< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 5 >

1 ᎤᏛᏐᏅᎯ ᏞᏍᏗ ᏱᎬᏍᎪᎸᏁᏍᏗ, ᎯᏍᏗᏰᏗᏍᎨᏍᏗᏍᎩᏂ ᎠᎦᏴᎵᎨ ᎾᏍᎩᏯᎢ, ᎠᏂᏫᏅᏃ ᎢᏣᏓᏅᏟ ᎾᏍᎩᏯᎢ,
Bestraf een ouden man niet scherpelijk, maar vermaan hem als een vader; de jonge mannen als broeders;
2 ᎠᎾᎦᏴᎵᎨᏃ ᎠᏂᎨᏴ ᏗᏣᏥ ᎾᏍᎩᏯᎢ, ᎠᏂᏫᏅᎨᏃ ᎠᏂᎨᏴ ᏤᏣᏙ ᎾᏍᎩᏯᎢ, ᎤᏐᏅ ᏄᏓᏑᏴᎾ.
oude vrouwen als moeders, jonge vrouwen als zusters in alle reinheid.
3 ᏕᎯᎸᏉᏕᏍᏗ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ, ᎢᏳᏃ ᎤᏙᎯᏳᏒ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ ᏱᎩ.
Acht de weduwen die waarlijk weduwen zijn.
4 ᎢᏳᏍᎩᏂ ᎩᎶ ᎤᏬᏑᎶᏨᎯ ᏧᏪᏥ ᎠᎴ ᏧᎵᏏ ᏯᏁᎭ, ᎾᏍᎩ ᎠᎾᏕᎶᏆᏍᎨᏍᏗ ᏧᏂᎸᏉᏙᏗᏱ ᏙᏧᏁᏅᏒ ᎠᏁᎯ, ᎠᎴ ᏧᎾᎫᏴᎡᏗᏱ ᏧᏂᎦᏴᎵᎨᎢ; ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎣᏏᏳ, ᎠᎴ ᏧᏓᏂᎸᎢᏍᏗᏳ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎲᎢ.
Doch als een weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, laat die dan leeren eerst hun eigen huisgezin godvruchtig te verzorgen en wedervergelding te bewijzen aan de ouders; want dat is aangenaam voor Gods aangezicht.
5 ᎾᏍᎩᏰᏃ Ꮎ ᎤᏙᎯᏳᎯ ᎤᏬᏑᎶᏨᎯ ᏥᎨᏐᎢ, ᎠᎴ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᏥᎨᏐᎢ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎵᏍᎦᏍᏙᏗᏍᎪᎢ, ᎠᎴ ᏓᎧᎿᎭᏩᏗᏐ ᎠᏔᏲᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏓᏙᎵᏍᏙᏗ ᎨᏒ ᏂᏚᎵᏏᏂᏒ ᎠᎴ ᏂᏚᎩᏨᏂᏒᎢ.
Doch die waarlijk weduwe is en alleen gelaten, die moet op God hopen en volharden in smeekingen en gebeden nacht en dag.
6 ᎾᏍᎩ Ꮎ ᏄᏁᎸᎾ ᎡᎯ ᎤᏲᎱᏒᎯ ᎨᏐ ᎠᏏᏉ ᎠᎴᏂᏙᎲᎢ.
Maar die wellustig leeft die is levende dood.
7 ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᏍᏕᏍᏗ ᎯᏁᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎦᎨᎫᎢᏍᏙᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ.
Beveel dan deze dingen opdat zij onberispelijk mogen zijn.
8 ᎢᏳᏍᎩᏂᏃ ᎩᎶ ᏂᏓᏛᏅᎢᏍᏓᏁᎲᎾ ᎢᎨᏎᏍᏗ ᎤᏩᏒ ᏧᏤᎵᎦ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮀ ᎤᎬᏫᏳᎭ ᎤᏩᏒ ᏚᏓᏘᎿᎭᎥᎢ, ᎾᏍᎩ ᎤᏓᏱᎸ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎤᏟ ᎤᏲᎢᏳ ᎡᏍᎦᏉ Ꮎ ᏄᏬᎯᏳᏒᎾ.
Doch als iemand niet zorgt voor de zijnen, en vooral voor zijn huisgenoot ten, die heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongeloovige.
9 ᎤᏬᏑᎶᏨᎯ ᎠᎦᏎᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎢᏳᏃ ᏑᏓᎳᏍᎪᎯ ᎢᏳᏕᏘᏴᏛ ᎨᏎᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᎶᏒᏍᏕᏍᏗ, ᏌᏉᏉ ᎠᏍᎦᏯ ᎤᎾᏁᎳᏛᎯ ᎨᏎᏍᏗ.
Laat er geen weduwe gekozen worden tot verzorgster die minder dan zestig jaar oud is, en alleen die de vrouw van één man is geweest,
10 ᎢᏳᏃ ᎣᏍᏛ ᎠᏥᏃᎮᏍᎩ ᎨᏎᏍᏗ ᎣᏏ ᏕᎤᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ, ᎢᏳᏃ ᏗᏂᏲᎵ ᏧᏛᎯᏍᏔᏅᎯ ᎨᏎᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᎠᏁᏙᎯ ᏧᏍᏆᏂᎪᏔᏅᎯ ᎨᏎᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᎤᎾᏓᏅᏘ ᏧᎾᎳᏏᏕᏂ ᏧᏬᏑᎴᎸᎯ ᎨᏎᏍᏗ, ᎢᏳᏃ ᏧᏍᏕᎸᏛ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᏂᎩᎵᏲᎩ, ᎢᏳᏃ ᎤᏍᏓᏩᏛᏛ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎦᎥ ᎣᏍᏛ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒᎢ.
die een goed getuigenis heeft in goede werken; als zij kinderen opgevoed heeft, als zij vreemdelingen geherbergd heeft, als zij de voeten van heiligen gewasschen heeft, als zij hulp bewezen heeft aan verdrukten, als zij allerlei goed werk nagevolgd heeft.
11 ᎠᏂᏫᏅᎨᏌᏂᏍᎩᏂ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ ᎩᏲᎢᏎᎮᏍᏗ; ᎢᏳᏰᏃ ᏄᎾᏁᎸᎾ ᏂᎦᎵᏍᏓ ᎠᏁᎲ, ᎦᎶᏁᏛᏃ ᎤᏁᎳᎩ ᎠᏁᎳ, ᎿᎭᏉ ᎤᎾᏚᎵᏍᎪ ᏧᎾᏨᏍᏗᏱ,
Doch jongere weduwen moet gij weigeren als verzorgsters, want als zij door wellustigheid afgevoerd zijn van Christus dan willen zij trouwen,
12 ᏧᎾᏚᎪᏓᏁᎸᎯ ᎨᏐᎢ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎪ ᏕᎤᏂᏲᏒ ᎢᎬᏱᏱ ᎤᏃᎯᏳᏅᎢ.
schuldig zijnde omdat zij haar eerste trouw geschonden hebben.
13 ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎠᎾᏕᎶᏆᏍᎪ ᎤᎾᏓᏄᎸᏗ ᎢᏳᎾᎵᏍᏙᏗᏱ, ᎠᏁᏙᎵᏙᎰ ᏓᏓᏁᎳᏗᏒᎢ; ᎥᏝ ᎠᎴ ᎤᎾᏓᏄᎸᏗᏉ ᎤᏩᏒ ᏱᎨᏐᎢ, ᎾᏍᏉᏍᎩᏂ ᎧᏃᎮᏛ ᎠᏂᏱᏙᎯ ᎨᏐᎢ ᎠᎴ ᎤᏂᏂᎳᏗᏌᏘ, ᎠᏂᏃᎮᏍᎩ ᎾᏍᎩ ᏂᏚᏳᎪᏛᎾ ᎨᏒ ᎤᏂᏃᎮᏗᏱ.
Daarenboven leeren zij ook ledig te zijn, bij de huizen omloopende, en niet al leen ledig maar ook klapachtig en bemoeizuchtig, sprekende hetgeen niet betaamt.
14 ᎾᏍᎩᏃ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏆᏚᎵᎭ ᎠᏂᏫᏅᎨᏌᏂ ᏧᎾᏨᏍᏗᏱ, ᏗᏂᏲᎵ ᏧᏂᎾᏄᎪᏫᏍᏗᏱ, ᏧᏂᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱ ᏓᏂᏁᎸᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᎾᏡᏗᏍᎩ ᏧᏂᎳᏅᏓᏕᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎤᏐᏅ ᎬᏩᏂᏃᎮᏗᏱ.
Ik wil dan dat jongere weduwen trouwen, kinderen voortbrengen, het huisgezin waarnemen, geen oorzaak geven aan de tegenpartij om te lasteren.
15 ᎦᏳᎳᏰᏃ ᎢᎦᏛ ᎤᎾᎪᎸᏒ ᏎᏓᏂ ᎤᎾᏍᏓᏩᏕᏅ.
Want sommigen zijn alreeds afgeweken achter den Satan.
16 ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎪᎯᏳᎲᏍᎩ ᎠᏍᎦᏯ ᎠᎴ ᎠᎨᏴ ᏚᏪᎧᎮᏍᏗ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ, ᎤᏅᏒᏉ ᏗᏂᏍᏕᎵᏍᎨᏍᏗ, ᏞᏍᏗᏃ ᏧᎾᏁᎶᏗ ᎤᎾᏓᏡᎬ ᏱᏚᏂᏓᏁᎴᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᏗᎬᏩᏂᏍᏕᎸᏗ ᏱᎩ ᎤᏙᎯᏳᏒ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ ᎨᏒᎢ.
Als eenige geloovige, hetzij man of vrouw, weduwen heeft in zijn familie, dat hij die verzorge, en dat de gemeente niet bezwaard worde, opdat zij genoeg moge hebben voor degenen die waarlijk weduwen zijn.
17 ᎠᎴ ᏗᎨᎦᏁᎶᏗ ᏥᎩ ᎣᏍᏛ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᏔᎵ ᎢᏳᏩᎫᏗ ᏕᏥᎸᏉᏕᏍᏗ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ Ꮀ ᎤᎬᏫᏳᏎᏍᏗ ᎧᏃᎮᏛ ᎠᎴ ᏗᏕᏲᏗ ᎨᏒ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎯ.
Voor de ouderlingen, die goed besturen, moet men dubbele achting hebben, vooral voor degenen die arbeiden in het woord en in het onderwijs.
18 ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎦᏛᎭ ᎦᎸᏉᏗ ᎪᏪᎵ; ᏞᏍᏗ ᏱᏲᏴᏑᎳᏁᏍᏗ ᏩᎦ ᎠᎦᏔᏙᎥᏗᏍᎩ; ᎠᎴ, ᎪᎱᏍᏗ ᎠᏛᏁᎯ ᎠᎦᎫᏴᎡᏗ ᎨᏐ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎸᎢ.
Want de Schriftuur zegt: een os die den dorschvloer treedt zult gij niet muilbanden en de werkman is zijn loon waardig.
19 ᏣᎦᏁᎶᏗ ᎪᎱᏍᏗ ᎠᏥᎳᏫᏎᎲᎢ ᏞᏍᏗ ᏱᏣᏛᏓᏍᏗᏍᎨᏍᏗ ᎬᏂ ᎠᏂᏔᎵ ᎠᎴ ᎠᏂᏦᎢ ᎤᏂᏃᎮᏛ ᎨᏎᏍᏗ.
Tegen een ouderling zult gij geen beschuldiging opnemen, dan alleen onder twee of drie getuigen.
20 ᎾᏃ ᎠᏂᏍᎦᏅᎩ ᏕᎯᎬᏍᎪᎸᎥᏍᎨᏍᏗ ᏂᎦᏛ ᎠᏂᎦᏔᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎠᏂᏐᎢ ᎾᏍᏉ ᎤᏂᎾᏰᏍᏗᏱ.
Degenen die zondigen, moet gij bestraffen voor het aangezicht van allen, opdat ook de overigen mogen vreezen.
21 ᎬᏁᏤᎭ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎲᎢ, ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎴ ᎨᎦᏑᏰᏛ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᎠᏂᎦᏔᎲᎢ, ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏣᎦᏌᏯᏍᏙᏗᏱ ᎢᎬᏱ ᎦᏰᎯ ᏂᏚᎪᏗᏍᎬᎾ, ᎠᎴ ᏕᏣᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎩᎶ ᏂᏯᎵᎪᏁᎲᎾ.
Ik betuig voor het aangezicht van God en van Christus Jezus en van de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooringenomenheid, niets doende naar voorliefde.
22 ᏞᏍᏗ ᎤᎵᏍᏗ ᏱᏘᏯᏏᏔᏕᏍᏗ ᎩᎶᎢ, ᎠᎴ ᏞᏍᏗ ᏯᏖᎳᏗᏍᎨᏍᏗ ᎩᎶ ᎠᏂᏍᎦᏅᎬᎢ. ᏣᏓᎦᏌᏯᏍᏕᏍᏗ ᎯᎦᏓᎭ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏎᏍᏗ.
Leg aan niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap met de zonden van anderen. Bewaar u zelven rein.
23 ᎿᎭᏉ ᏞᏍᏗ ᎠᎹᏉ ᏯᏗᏔᏍᎨᏍᏗ, ᎤᏍᏗᏍᎩᏂ ᎩᎦᎨ-ᎠᏗᏔᏍᏗ ᎭᏗᏔᏍᎨᏍᏗ, ᎪᎱᏍᏗ ᎭᎵᏍᏗᏍᎬ ᎢᏳᏍᏗ ᏦᎸᎯᏍᏗᏱ ᎠᎴ ᏯᏃᏉ ᏣᏢᏥᏰᏍᎬᎢ.
Drink niet langer water, maar gebruik een weinig wijn, om uw maag en om uw menigvuldige zwakheden.
24 ᎩᎶ ᎠᏂᏍᎦᏅᎬ ᎬᏂᎨᏒ ᎨᏐ ᎢᎬᏪᏅᏛ, ᎢᎬᏱ ᏫᎦᎷᎪ ᏗᎫᎪᏙᏗᏱ ᎨᏒᎢ, ᎩᎶᏃ ᎤᎨᏍᏓᏩᏕᎪᎢ.
De zonden van sommige menschen zijn vooraf openbaar, eer men ze onderzoekt, doch die van anderen komen daarna te voorschijn.
25 ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏍᏉ ᎩᎶ ᎣᏍᏛ ᏚᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎲ ᎬᏂᎨᏒ ᎨᏐ ᎢᎬᏪᏅᏛ; ᎩᎶᏃ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎯᎠ ᏄᏍᏛᎾ ᏱᎩ, ᎠᏎ Ꮭ ᎦᎬᏍᎦᎶᏗ ᏱᎨᏐᎢ.
Desgelijks ook zijn de goede werken vooraf openbaar, en die het niet zijn die kunnen niet verborgen blijven.

< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 5 >