍᏗ.
en dit is u het teeken: Gij zult een kindeken vinden, in doeken gewonden, liggende in een kribbe.
13 ᎩᎳᏉᏃ ᎢᏴᏛ ᎤᏂᏣᏘ ᎦᎸᎳᏗ ᎠᏁᎯ ᎬᏩᎵᎪᏁᎴ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᏂᎸᏉᏗᏍᎨᎢ, ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ;
En schielijk was daar met den engel een menigte van het hemelsch heirleger, die God loofden, zeggende:
14 ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏩᏍᏛ ᎦᎸᎳᏗᏳ, ᎡᎶᎯᏃ ᏙᎯᎣ ᎨᏎᏍᏗ, ᎣᏍᏛ ᎨᎦᏓᏅᏖᏍᎨᏍᏗ ᏴᏫ.
Glorie aan God in het allerhoogste, en op de aarde vrede, in menschen des welbehagens!
15 ᎿᎭᏉᏃ ᎯᎠ ᏄᎵᏍᏔᏁᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎬᏩᎾᏓᏅᎡᎸ, ᎦᎸᎳᏗ ᏫᎤᏂᎶᏒ, ᎯᎠ ᏂᏚᎾᏓᏪᏎᎴ ᎠᏫ-ᏗᏂᎦᏘᏯ; Ꭷ, ᎿᎭᏉ ᎦᏚᏱ ᎢᏕᎾ, ᎠᎴ ᏫᏓᏙᎴᎰᎯ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᎵᏍᏔᏅᎢ, ᎾᏍᎩ ᏱᎰᏩ ᎬᏂᎨᏒ ᏥᏂᎬᏂᏏ.
En het geschiedde als de engelen van hen weggegaan waren naar den hemel, dat de herders tot malkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien de zaak die geschied is, welke de Heere ons heeft bekend gemaakt.
16 ᎤᎵᏍᏗᏳᏃ ᏭᏂᎷᏤᎢ, ᎠᎴ ᏚᏂᏩᏛᎮ ᎺᎵ ᎠᎴ ᏦᏩ, ᎠᎴ ᎠᏲᎵ ᏐᏈᎵ ᎤᎾᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎦᏅᎨᎢ.
En zij gingen met spoed en vonden Maria en Jozef, en het kindeken liggende in de kribbe.
17 ᎤᏂᎪᎲᏃ ᎤᏂᏃᎮᎵᏙᎴ ᏄᏍᏛ ᎨᏥᏃᎮᎮᎸ ᎾᏍᎩ ᎠᏲᎵ ᎠᏥᏁᎢᏍᏗᏍᎬᎢ.
En het gezien hebbende, maakten zij het woord bekend dat hun gezegd was aangaande dit kindeken.
18 ᏂᎦᏛᏃ ᎤᎾᏛᎦᏅᎯ ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏎ ᏄᏍᏛ ᎬᏩᏂᏃᎮᎮᎸ ᎠᏫ-ᏗᏂᎦᏘᏯ.
En allen die het hoorden verwonderden zich over hetgeen tot hen gezegd was door de herders.
19 ᎺᎵᏍᎩᏂ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏂᎦᏛ ᎤᏍᏆᏂᎪᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᏓᏅᏖᎯᎶᎡ ᏧᏓᏅᏛᎢ.
Doch Maria bewaarde al deze dingen en overleide die in haar harte.
20 ᎠᏫᏃ-ᏗᏂᎦᏘᏯ ᎢᎤᎾᏨᏎᎢ, ᎠᏂᎸᏉᏗᏍᎨ ᎠᎴ ᎠᎾᎵᎮᎵᏤᎮ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨ ᏂᎦᎥ ᎤᎾᏛᎦᏅ ᎠᎴ ᎤᏂᎪᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᏄᏍᏛ ᎨᏥᏃᏁᎸᎢ.
En de herders keerden weder aan God glorie en lof gevende over alles wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
21 ᏧᏁᎵᏁᏃ ᎢᎦ ᎤᏍᏆᎸᎲ ᎾᏍᎩ ᎠᎱᏍᏕᏎᏗ ᎨᏒ ᎠᏲᎵ, ᏥᏌ ᏚᏃᎡᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏂᏚᏬᎡ ᎠᏏᏉ ᎾᏥᏁᎵᎬᎾ ᎨᏎᎢ.
En toen er acht dagen vervuld waren dat men het kindeken besnijden zou, werd zijn naam Jezus genoemd, welke door den engel genoemd was, vóórdat Hij in het lichaam ontvangen was.
22 ᎿᎭᏉᏃ ᎤᏍᏆᎸᎲ ᎤᎾᏓᏅᎦᎸᏗᏱ ᎾᏍᎩᏯ ᏂᎬᏅ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎼᏏ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ, ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎤᏂᏃᎴ ᏱᎰᏩ ᎤᏂᎧᏁᏗᏱ;
En toen de dagen hunner zuivering volgens de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jerusalem om Hem den Heere voor te stellen,
23 ᎾᏍᎩᏯ ᏂᎬᏅ ᎪᏪᎸ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗᏱ ᎼᎰᏩ ᏣᏥᎵᎦ; ᎾᏂᎥ ᎢᎬᏱ ᎤᎾᏕᏅᎯ ᎠᏂᏍᎦᏯ ᏱᎰᏩ ᏣᏥᏲᎯᏎᎸᎯ ᎨᎪᏎᎮᏍᏗ;
gelijk er geschreven is in de wet des Heeren: Alle eerstgeborene, van het mannelijk geslacht, zal den Heere heilig genaamd worden.
24 ᎠᎴ ᎠᏥᎸ-ᎨᎳᏍᏗ ᎤᎾᎵᏍᎪᎸᏙᏗᏱ ᎾᏍᎩᏯ ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏍᎬ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᏱᎰᏩ ᎤᏤᎵᎦ; ᎠᏂᏔᎵ ᏧᎴᏗᏂᏍᎪᏂᎯ, ᎠᎴ ᎠᏂᏔᎵ ᎠᏂᏛ ᏬᏱ.
En om een offerande te geven volgens hetgeen in de wet des Heeren gezegd is: Een paar tortelduiven of twee jonge duiven.
25 ᎠᎴ ᎬᏂᏳᏉ ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏍᎦᏯ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎡᎮ ᏏᎻᏯᏂ ᏧᏙᎢᏛ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏚᏳᎪᏛ ᎢᏯᏛᏁᎯ ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᎧᎿᎭᏩᏕᎩ ᎨᏎᎢ, ᎠᎦᏘᏰ ᎢᏏᎵ ᎨᏥᏄᏬᎯᏍᏙᏗᏱ; ᎦᎸᏉᏗᏳᏃ ᎠᏓᏅᏙ ᏔᎵ ᎤᏛᏗᏕᎨᎢ.
En ziet, er was een mensch in Jerusalem, wiens naam was Simeon. Deze mensch was rechtvaardig en godvruchtig, verwachtende de vertroosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem.
26 ᎠᎴ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᏩᏁᎸᎯ ᎨᏎ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎠᏓᏅᏙ, ᎾᏍᎩ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎬᏂ ᏱᎰᏩ ᎤᏤᎵ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎪᎲᎯ ᏱᎩ
En hem was een openbaring gegeven door den Heiligen Geest dat hij den dood niet zien zou vóórdat hij den Gezalfde des Heeren zou zien.
27 ᎠᎴ ᎠᏓᏅᏙ ᎤᏓᏅᏖᎮᎸᎯ ᏭᎷᏤ ᎤᏛᎾ-ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ; ᏧᎦᏴᎵᎨᏃ ᎤᏂᏴᏔᏂᎸ ᎠᏲᎵ ᏥᏌ ᎾᏍᎩ ᏂᎬᏅ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎢᏳᎾᏛᏁᏗᏱ,
En hij kwam door den Geest naar den tempel; en als de ouders het kindeken Jezus binnen brachten om met Hem te doen naar de gewoonte der wet,
28 ᎿᎭᏉ ᎾᏍᎩ ᎤᏁᏎᎢ, ᎠᎴ ᎤᎸᏉᏔᏁ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ;
zoo nam hij het in zijn armen en loofde God en zeide:
29 ᏣᎬᏫᏳᎯ, ᎿᎭᏉ ᎯᏅᏏᏓᏍᏗ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᏕᎯᏲᏍᎦ, ᎾᏍᎩᏯ ᏂᏣᏪᏒ ᏣᏁᏨᎢ;
Heere! laat nu uw dienstknecht in vrede heengaan, naar uw woord,
30 ᏗᏥᎦᎵᏰᏃ ᎬᏗ ᏥᎪᏩᏛ ᏣᏤᎵ ᎠᎵᏍᏕᎸᏙᏗ.
want mijn oogen hebben uw verlossing gezien,
31 ᎾᏍᎩ ᏣᏓᏁᎳᏅᎯ ᏥᎩ ᎾᏂᎥ ᏴᏫ ᎠᏂᎦᏔᎲᎢ,
die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken;
32 ᎢᎦ-ᎦᏘ ᏧᏂᎸᏌᏓᏕᏗ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ, ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒ ᏗᏣᏤᎵ ᏴᏫ ᎢᏏᎵ ᎤᎾᏤᎵᎦ.
een licht tot openbaring voor de heidenen en tot glorie voor uw volk Israël.
33 ᏦᏩᏃ ᎠᎴ ᎠᏲᎵ ᎤᏥ ᎠᏂᏍᏆᏂᎪᏍᎨ ᏄᏍᏛ ᎠᏥᏁᎢᏍᏗᏍᎬ ᎾᏍᎩ.
En Jozef en zijn moeder waren verwonderd over hetgeen aangaande Hem gezegd werd.
34 ᎻᎻᏯᏂᏃ ᎣᏍᏛ ᏚᏁᏤᎴᎢ, ᎠᎴ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴ ᎺᎵ ᎠᏲᎵ ᎤᏥ, ᎬᏂᏳᏉ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎠᏲᎵ ᎠᏥᎧᏅ ᎾᏍᎩ ᎢᏏᎵ ᎠᏁᎯ ᎤᏂᏣᏘ ᏧᏂᏅᎢᏍᏗᏱ ᎠᎴ ᏧᎾᎴᎯᏐᏙᏗᏱ; ᎠᎴ ᎤᏰᎸᏛ ᎤᎾᏡᏙᏗ ᎠᏂᏬᏂᏍᎬᎢ.
En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teeken dat wedersproken wordt;
35 ᎾᏍᎩ ᎤᏂᏣᏘ ᏄᏍᏛ ᏓᎾᏓᏅᏖᏍᎬ ᏧᏂᎾᏫᏱ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ: ᎥᎥ, ᎠᏰᎳᏍᏗ-ᎦᏅᎯᏛ ᎾᏍᏉ ᏨᏒ ᏣᏓᏅᏙ ᏓᏣᏘᎵ.
en ook u zelve zal een zwaard door de ziel gaan— opdat uit vele harten de overleggingen openbaar worden.
36 ᎠᎴ ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᎨᏴ ᎡᏂ ᏧᏙᎢᏛ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎡᎮᎢ, ᎾᏍᎩ ᏆᏄᎡᎵ ᎤᏪᏥ ᎨᏎᎢ, ᎡᏌ ᎠᏂᎳᏍᏓᎸ ᎤᏠᏱ, ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎠᎦᏴᎵᎨ ᎨᏎᎢ, ᎠᎴ ᎦᎵᏉᎩ ᎢᏧᏕᏘᏴᏛ ᎤᎾᏁᎳᏛᎯ ᎨᏎ ᎠᏍᎦᏯ ᎠᏛᏉ ᎨᏒ ᏧᎾᏨᏛ;
Er was ook een profetesse, Anna, een dochter van Phanuël, uit den stam van Aser. Deze was hoog bejaard, en had van haar maagdelijken staat af zeven jaar met haar man geleefd.
37 ᎠᎴ ᎤᏬᏑᎶᏨᎯ ᎨᏎ ᏁᎳᏍᎪᎯ ᏅᎩᎦᎵ ᎢᏴᏛ ᎢᏳᏕᏘᏴᏛ, ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᏱᏓᏅᏍᎨ ᎤᏛᎾ-ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ, ᎤᏁᎳᏅᎯᏉ ᏓᎧᎿᎭᏩᏗᏎᎢ ᎠᎹᏟ ᎬᏍᎬ ᎠᎴ ᎠᏓᏙᎵᏍᏗᏍᎬ ᏂᏚᎵᏏᏂᏒ ᎠᎴ ᏂᏚᎩᏨᏂᏒᎢ.
En zij was een weduwe van omstreeks vier en tachtig jaar, die den tempel niet verliet, en met vasten en gebeden God nacht en dag diende.
38 ᎾᏍᎩᏃ ᎾᏍᏉ ᎾᎯᏳᏉ ᎤᎷᏤ ᎤᎵᎮᎵᏤᎴ ᏱᎰᏩ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏕᎧᏁᎢᏍᏓᏁᎮ ᎾᏂᎥᏉ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎠᏁᎯ ᎠᏂᎦᏖᏃᎯ ᎠᎫᏴᏙᏗ ᎨᏒ ᎤᎾᏄᎪᎢᏍᏗᏱ.
Deze nu, ter zelfder ure daarbij komende, loofde evenzoo God en sprak van Hem tot allen die te Jerusalem de verlossing verwachtten.
39 ᎤᏂᏍᏆᏛᏃ ᏂᎦᏛ ᎢᏯᏛᏁᎵᏓᏍᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩᏯ ᏂᎬᏅ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᏱᎰᏩ ᎤᏤᎵᎦ, ᎢᎤᎾᏨᏎ ᎨᎵᎵ ᏭᏂᎶᏎ, ᎤᏅᏒ ᏧᏂᏚᎲ ᎾᏎᎵᏗ ᏭᏂᎷᏤᎢ.
Toen zij nu volgens de wet des Heeren alles volbracht hadden, keerden zij terug naar Galilea, tot hun stad Nazaret.
40 ᎠᏲᎵᏃ ᎠᏛᏍᎨᎢ ᎠᎴ ᎤᏓᏅᏛ ᎠᎵᏂᎪᏍᎨᎢ, ᎤᎧᎵᏨᎯ ᎨᏎ ᎠᎦᏙᎥᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᏚᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎮᎢ.
Het kindeken nu groeide op en werd versterkt, vervuld zijnde met wijsheid, en de genade Gods was op Hem.
41 ᏧᎦᏴᎵᎨᏃ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎠᏁᎨ ᏂᏓᏕᏘᏴᎯᏒ ᎧᏃᎯᏰᎩ ᏗᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎠᏍᏆᎵᏍᎬ ᎢᏳᎢ.
En zijn ouders gingen jaarlijks naar Jerusalem, met het paaschfeest.
42 ᏔᎳᏚᏃ ᎢᏳᏕᏘᏴᏛ ᎨᏎ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎤᏁᏅᎭ ᎾᏍᎩᏯ ᎢᏳᎾᏛᏁᏗ ᎨᏒ ᏓᎾᎵᏍᏓᏴᎲᏍᎬ ᎢᏳᎢ.
En toen Hij twaalf jaar oud was, gingen zij naar de gewoonte van het feest, op naar Jerusalem.
43 ᎤᏂᏍᏆᏛᏃ ᎢᎪᎯᏛ ᏚᎵᏒᏍᏛᎢ, ᎥᎤᎾᏨᏏᏗᏒ ᎠᏲᎵ ᏥᏌ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᏗᎤᏗᎩᏰᎢ, ᏦᏩᏃ ᎠᎴ ᎤᏥ ᎥᏝ ᏱᏁᎵᏍᎨᎢ.
En toen de dagen voleindigd waren keerden zij terug, maar het kind Jezus bleef in Jerusalem, zonder dat Jozef en zijn moeder het wisten.
44 ᎾᏍᎩᏃ ᏑᎾᏓᏡᎩ ᎠᎾᎢᏒ ᎨᎳᏗ ᎠᏁᎵᏍᎬ ᏏᎦ ᎡᏅᏍᏗ ᎢᏴᏛ ᎤᏁᏅᏎᎢ; ᎪᎱᏍᏗᏃ ᏧᏅᏅ ᎠᎴ ᏗᎾᏓᎦᏔᎯ ᎠᏂᏅ ᎤᏂᏲᎴᎢ.
Maar meenende dat Hij was bij het reisgezelschap gingen zij een dagreize ver, om Hem te zoeken onder de familie en de bekenden.
45 ᎬᏩᏠᏨᏃ ᎢᎤᎾᏨᏎᎢ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᏭᏂᎶᏎ ᎬᏩᏲᎮᎢ.
En Hem niet vindende keerden zij terug naar Jerusalem om Hem te zoeken.
46 ᎯᎠᏃ ᏄᎵᏍᏔᏁᎢ, ᎾᏍᎩ ᏦᎢᏁ ᎢᎦ ᎤᏂᏩᏛᎮ ᎤᏛᏃᎯ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ, ᎤᏬᎴ ᎠᏰᎵ ᎠᏂᏅ ᏗᎾᏕᏲᎲᏍᎩ ᏓᏛᏓᏍᏓᏁᎮ ᎠᎴ ᏓᏛᏛᎮᎸᎥᏍᎨᎢ.
En het geschiedde na drie dagen dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leeraren, hen hoorende en vragende.
47 ᏂᎦᏛᏃ ᎬᏩᏛᎦᏁᎸᎯ ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏎ ᏃᏒ ᎪᎵᎬᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᏛᏛᎲᏍᎬ ᏕᎦᏬᎯᎵᏴᏍᏓᏁᎲᎢ.
Doch allen die Hem hoorden stonden verbaasd over zijn verstand en antwoorden.
48 ᏧᎦᏴᎵᎨᏃ ᎬᏩᎪᎲ ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏎᎢ; ᎤᏥᏃ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ ᎠᏇᏥ, ᎦᏙᏃ ᏅᏍᎩᎾᏛᏂᏏᏉ? ᏣᏙᏓ ᎢᏍᏛᏲᎲᎩ ᎤᏪᎵᎯᏍᏗ ᎣᎩᎾᏓᏅᏔᏩᏕᎬᎩ.
En Hem ziende stonden zij verslagen, en zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij zoo met ons gedaan? Zie, uw vader en ik hebben met smart U gezocht!
49 ᎯᎠᏃ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᎦᏙᏃ ᎢᏍᎩᏂᏲᎮᎢ? ᏝᏍᎪ ᏱᏍᏗᎦᏔᎮ ᎡᏙᏙᏱ ᎠᏎ ᎠᏇᏓᏍᏗ ᎨᏒᎢ?
En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij Mij gezocht? Wist gij niet dat Ik moet bezig zijn in de dingen mijns Vaders?
50 ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᏳᏃᎵᏤ ᎾᏍᎩ ᏂᏚᏪᏎᎸᎢ.
En zij verstonden het, woord niet dat Hij tot hen sprak.
51 ᏚᏍᏓᏩᏛᏎᏃ, ᎠᎴ ᎾᏎᎵᏗ ᏭᎷᏤᎢ, ᎠᎴ ᏕᎤᏁᎶᏕᎢ. ᎤᏥᏍᎩᏂ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏛ ᎤᏍᏆᏂᎪᏔᏁ ᎤᎾᏫᏱ.
En Hij ging met hen af en kwam naar Nazaret en was hun onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.
52 ᎠᎴ ᏥᏌ ᎧᏁᏉᏥᏎ ᎠᎦᏔᎿᎭᎢᏳ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏛᏍᎬᎢ ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎴ ᏴᏫ ᎬᏩᎨᏳᎯᏳ ᎨᏒᎢ.
En Jezus nam toe in wijsheid en in ouderdom, en in genade bij God en menschen.

< ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎷᎦ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 2 >