< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 6 >

1 ᎾᏂᎥ ᏗᎨᏥᎾᏝᎢ ᎾᏍᎩ ᏗᎨᏥᎩᎳᎾᎳ ᏥᎩ ᎤᏣᏘ ᏧᏂᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᏗᎬᏩᏂᎾᏝᎢ, ᎾᏍᎩ ᏚᏙᎥ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎴ ᎤᏤᎵ ᏗᏕᏲᏗ ᎨᏒ ᎠᏐᏢᎯ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ.
De dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam van God, en de leer niet gelasterd worde.
2 ᎾᏃ ᎠᏃᎯᏳᎲᏍᎩ ᏗᎬᏩᏂᎾᏝᎢ ᎨᏒ ᏞᏍᏗ ᏱᏚᏂᏂᏆᏘᎴᏍᏗ ᏱᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨᏍᏗ ᎠᎾᎵᏅᏟ ᎨᏒᎢ, ᎪᎱᏍᏗᏍᎩᏂ ᏓᎾᏛᏁᎮᏍᏗ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎨᏍᏗ ᎠᏃᎯᏳᎲᏍᎩ ᎠᎴ ᎨᏥᎨᏳᎢ ᎨᏒᎢ, ᎤᎾᏠᏯᏍᏗᏍᎩ ᎣᏍᏛ ᎾᎦᏛᏁᎸᎢ. ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᏍᏕᏍᏗ ᏕᎭᏕᏲᎲᏍᎨᏍᏗ, ᎠᎴ ᏕᎯᏁᏤᎮᏍᏗ.
En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn, als die deze weldaad mede deelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen.
3 ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎤᏣᏘᏂ ᏂᎦᏪᏍᎨᏍᏗ ᏓᏕᏲᎲᏍᎨᏍᏗ, ᎠᎴ ᎣᏏ ᎾᏰᎸᏍᎬᎾ ᎢᎨᏎᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎤᏬᏂᏒ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ, ᎠᎴ ᏗᏕᏲᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏂᎶᏙᏗ ᎨᏒ ᏥᏓᏕᏲᎲᏍᎦ;
Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is,
4 ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎤᏢᏉᏗ, ᎪᎱᏍᏗ ᎾᎦᏔᎲᎾ, ᎤᎵᏰᏔᏁᎯ ᎦᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒ, ᎠᎴ ᏧᏘᏲᏌᏘ ᎠᎵᏃᎮᏍᎬᎢ, ᎾᎿᎭᏨᏗᏓᎴᎲᏍᎦ ᎠᏛᏳᎨᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᏗᏒᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᏐᏢᎢᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎪᎱᏍᏗ ᏗᏓᏕᎵᏎᏗ ᎨᏒᎢ,
Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twist vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen.
5 ᎠᎴ ᎬᏍᎦᎢᏍᏓᎩ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᏴᏫ ᎤᎪᏏᏛ ᏧᎾᏓᏅᏘ, ᎤᏂᏂᎩᏛ ᏚᏳᎪᏛᎢ, ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏁᎶᏙᏗ ᎢᏧᎳᎭ ᎠᏁᎵᏍᎩ. ᎾᏍᎩ ᎢᏳᎾᏍᏗ ᏕᎭᏓᏅᎡᎮᏍᏗ.
Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken.
6 ᎤᏁᎳᏅᎯᏍᎩᏂ ᏗᏁᎶᏙᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᎠᏓᏅᏓᏗᏍᏗ ᎨᏒ, ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎨᏅᎢᏍᏗ.
Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging.
7 ᏝᏰᏃ ᎪᎱᏍᏗ ᏱᎩᏲᎴ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ, ᎠᎴ ᎬᏂᎨᏳᎢᏳ Ꮭ ᎪᎱᏍᏗ ᏴᎨᏗᏄᎪᏩ.
Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen.
8 ᎢᏳᏃ ᏱᎩᎭ ᎠᎵᏍᏓᏴᏗ ᎠᎴ ᏗᎦᏄᏬ ᏱᏗᎩᎾᎠ, ᎾᏍᎩ ᏰᎵᏉ ᎢᎩᏰᎸᏎᏍᏗ.
Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn.
9 ᎤᎾᏚᎵᏍᎩᏍᎩᏂ ᏥᎩ ᎤᏁᏅᎢᏍᏗᏱ, ᎤᏓᎴᎾᏍᏗᏱ ᎠᎴ ᎠᏌᏛ ᏫᏓᏂᏅᎪᎢ, ᎠᎴ ᎤᏣᏘ ᎢᏳᏓᎴᎩ ᎤᎵᏍᎦᏂᏍᏛ ᎠᎴ ᎤᏲ ᎢᏯᏓᏛᏁᎯ ᎠᎬᎥᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᏥᏚᏂᏃᏴᏘᏍᏗᎭ ᏴᏫ ᎾᎿᎭᎠᎩᎵᏲᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ.
Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
10 ᎠᏕᎸᏰᏃ ᏗᎨᏳᏗ ᎨᏒ ᎾᎿᎭᏗᏓᎴᎲᏍᎦ ᏄᏓᎴᏒ ᎤᏲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎤᏂᎬᎥᏍᎬᎢ ᎤᎾᏞᏒ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏅᏒ ᏚᎾᏓᏘᏍᏔᏅ ᎤᏣᏘ ᎤᏲ ᎠᏓᏅᏓᏗᏍᏗ ᎨᏒᎢ.
Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.
11 ᏂᎯᏍᎩᏂ ᎯᏍᎦᏯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎦ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏕᎭᏓᏅᎡᎮᏍᏗ, ᎠᎴ ᏕᎯᏍᏓᏩᏗᏎᏍᏗ ᏚᏳᎪᏛ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎦᎾᏰᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᏓᎨᏳᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎬᏂᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏓᏅᏘᏳ ᎨᏒᎢ.
Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.
12 ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎲᏗᏍᎨᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎠᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎭᎵᎮᏍᏗ. ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᎨᏒ ᏘᏂᏴ, ᎾᎿᎭᎾᏍᏉ ᎡᏣᏯᏅᏛ ᏥᎩ, ᎠᎴ ᏣᏃᏅᎯ ᏥᎩ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏗ ᎨᏒ ᎤᏂᏣᏘ ᎠᏂᎦᏔᎯ ᎠᏂᏚᏔᎲᎢ. (aiōnios g166)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
13 ᎬᏁᏤᎭ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᏗᎬᏂᏗᏍᎩ ᏥᎩ ᏂᎦᎥ ᏄᎾᏓᎴᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᎦᏔᎲ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎾᏍᎩ ᏆᏂᏗ ᏆᎴᏗ ᎠᎦᏔᎲ ᎤᏃᏅᎯ ᏥᎩ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎨᏒᎢ,
Ik beveel u voor God, Die alle ding levend maakt, en voor Christus Jezus, Die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft,
14 ᎾᏍᎩ ᏣᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ, ᏄᏓᏓᎸᎾ ᎠᎴ ᎪᎱᏍᏗ ᎦᏰᏤᎵᏎᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎦᎾᏄᎪᏥᎸ ᎬᏗᏍᎩ,
Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus;
15 ᎾᏍᎩ ᏨᎦᎾᏄᎪᏫᏏ ᎾᎯᏳ ᏧᎾᏄᎪᏫᏎᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᎤᏓᏅᏘ ᎠᎴ ᎤᏩᏒᎯ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎨᏒᎢ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎤᏂᎬᏫᏳᎯ ᎠᏁᎲᎢ, ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ ᎠᏁᎲᎢ;
Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen, en Heere der heren;
16 ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯ ᎠᏲᎱᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎤᎯ, ᎢᎦᎦᏛ ᎡᎯ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎢᎦᎦᏛ ᎾᎿᎭᎩᎶ ᎬᏩᎷᎯᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎤᎪᎲᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᎬᏩᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᎠᏥᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏗ ᎨᏒ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎨᏎᏍᏗ. ᎡᎺᏅ. (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
17 ᎩᏁᏤᎮᏍᏗ ᏧᏁᎿᎭᎢ ᏥᎩ ᎠᏂ ᎡᎶᎯ ᎾᏍᎩ ᎤᎾᏢᏉᏗ ᏱᏉ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᎤᎾᎵᏍᎦᏍᏙᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎤᏓᎵᏓᏍᏗ ᎨᏅᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯᏍᎩᏂ ᎬᏂᏛ ᎠᎾᎵᏍᎦᏍᏙᏗᏍᎨᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᎤᏣᏘ ᎢᎩᏁᎯ ᏥᎩ ᎾᎦᎥ ᏄᏓᎴᏒ ᎣᏍᏛ ᎢᎦᎵᏍᏓᏁᏗ. (aiōn g165)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
18 ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᎾᎾᏛᏁᎮᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᏁᎿᎭᎢᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎣᏍᏛ ᎾᎾᏛᏁᎲᎢ, ᎠᎴ ᎠᏂᎦᎵᏰᏍᏗ ᎤᎾᏓᏁᏗᏱ, ᎠᏂᏯᏙᎯᎯ ᎨᏎᏍᏗ ᎤᏂᎲᎢ,
Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam;
19 ᎠᎾᏓᏁᎸᏍᎨᏍᏗ ᎤᏅᏒ ᎤᎾᏤᎵᎦ ᎣᏍᏛ ᎦᎫᏍᏛᏗ ᎠᏏ ᎾᏍᏆᎵᏍᎬᎾ ᎾᎯᏳ ᎤᏍᏆᎸᏗ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᎾᎵᏍᏆᏗᏍᎬᎾ ᎬᏂᏛ ᏗᎬᏩᏂᏂᏴᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ.
Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen.
20 ᏗᎹᏗ, ᏣᏍᏆᏂᎪᏕᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᏤᏣᎨᏅᏴ, ᎢᏴᏛ ᏅᏁᎮᏍᏗ ᎦᏪᏢᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏎᏉᏉ ᎦᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎠᏗᏒᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎦᏙᎥᎯᏍᏗ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᏥᏚᏙᎥ;
O Timotheus, bewaar het pand u toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap;
21 ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎠᏂᏍᏓᏩᏗᏒ ᎤᎾᏞᏒ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ. [ ᎤᏁᎳᏅᎯ ] ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᏕᏣᎧᏩᏗᏙᎮᏍᏗ. ᎡᎺᏅ.
Dewelke sommigen voorgevende, zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u. Amen.

< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 6 >