< ᏉᎳ ᎪᎶᏏ ᎠᏁᎯ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 4 >

1 ᏗᏣᏓᏅᏏᏙᎯ, ᏕᏥᏁᎮᏍᏗ ᏗᏥᏅᏏᏓᏍᏗ ᏚᏳᎪᏛ ᎠᎴ ᏰᎵᏉ ᎨᏒᎢ; ᎢᏣᏅᏖᏍᏗ ᏂᎯ ᎾᏍᏉ ᎢᏥᏅᏏᏙᎯ ᎦᎸᎳᏗ ᏤᎲᎢ.
Gij heeren, doet aan uw dienstknechten recht en billijkheid, wetende dat gij ook zelf een Heer inden hemel hebt.
2 ᎢᏣᏓᏙᎵᏍᏗᏍᎬ ᎬᏩᎫᏗᏗᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎾᎿᎭᎢᏥᏯᏫᏍᎨᏍᏗ ᎤᎵᏠᏯᏍᏕᏍᏗ ᎠᎵᎮᎵᏍᏗ ᎨᏒᎢ;
Volhardt in het gebed, daarin wakende in dankzegging,
3 ᎠᎴᏬ ᎢᏣᏓᏙᎵᏍᏗᏍᎨᏍᏗ ᎠᏴ ᏍᎩᏯᏅᏓᏗᏍᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎣᎩᏍᏚᎩᎡᏗᏱ ᎦᎶᎯᏍᏗᏱ ᎾᎿᎭᎣᎦᎵᏥᏙᏗᏱ, ᎣᎩᏃᎮᏗᏱ ᎤᏕᎵᏛ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵᎦ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᏥᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ ᎥᏆᎸᎢᏛ ᏥᎩ;
tegelijk biddende ook voor ons, dat God ons een deur des woords opene, om de verborgenheid van Christus te spreken, om welke ik ook gebonden ben;
4 ᎾᏍᎩ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏯᏋᏁᏗᏱ, ᎾᏍᎩᏯ ᏥᏚᏳᎪᏗ ᎢᏯᎩᏪᏍᏗᏱ.
opdat ik die bekend maken moge zooals ik moet spreken.
5 ᎢᏣᎵᏏᎾᎯᏍᏗ ᎢᏤᏙᎮᏍᏗ ᎠᏂᎦᏔᎲ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏁᎸ ᏂᎨᏒᎾ, ᎢᏧᏓᎴᏍᎨᏍᏗ ᎪᎯ ᎨᏒ ᎠᎵᏱᎵᏒᎢ.
Wandelt in wijsheid bij degenen die buiten de gemeente zijn, den tijd waarnemende.
6 ᎢᏣᎵᏃᎮᏍᎬ ᏂᎪᎯᎸ ᎤᏓᏅᏘ ᎨᏒ ᎤᎵᏠᏯᏍᏕᏍᏗ, ᎠᎹ ᎤᎶᏥᏛ ᎨᏎᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎢᏥᎦᏙᎥᎯᏍᏗᏱ ᎢᏥᏪᏍᏗᏱ ᏕᏥᏁᏤᎲ ᎾᏂᎥ ᏴᏫ.
Uw woord zij altijd in vriendelijkheid, met zout besprengd, om te weten hoe gij elkander moet antwoorden.
7 ᏂᎦᏛ ᎾᏆᏛᎿᎭᏕᎬ ᏗᎩᎦ ᎬᏂᎨᏒ ᏅᏓᏨᏁᎵ, ᎾᏍᎩ ᎣᏥᎨᏳᎢ ᎣᏣᎵᏅᏟ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᎢᏯᏛᏁᎯ ᏧᎸᏫᏍᏓᏁᎯ, ᎠᎴ ᎤᏠᏱ ᎠᏥᏅᏏᏓᏍᏗ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏤᎵᎦ;
Al wat mij betreft zal Tychikus u bekend maken, de beminde broeder en getrouwe dienaar en mededienaar in den Heere,
8 ᎾᏍᎩ ᏥᏅᎵ ᏫᏥᎷᏤᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᏂᏣᏛᎿᎭᏕᎬ ᎤᏙᎴᎰᎯᏍᏗᏱ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᏗᏥᎦᎵᏍᏓᏕᏗᏱ ᏗᏥᎾᏫ ᎤᎬᏩᎵ;
dien ik tot dat einde tot u gezonden heb, opdat hij wete hoe het u gaat en hij uw harten moge vertroosten;
9 ᎠᏁᏅᏍᏓ ᎣᏂᏏᎹ, ᎣᏍᏛ ᎢᏯᏛᏁᎯ ᎠᎴ ᎣᏥᎨᏳᎢ ᎣᏣᎵᏅᏟ ᎾᏍᎩ ᎢᏤᎲ ᎡᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᎬᏂᎨᏒ ᏅᏓᎨᏨᏁᎵ ᏂᎦᏛ ᏂᎦᎵᏍᏔᏂᏙᎲ ᎠᏂ.
met Onesimus, den getrouwen en beminden broeder, die uit de uwen is. Zij zullen u alles bekend maken wat hier omgaat.
10 ᎡᎵᏍᏓᎦ ᎢᏧᎳᎭ ᎣᏍᏗᏴᎩ, ᏫᏥᏲᎵᎭ, ᎠᎴ ᎹᎦ ᏆᏂᏆ ᎤᏙ ᎤᏪᏥ, ( ᎾᏍᎩ ᎤᎬᏩᎵ ᎢᏣᏛᎦᏅᎯ ᏥᎩ; ᎢᏳᏃ ᏫᏥᎷᏤᎸᎭ ᏕᏣᏓᏂᎸᏨᎭ; )
U groet Aristarchus, mijn medestrijder, en Markus, de neef van Barnabas, omtrent wien gij bevelen ontvangen hebt, — als hij tot u komt, ontvangt hem dan—
11 ᎠᎴ ᏥᏌ, ᎾᏍᎩ ᏣᏍᏓ ᏣᎪᏎᎰᎢ; ᎾᏍᎩ ᏗᎨᏥᎤᏍᏕᏎᎸᎯ ᏥᎩ. ᎾᏍᎩ ᎤᏅᏒ ᎢᏧᎳᎭ ᏦᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎪᎯ ᎤᎬᏩᎵ, ᎾᏍᎩ ᎬᎩᎦᎵᏍᏓᏗᏍᎬᎩ.
en Jezus, die Justus genoemd wordt. Deze zijn uit de besnijdenis: zij alleen zijn mijn medearbeiders tot het koninkrijk Gods, die mij tot vertroosting zijn geweest.
12 ᎡᎦᏆ ᎾᏍᎩ ᎢᏤᎲ ᎡᎯ ᏥᎩ, ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏅᏏᏙᎯ, ᏫᏥᏲᎵᎦ, ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎵᏂᎬᏁᎭ ᎠᏓᏙᎵᏍᏗᏍᎬ ᎾᏍᎩ ᏂᎯ ᎢᏣᎴᏗᏱ ᏂᏥᎪᎸᎾ ᎠᎴ ᎠᎧᎵᎢ ᏂᎦᎥ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎣᏏᏳ ᎤᏰᎸᏗ ᎨᏒᎢ.
U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienaar van Christus Jezus, die altijd voor u strijdt in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in den geheelen wil van God;
13 ᎠᏴᏰᏃ ᏥᏲᎢᏳᏓᏁᎭ ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎢᏣᏕᎵᎯᏍᏓᏁᎲ ᏂᎯ ᎠᎴ ᎴᎣᏗᏏᏯ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᎭᏱᎳᏆᎵ ᎠᏁᎯ.
want ik kan van hem getuigen dat hij een grooten ijver voor u heeft, en voor degenen die in Laodicea zijn, en voor die in Hiërapolis zijn.
14 ᎷᎦ ᎠᏥᎨᏳᎯ ᎠᎦᎾᎦᏘ ᏫᏥᏲᎵᎦ, ᎠᎴ ᏗᎹ.
U groet Lukas, de geneesheer, de beminde, en Demas.
15 ᏕᏥᏲᎵᎸᎭ ᎢᏓᎵᏅᏟ ᎴᎣᏗᏏᏯ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᏂᎻᏆ, ᎠᎴ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎾᏍᎩ ᎦᏁᎸ ᏧᎾᏓᏡᎦ.
Groet de broeders in Laodicea, en Nyntfas en de gemeente die in zijn huis is.
16 ᎢᏳᏃ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎪᏪᎵ ᎢᏥᎪᎵᏰᎥᎭ, ᎴᎣᏗᏏᏯ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬ ᎾᏍᏉ ᎤᏂᎪᎵᏰᏗᏱ ᏂᏨᏁᎸᎭ; ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏂᎯ ᎢᏥᎪᎵᏰᎥᎭ ᎴᎣᏗᏏᏯ ᏅᏓᏳᎶᎯᏍᏗ ᏥᎩ.
En als deze brief bij u zal gelezen zijn, maakt dan dat hij ook gelezen worde in de gemeente der Laodiceërs, en dat ook gij dien brief leest die uit Laodicea geschreven is.
17 ᎠᎴ ᎠᎩᏆ ᎯᎠ ᏁᏥᏪᏎᎸᎭ, ᏣᎦᏌᏯᏍᏕᏍᏗ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᎬᏩᎵ ᏤᏣᏲᎯᏎᎸᎯ, ᎾᏍᎩ ᏣᎧᎵᎢᏍᏗᏱ.
En zegt tot Archippus: let op de bediening die gij ontvangen hebt in den Heere, dat gij die volbrengt!
18 ᎠᏴ ᏉᎳ ᎠᏋᏒ ᎠᏉᏰᏂ ᎬᏗᎭ ᏫᏨᏲᎵᎭ. ᎢᏣᏅᏖᏍᏗ ᎥᏆᎸᎥᎢ. ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎠᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎢᏤᎳᏗᏙᎮᏍᏗ. ᎡᎺᏅ.
De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt aan mijn boeien. De genade met ulieden! Amen.

< ᏉᎳ ᎪᎶᏏ ᎠᏁᎯ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 4 >