< ᏣᏂ ᏦᎢᏁ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 1 >

1 ᎠᏴ ᎠᎢᏛᏐᏅᎯ ᏫᏥᏲᎵᎦ ᎠᏥᎨᏳᎢ ᎦᏯ, ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᏥᎨᏳᎢ.
De ouderling, aan Gajus, den beminde, dien ik in waarheid bemin,
2 ᎬᎨᏳᎢ, ᎤᏟ ᎢᎦᎢ ᎠᏆᏚᎵᎭ ᎣᏍᏛ ᏣᏁᏉᏤᏗᏱ ᎠᎴ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᏣᎴᏂᏓᏍᏗᏱ, ᎾᏍᎩᏯ ᏣᏓᏅᏙ ᎣᏍᏛ ᎤᏁᏉᏤᎲᎢ.
Beminde, vóór alle dingen wensch ik dat gij welvaart en gezond zijt, zooals uw ziel welvaart!
3 ᎤᏣᏔᏅᎯᏰᏃ ᎠᏆᎵᎮᎵᏨᎩ, ᎢᏓᏓᏅᏟ ᎤᏂᎵᏨ ᎠᎴ ᎤᏂᏃᎮᎸ ᏣᏠᎾᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎮᏙᎲ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒᎢ.
Ik ben zeer verblijd geweest, als er broeders kwamen en getuigenis gaven van uw oprechtheid, zooals gij ook in de waarheid wandelt.
4 ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏟ ᎢᎦᎢ ᎠᏆᎵᎮᎵᏍᏗ ᏍᎩᏯ ᏱᎩ ᏂᎦᎥ ᎠᏆᎵᎮᎵᏍᏗᎬ ᎦᏛᎬᎦ ᏗᏇᏥ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒ ᎠᏁᏙᎲᎢ.
Grooter blijdschap toch heb ik niet, dan als ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen.
5 ᎬᎨᏳᎢ, ᏚᏳᎪᏛ ᎿᎭᏛᏁᎭ ᏂᎦᎥ ᏂᏕᎭᏛᏁᎲ ᎤᎾᎵᎪᎯ ᎠᎴ ᎠᏁᏙᎯ.
Beminde, gij handelt getrouwelijk in al wat gij doet jegens de broeders en de vreemdelingen,
6 ᎾᏍᎩ ᎤᏂᏃᎮᎸᎯ ᏥᎩ ᏣᏓᎨᏳᎯᏳ ᎨᏒ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬ ᎠᏂᎦᏔᎲᎢ; ᎢᏳᏃ ᎾᏍᎩ ᏱᏘᏍᏕᎸᎲ ᎠᎾᎢᏒᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎬᏩᏍᏓᏩᏗᏙᎯ ᎢᏳᎾᏛᏁᏗ, ᎣᏏᏳ ᏅᏔᏛᏁᎵ.
die getuigenis hebben gegeven van uw liefde voor het aangezicht der gemeente; en gij zult wel doen als gij ze helpt op reis, zooals dit Gode waardig is.
7 ᎾᏍᎩᏰᏃ ᏚᏙᎥ ᏅᏧᎵᏍᏙᏔᏅ ᎠᏁᏙᎭ ᎪᎱᏍᏗ ᏂᏓᏂᏂᏟᏍᎬᎾ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ.
Want zij zijn uitgegaan voor den Naam, niets nemende van de heidenen.
8 ᎾᏍᎩ ᏱᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᎭ ᏱᏗᏓᏓᏂᎸᎦ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎾᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎢᏧᎳᎭ ᏕᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᏱᏗᏍᏕᎵᎭ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒᎢ.
Wij moeten dan dezulken ontvangen, opdat wij medewerkers mogen zijn aan de waarheid.
9 ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬ Ꮎ ᎦᏥᏲᏪᎳᏁᎸᎩ, ᎠᏎᏃ ᏓᏯᎶᏈ ᎢᎬᏱ ᎤᎴᏗᏱ ᎤᏚᎵᏍᎩ, ᎥᏝ ᏱᏙᎦᏓᏂᎸᎦ.
Ik heb geschreven aan de gemeente; maar Diotrefes, die over hen meester wil zijn, neemt ons niet aan.
10 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏳᏃ ᏫᏯᎩᎷᏨ ᏓᎦᏅᏓᏗ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏲ ᎦᏬᏂᏍᎬᎬᏗ ᏦᎦᏡᏗᎭ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᎾᏍᎩᏉ ᏰᎵ ᏳᏰᎸᎭ, ᎥᏝᏰᏃ ᏂᏓᏓᏂᎸᎬᎾᏉ ᎤᏩᏒ ᏱᎩ ᎠᎾᏓᏅᏟ, ᎾᏍᏉᏍᎩᏂ ᏕᎦᏅᏍᏓᏕᎭ ᏗᎬᏩᎾᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᏥᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏕᎦᏄᎪᏫᏍᎦ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᏁᏓᏡᎬ.
Daarom, als ik kom zal ik zijn werken in gedachtenis brengen die hij doet, met slechte woorden tegen ons klappende; en daarmede nog niet tevreden zijnde ontvangt hij zelfs de broeders niet, en hij verhindert die dit zouden willen doen, en werpt ze uit de gemeente.
11 ᎬᎨᏳᎢ, ᏞᏍᏗ ᎤᏐᏅ ᎨᏒ ᏱᏣᏍᏓᏩᏛᏎᏍᏗ, ᎣᏍᏛᏍᎩᏂ ᎨᏒ ᎯᏍᏓᏩᏕᎨᏍᏗ. ᎣᏍᏛ ᏧᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ; ᎤᏲᏍᎩᏂ ᏧᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᎪᎲᎯ ᏱᎩ.
Beminde, volgt het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet is uit God. Die kwaad doet heeft God niet gezien.
12 ᏗᎻᏟᏯ ᎾᏂᎥᏉ ᎣᏏᏳ ᎬᏩᏃᎮᎭ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒ ᎣᏏᏳ ᎤᏃᎮᎭ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎠᏴ ᎣᏥᏃᎮᎭ, ᎠᎴ ᎢᏥᎦᏔᎭ ᎣᏥᏃᎮᏍᎬ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒᎢ.
Aan Demetrius wordt getuigenis gegeven van allen en van de waarheid zelve: en wij geven ook getuigenis en gij weet dat onze getuigenis waarachtig is.
13 ᎤᏣᏗ ᎢᏳᏓᎴᎩ ᎠᏉᏪᎶᏗ ᎠᎩᎲᎩ, ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᏗᎪᏪᎶᏗ ᏱᏙᏓᎬᏔᏂ Ꮎ ᏴᏓᎬᏲᏪᎳᏁᎵ;
Ik had u veel te schrijven, maar ik wil u niet schrijven met inkt en pen,
14 ᎠᏎᏃ ᎤᏚᎩ ᎠᏋᎭ ᏞᎩᏳ ᎬᎪᏩᏛᏗᏱ, ᎠᎴ ᎿᎭᏉ ᏗᏂᎰᎵ ᏗᎩᏅᏙᏗᏱ ᎩᎾᎵᏃᎮᏗᏱ. ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᏂᏣᏛᎢᏕᎨᏍᏗ. ᎢᎦᎵᎢ ᏫᎨᏣᏲᎵᎭ. ᎦᎾᏙᎠᏗᏒ ᎩᏲᎵᎸᎭ ᎢᎦᎵᎢ.
doch ik hoop u spoedig te zien, en dan zullen wij van mond tot mond spreken. Vrede zij u! De vrienden groeten u! Groet de vrienden bij name!

< ᏣᏂ ᏦᎢᏁ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ 1 >