< ᏉᎳ ᎠᏂᏈᎷ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 11 >

1 ᎪᎯᏳᏗᏃ ᎨᏒ ᎯᎠ ᏄᏍᏗ ᎦᏛᎬᎢ, ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎪᎯᏳᏗᏱ ᎠᎪᏩᏛᏗᏱ ᎨᏒ ᏄᏍᏛ ᎤᏚᎩ ᎣᏩᏒᎢ, ᎠᎴ ᏄᏜᏓᏏᏛᏒᎾ ᎢᏳᏓᎵᏍᏓᏁᏗᏱ ᎡᎲ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏏ ᎠᎪᎲᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ.
Geloof nu is een vast vertrouwen van hetgeen men hoopt, een bewijs der dingen die niet gezien worden.
2 ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎠᏅᏗᏍᎬ ᎡᏘ ᎤᎾᏕᏅᎯ ᎣᏍᏛ ᎨᏥᏃᎮᏗᏱ ᎤᏂᏩᏛᎲᎩ.
In dit geloof toch hebben de Ouden getuigenis ontvangen.
3 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎢᏛᏗᏍᎬ ᎢᏙᎵᎦ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎧᏁᎬ ᎬᏔᏅᎯ ᎨᏒ ᎡᎶᎯ ᏚᏙᏢᏅᎢ, ᎾᏍᎩᏃ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎠᎪᏩᏛᏗ ᏥᎩ ᎥᏝ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᎵᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒ ᏗᎪᏢᏔᏅᎯ ᏱᎩ. (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij dat de eeuwen zijn geformeerd door Gods Woord, zoodat hetgeen gezien wordt niet is geworden uit zichtbare dingen. (aiōn g165)
4 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᏈᎵ ᎤᏟ ᎢᏲᏍᏛ ᎤᎵᏍᎪᎸᏓᏁᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᏥᎸ-ᎨᎳᏍᏙᏗ ᎨᏒ ᎡᏍᎦᏉ ᎨᏂ, ᎾᏍᎩ ᏄᏛᏁᎸ ᎤᏩᏛᏔᏁ ᎪᎯᏳᏗᏍᎩ ᎤᏓᎤᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎬᏂᎨᏒ ᏄᏩᏁᎴ ᏚᏓᏂᎸᏤᎸ ᎤᎵᏍᎪᎸᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩᏃ ᏄᏛᏁᎸ ᎬᏗᎭ ᎧᏁᎦ ᎾᏍᏉ ᎤᏲᎱᏒᎯ ᏥᎩ.
Door het geloof heeft Abel een betere offerande aan God opgedragen dan Kaïn, waardoor hij bewezen is rechtvaardig te zijn, daar God getuigenis gaf over zijn giften, en daardoor spreekt hij nog, ofschoon hij gestorven is.
5 ᎦᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎢᎾᎩ ᎠᎦᏘᎾᏫᏛᎮ ᎾᏍᎩ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎪᏩᏛᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ; ᎠᎴ ᎥᏝ ᏯᏥᏩᏛᎮᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯᏰᏃ ᎤᏘᎾᏫᏛᎮᎢ; ᎠᏏᏉᏰᏃ ᎾᎦᏘᎾᏫᏗᏍᎬᎾ ᎨᏎ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎣᏏᏳ ᎤᏰᎸᏗ ᎨᏒ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎬᏂᎨᏒ ᎾᎬᏁᎴᎢ.
Door het geloof is Henoch overgebracht om den dool niet te zien, en hij werd niet gevonden omdat God hem had overgebracht. Want vóór zijn overbrenging had hij getuigenis bekomen dat hij Gode welbehagelijk was.
6 ᎪᎯᏳᏗᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᏂᏛᏗᏍᎬᎾ ᏱᎩ ᎬᏩᏟᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎤᏰᎸᏗ [ ᎤᏁᎳᏅᎯ ] ᏗᎩᎸᏫᏍᏓᏁᏗᏱ; ᎩᎶᏰᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏱᎦᎷᏤᎭ ᎠᏎ ᏱᎪᎯᏳᎲᏍᎦ ᎡᎲᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏗᎫᏴᎡᎯ ᎨᏒ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎬᏩᏲᎯ.
Doch zonder geloof is het onmogelijk om welbehagelijk te zijn. Want die tot God nadert moet gelooven dat Hij bestaat en een belooner is voor degenen die Hem zoekende zijn.
7 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᏃᏯ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏯᏔᏅ ᎤᏁᎢᏍᏓᏁᎸ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎠᏏ ᎤᎪᎲᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎤᎾᏰᏎᎢ, ᎤᏛᏅᎢᏍᏔᏁ ᏥᏳ ᎤᎾᎵᏍᏕᎸᏙᏗ ᏚᏓᏘᎾᎥᎢ; ᎾᏍᎩ ᏄᏛᏁᎸ ᎤᏮᏔᏁ ᏚᏭᎪᏓᏁᎴ ᎡᎶᎯ, ᎠᎴ ᎤᏤᎵ ᏄᎵᏍᏔᏁ ᎾᏍᎩ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᏨᏗᏓᎴᎲᏍᎦ.
Door het geloof heeft Noach die vermaand was aangaande de dingen die nog niet gezien werden, en God vreezende, een ark toebereid tot redding van zijn huisgezin. Door deze heeft hij de wereld veroordeeld en is hij geworden een erfgenaam van de rechtvaardigheid naar het geloof.
8 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᏆᎭᎻ ᎾᎯᏳ ᎠᏥᏯᏅᎲ ᎢᎸᎯᏢ ᎤᏪᏅᏍᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎣᏂ ᎢᏴᏛ ᎤᏤᎵᎦ ᎢᏯᎬᏁᏗ ᎨᏒᎢ, ᏧᏬᎯᏳᏁᎢ; ᎠᎴ ᏧᏄᎪᏤᎢ ᎾᎦᏔᎲ ᎾᎿᎭᎠᎢᏒᎢ.
Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen was, gehoorzaam geweest om uit te gaan naar een plaats die hij zou ontvangen tot een erfenis, en hij is uitgegaan, niet wetende waar te komen.
9 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᏙᎯᏉ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏪᏙᎴ ᎾᎿᎭᎠᏥᏚᎢᏍᏓᏁᎸ ᎦᏙᎯ, ᏅᏩᎾᏓᎴ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ ᎾᏍᎩᏯ, ᏕᎦᎵᏦᏛᏉ ᎠᏁᎮ ᎢᏧᎳᎭ ᎡᏏᎩ ᎠᎴ ᏤᎦᏈ, ᎾᏍᎩ ᎤᎾᏠᏯᏍᏗᏍᎩ ᏥᎨᏎ ᎤᏠᏱ ᎠᏚᎢᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ.
Door het geloof verbleef hij in het land der belofte als een land van een ander, in tenten wonende met Isaak en Jakob, de medeerfgenamen derzelfde belofte:
10 ᎠᎦᏖᏃᎮᏰᏃ ᎦᏚᎲᎢ ᏗᎦᎫᏍᏓᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏁᏍᎨᎲᎢ ᎠᎴ ᎤᏬᏢᏅᎯ ᏥᎩ.
want hij verwachtte de stad die de fundamenten heeft, wier stichter en bouwmeester God is.
11 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᏉ ᎬᏗᏍᎬ ᏎᎵ ᎤᏩᏒ ᏧᎵᏂᎪᏎ ᏰᎵᏉ ᎬᏩᏁᎵᎢᏍᏗ ᏥᏄᎵᏍᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᎠᏲᎵ ᏧᎾᏄᎪᏫᏎ ᎿᎭᏉ ᏧᏓᎾᏄᎪᏫᏍᏗᏱ ᎤᎶᏐᏁᎸᎯ ᏥᎨᏎᎢ, ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨ ᏄᏓᎵᏓᏍᏛᎾ ᎤᏰᎸᏅ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎤᏚᎢᏍᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ.
Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht bekomen tot het ontvangen van nakomelingschap toen zij al over den tijd was, omdat zij vertrouwen gesteld heeft in Hem die beloofd had.
12 ᎾᏍᎩᏃ ᎠᏏᏴᏫ ᎨᏒ ᏧᎾᏓᎴᏁᎢ ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᏲᎱᏒᎯᏉ ᎾᏍᎩᏯ ᎨᏒᎢ, ᏃᏈᏏ ᎦᎸᎶ ᏣᏂᎧᎳ ᏥᏄᏂᏧᏈᏍᏗ ᎢᏳᏂᏧᏈᏍᏗ, ᎠᎴ ᏃᏳ ᎠᎺᏉᎯ ᎤᏣᏘ ᏥᎦᎳᎨᏴ ᎬᏎᎰᎲᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏥᎩ ᎢᏳᏂᏧᏈᏍᏗ.
Daarom ook zijn van één, en dat van een die als gestorven was, zoovelen geboren als de sterren des hemels in menigte en als het zand dat bij den oever der zee is, dat ontelbaar is.
13 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏛ ᎬᏩᏃᎯᏳᎯ ᏚᏂᏲᎱᏎᎢ, ᏂᏚᎾᏓᏂᎸᏨᎾ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎨᏥᏚᎢᏍᏓᏁᎸᎯ ᎨᏒᎢ, ᎢᏅᏍᎩᏂ ᏫᏓᏂᎪᏩᏘᏍᎨᎢ ᎠᎴ ᏄᎾᏜᏓᏏᏛᎡᎲᎾ ᎨᏎᎢ, ᎠᎴ ᏚᏂᏂᏴᎮᎢ, ᎠᎴ ᎠᏂᏃᎲᏍᎨ ᏅᏩᎾᏓᎴᏉ ᎠᎴ ᎠᏁᏙᎯᏉ ᎨᏒ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ.
Naar het geloof zijn deze allen gestorven, de beloftenissen niet bekomen hebbende, maar uit de verte die ziende en begroetende, en belijdende dat zij vreemdelingen en pelgrims waren op de aarde.
14 ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎯᎠ ᎢᏯᏂᏪᏍᎩ, ᎬᏂᎨᏒᎢᏳ ᎾᏅᏁᎰ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ ᎤᏂᏲᎲᎢ.
Want die zulke dingen zeggen toonen dat zij naar een vaderland zoeken.
15 ᎢᏳᏰᏃ ᏳᎾᏅᏖ ᎾᎿᎭᏧᏂᏄᎪᏨᎢ ᏳᏫᏜᏓᏅᏓᏕᎴᏉ ᎥᎤᎾᏨᏍᏗᏱ;
En als zij gedacht hadden aan dat vanwaar zij uitgetrokken waren, dan hadden zij tijd gehad om terug te keer en.
16 ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎤᏟ ᎢᏲᏍᏛ ᎤᎾᏤᎵᎪᎯ ᎤᏂᏲᎭ, ᎾᏍᎩ ᎦᎸᎶᎢ ᏗᏍᏆᏂᎪᏛᎢ; ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎥᏝ ᏯᏕᎰᏍᎦ ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎪᏎᏗᏱ; ᏚᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎸᏰᏃ ᎦᏚᎲᎢ.
Maar nu begeeren zij een beter vaderland, dat is een hemelsch. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden; want Hij heeft voor hen een stad gereedgemaakt.
17 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᏆᎭᎻ, ᎾᎯᏳ ᎠᏥᎪᎵᏰᎥ ᎡᏏᎩ ᎤᎵᏍᎪᎸᏔᏁᎢ; ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏥᏚᎢᏍᏓᏁᎸᎯ ᎨᏒ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᎤᏪᏥ ᎤᎵᏍᎪᎸᏔᏁᎢ.
Door het geloof heeft Abraham, toen hij op de proef gesteld werd, Isaak opgeofferd, en zijn eeniggeborene heeft hij opgeofferd die de belofte had ontvangen,
18 ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎯᎠ ᎢᏯᏥᏪᏎᎸᎯ ᏥᎨᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᎡᏏᎩ ᏚᏙᎥ ᎨᏥᏯᏅᏗᏍᎨᏍᏗ ᏣᏁᏢᏔᏅᎯ ᎨᏒᎢ;
tot wien gezegd was: in Isaak zal uw nakomelingschap genoemd worden;
19 ᎤᏁᏔᏅᎯ ᏰᎵᏉ ᏄᎵᏂᎬᎦ ᏧᎴᏙᏗᏱ ᎡᎵᏍᎨᎢ, ᎾᏍᏉ ᎤᏲᎱᏒᎯ ᏱᎩ; ᎾᎿᎭᎾᏍᏉ ᏥᏚᏓᏂᎸᏤ ᏗᏟᎶᏍᏔᏅᎯ ᎾᏍᎩᏯᎢ.
bedenkende dat God machtig was zelfs uit de dooden hem op te wekken, vanwaar hij hem dan ook, om zoo te spreken, heeft teruggekregen.
20 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎡᏏᎩ ᎣᏍᏛ ᏥᏚᏁᏤᎴ ᏤᎦᏈ ᎠᎴ ᎢᏐ ᎪᎱᏍᏗ ᎠᏏ ᎤᎵᏰᎢᎶᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ.
Door het geloof heeft Isaak aangaande toekomende dingen Jakob en Esau gezegend.
21 ᏤᎦᏈ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬᎢ, ᎿᎭᏉ ᎠᏲᎱᏍᎨᎢ ᎣᏍᏛ ᏚᏁᏤᎴ ᎢᏧᎳ ᏦᏩ ᏧᏪᏥ; ᎠᎴ ᎤᏓᏙᎵᏍᏔᏁ ᎤᏙᎳᏅᏍᏗᏱ ᎤᏍᎪᎵ [ ᎤᎵᏍᏕᎸᏕᎢ.]
Door het geloof heeft Jakob stervende ieder der zonen van Jozef gezegend en Hij heeft aangebeden, leunende op den top van zijn staf.
22 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᏦᏩ ᎿᎭᏉ ᎠᏲᎱᏍᎨᎢ, ᎤᏁᎢᏍᏔᏁ ᎢᏏᎵ ᏧᏪᏥ ᎤᎾᏓᏅᏍᏗᏱ; ᎠᎴ ᏧᏁᏤ ᏧᎪᎳ ᎤᎬᏩᎵ.
Door het geloof heeft Jozef, toen zijn einde naderde, melding gemaakt van den uittocht der zonen Israels en bevel gegeven aangaande zijn gebeente.
23 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᏅᏗᏍᎬ ᎼᏏ ᏧᎦᏴᎵᎨ ᎾᎯᏳ ᎤᏕᏅ ᏦᎢ ᎢᏯᏅᏙ ᏥᎬᏩᏍᎦᎸᏁᎢ, ᎠᏂᎪᏩᏘᏍᎨᏰᏃ ᎤᏬᏚᎯᏳ ᎨᏒ ᎠᏲᎵ; ᎥᏝ ᎠᎴ ᏯᏂᏍᎦᎢᎮ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏁᏨᎢ.
Door het geloof is Mozes toen hij geboren was drie maanden lang verborgen door zijn ouders, omdat zij zagen dat het kindeken welgevormd was, en zij vreesden het gebod des konings niet.
24 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎼᏏ ᎿᎭᏉ ᎤᏔᏅ ᏄᎵᏍᏔᏅ ᎤᏲᎢᏎᎴᏉ ᏇᎵᏲ ᎤᏪᏥ ᎠᎨᏴ, ᎤᏪᏥ ᎠᎪᏎᏗᏱ;
Door het geloof heeft Mozes, toen hij groot geworden was, geweigerd zoon van Farao’s dochter genoemd te worden,
25 ᎤᏑᏰᎭ ᎤᏟ ᎤᏰᎸᏁ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏧᏤᎵ ᏴᏫ ᎠᏂᎩᎵᏲᏥᏙᎲ ᎤᏠᏯᏍᏙᏗᏱ, ᎠᏃ ᎠᏍᎦᏂ ᏞᎦ ᎣᏍᏛ ᎤᏓᏓᏅᏓᏗᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ;
daar hij liever verkoos mishandeld te worden met Gods volk dan voor een tijd het genot der zonde te hebben,
26 ᎤᏟ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎡᎵᏍᎨ ᎦᏰᏥᏐᏢᏙᏗᏱ ᎦᎶᏁᏛ ᎨᏒ ᎢᏳᏍᏗ, ᎠᏃ ᏧᎬᏩᎶᏗ ᎠᏍᏆᏂᎪᏛ ᎢᏥᏈᏱ; ᎠᎦᎫᏴᎡᏗᏰᏃ ᎨᏒ ᎢᏴᏛ ᏫᏓᎧᏂᏍᎨᎢ.
daar hij den smaad van Christus voor grooter rijkdom hield dan de schatten van Egypte; want hij zag op tot de vergelding des loons.
27 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎢᏥᏈᏱ ᎤᏓᏅᏎᎢ, ᎾᏍᎦᎢᎲᎾ ᎨᏎ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏔᎳᏬᏍᎬᎢ; ᎬᏂᏗᏳᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎾᏍᎩᏯᏉ ᏣᎪᏩᏘᏍᎪ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎦᏰᏥᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ.
Door het geloof verliet hij Egypte, den toorn des konings niet vreezende, want den onzichtbaren hield hij vast alsof hij Mem zag.
28 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎤᏁᏤ ᎧᏃᎯᏰᎩ ᏗᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱ, ᎠᎴ ᎩᎬ ᎤᏂᏍᏚᏟᏍᏗᏱ [ ᎦᎶᎯᏍᏗᏱ, ] ᎾᏍᎩ ᎢᎬᏱ ᎤᎾᏕᏅᎯ ᏗᏛᏗᏍᎩ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏅᏁᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ.
Door het geloof stelde hij het Pascha in en de besprenging des bloeds, opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet treffen zou.
29 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᏅᏗᏍᎬ ᎠᎺᏉᎯᎩᎦᎨᏍᏛᏱ ᎠᏰᎵ ᎤᏂᎶᏎ ᎤᎧᏲᏛᎯ ᏣᏂᎶᏍᎪ ᎾᏍᎩᏯᎢ; ᎢᏥᏈᏱᏃ ᎠᏁᎯ ᎤᎾᏁᎶᏔᏅ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎾᏛᏁᏗᏱ ᏚᏂᎬᏤᎢ.
Door het geloof gingen zij door de Roode Zee, als door een droog land, hetwelk de Egyptenaars ook beproefden en zij verdronken.
30 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᏅᏗᏍᎬ ᏓᏐᏴ ᏤᎵᎪ ᏚᏪᏒᏙᎠᏎᎢ, ᎿᎭᏉ ᎦᎵᏉᎩ ᏧᏒᎯᏛ ᏂᏚᎾᏚᏫᏍᏔᏁᎢ.
Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, nadat zij zeven dagen lang waren omringd geweest.
31 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏗᏍᎬ ᎴᎭᏫ ᎤᏁᎫᏥᏛ ᎥᏝ ᏯᏥᏛᏔᏁ ᎨᏥᏛᏔᏅ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏄᏃᎯᏳᏒᎾ ᏥᎨᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᏙᎯᏱ ᏥᏚᏓᏂᎸᏤ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏂᎦᏛᏂᏙᎯ.
Door het geloof is Rahab de hoere niet omgekomen met de ongehoorzamen, omdat zij de verspieders met vrede had ontvangen.
32 ᎠᎴ ᎦᏙ ᎠᏏ ᏓᎦᏛᏂ? ᎥᏝᏰᏃ ᎬᎩᏍᏆᏗᏍᏗ ᏱᎩ ᏱᎦᏥᏃᎮᎸ ᎩᏗᏯᏂ, ᎠᎴ ᏇᎴᎩ, ᎠᎴ ᏌᎻᏏᏂ, ᎠᎴ ᏤᏈᏓ; ᏕᏫ ᎾᏍᏉ, ᎠᎴ ᏌᎻ, ᎠᎴ ᎠᎾᏙᎴᎰᏍᎩ.
En wat zal ik nog zeggen? — Want de tijd zal mij ontbreken als ik zou spreken van Gideon, Barak, Samson, Jeftha, David en Samuël en de profeten,
33 ᎾᏍᎩ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᏅᏗᏍᎬ ᎠᏰᎵ ᏕᎪᏢᏒ ᏥᏓᎾᏓᎵᏁᎯᏕᎮᎢ, ᏚᏳᎪᏛ ᏥᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎮᎢ, ᎤᎾᏤᎵ ᏥᎾᏅᏁᎮ ᏄᏍᏛ ᎨᏥᏚᎢᏍᏓᎸᎢ, ᏢᏓᏥ ᎤᏂᏃᏕᏅ ᏗᏂᎰᎵ ᏥᏓᏂᏍᏚᎲᏍᎨᎢ,
die door het geloof koninkrijken onderwierpen, rechtvaardigheid uitoefenden, beloften verkregen, de muilen van leeuwen stopten,
34 ᎠᏥᎸ ᎤᏍᎦᏎᏗ ᏣᏅᏜᏓᏗᏍᎨᎢ, ᎠᏰᎳᏍᏗ-ᎦᏅᎯᏛ ᏣᎾᏗᏫᏎᎮᎢ, ᏗᏂᏩᎾᎦᎳ ᎨᏒ ᏧᎾᎵᏂᎩᏛ ᏥᏂᎨᎬᏁᎮᎢ, ᎾᏂᏍᎦᎢᎲᎾ ᏂᎾᎾᎵᏍᏗᏍᎨ ᏓᎾᎵᎲᎢ, ᏥᏓᏂᎨᎯᏙᎮ ᏅᏩᎾᏓᎴ ᎠᏂᏯᏫᏍᎩ.
de kracht des vuurs bluschten, de scherpte des zwaards ontvloden, uit zwakheid krachtig werden, sterk werden in den oorlog, legers van vreemden op de vlucht joegen;
35 ᎠᏂᎨᏴ ᏗᎬᏩᏂᏲᎱᎯᏎᎸᎯ ᏗᏅᏃᏛ ᏔᎵᏁ ᏂᏙᎨᏥᏲᎯᏎᎮᎢ; ᎢᎦᏛᏃ ᏥᎨᏥᎩᎸᏍᎨᎢ, ᏂᏓᎾᏓᏂᎸᎬᎾ ᎨᎫᏓᎴᏍᎬᎢ; ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨ ᎤᏟ ᎢᏲᏍᏛ ᎤᏂᏩᏛᏗᏱ ᎤᎾᏚᎵᏍᎬ ᏗᎴᎯᏐᏗ ᎨᏒᎢ;
vrouwen hebben haar dooden uit een verrijzenis ontvangen, anderen zijn aan tormenten overgegeven, omdat zij de bevrijding niet aannamen, opdat zij een betere verrijzenis mochten verkrijgen;
36 ᎢᎦᏛᏃ ᎨᏥᎪᎵᏰᏍᎨ ᎦᎨᏥᏐᏢᏗᏍᎬ ᎠᎴ ᏕᎨᏥᎵᎥᏂᎲᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏕᎨᎦᎸᎢᎲ ᎠᎴ ᏕᎨᏥᏍᏚᎲᏍᎬᎢ;
en anderen ondergingen bespottingen en geeselingen, zelfs nog banden en gevangenis;
37 ᏅᏯ ᏕᎨᎬᏂᏍᏗᏍᎨᎢ, ᏗᎦᏄᏙᎩ ᎬᏗ ᏕᎨᏥᎦᎵᏍᎨᎢ, ᏕᎨᏥᎪᎵᏰᏍᎨᎢ, ᎠᏰᎳᏍᏗ-ᎦᏅᎯᏛ ᏕᎨᏥᎢᏍᏗᏍᎨᎢ; ᎠᏫ ᎤᏂᏃᏕᎾ ᎠᎴ ᎠᏫ ᏗᏂᎭᏄᎸᎯ ᏧᏂᏁᎦᎸᏅᎯ ᏧᎾᏄᏩᎢ ᎠᏁᏙᎮᎢ; ᎤᏂᏂᎬᏎᎯ ᎨᏎᎢ, ᎠᏂᎩᎵᏲᏥᏙᎮᎢ.
zij zijn gesteenigd, in stukken gezaagd, gekweld; zij stierven door het zwaard; zij liepen om in schaapsvellen en geitevellen, van alles beroofd, bedroefd, mishandeld zijnde.
38 [ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎥᏝ ᎡᎶᎯ ᎬᏩᎾᏕᏗ ᏱᎨᏎᎢ; ] ᎢᎾᎨ ᎠᏁᏙᎮᎢ, ᎠᎴ ᏙᏓᎸᎢ, ᎠᎴ ᏚᏍᏓᎦᎸᎢ, ᎠᎴ ᎦᏙᎯ ᏓᏔᎴᏒᎢ.
— De wereld was hen niet waardig. — Zij hebben rondgedoold in woestijnen, en gebergten, en spelonken en holen der aarde.
39 ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏛ ᎯᎠ ᎣᏍᏛ ᎨᏥᏃᎮᏍᎩ ᏥᎨᏎ ᎤᏃᎯᏳᏒ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ, ᎥᏝ ᏄᏍᏛ ᎨᏥᏚᎢᏍᏓᏁᎸ ᏱᏚᎾᏓᏂᎸᏤᎢ;
En deze allen, ofschoon zij door het geloofgetuigenis hebben bekomen, hebben niet ontvangen wat beloofd was,
40 ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎦᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎸᎯ ᎨᏒ ᎢᏳᏍᏗ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏟ ᎢᏲᏍᏛ, ᎾᏍᎩ ᏄᏂᎷᎶᏤᎲᎾ ᎢᎨᎬᏁᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏴ ᏂᎦᏠᏯᏍᏗᏍᎬᎾ.
omdat God omtrent ons wat beters op het oog had, opdat zij niet zouden volkomen zijn zonder ons.

< ᏉᎳ ᎠᏂᏈᎷ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 11 >