< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 1 >

1 ᎠᏴ ᏉᎳ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᎩᏅᏏᏛ ᎬᎩᏁᏤᎸᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏍᏕᎵᏍᎩ ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎾᏍᎩ ᎤᏚᎩ ᎬᏗ ᎨᏒ ᎢᎦᏤᎵᎦ,
Paulus, een apostel van Jezus Christus, naar het bevel van God, onzen Zaligmaker, en den Heere Jezus Christus, Die onze Hope is,
2 ᏫᎬᏲᏪᎳᏏ ᏘᎹᏗ ᎠᏋᏒ ᎠᏆᏤᎵ ᎠᏊᏥ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ; ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎤᏓᏙᎵᏣᏛ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᏕᏣᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎮᏍᏗ ᏅᏓᏳᎾᎵᏍᎪᎸᏔᏅᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎢᎩᏙᏓ ᎠᎴ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵᎦ.
Aan Timotheus, mijn oprechten zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
3 ᎾᏃ ᏥᎬᏔᏲᏎᎸᎩ ᏣᏗᎩᏯᏍᏗᏱ ᎡᏈᏌ, ᎹᏏᏙᏁ ᏥᏩᎩᎶᏒᎩ, ᎾᏍᎩ ᏘᏅᏍᏓᏕᏗᏱ ᎩᎶ ᏓᎾᏕᏲᎲᏍᎬ ᎤᏣᏘᏂ ᎢᏳᏂᏪᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ,
Gelijk ik u vermaand heb, dat gij te Efeze zoudt blijven, als ik naar Macedonie reisde, zo vermaan ik het u nog, opdat gij sommigen beveelt geen andere leer te leren;
4 ᎠᎴ ᎤᎾᏛᏓᏍᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎠᏎᏉ ᎦᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏫᎾᏍᏛᎾ ᎧᏃᎮᏗ ᎨᏒ ᎤᎾᏓᏁᏟᏴᏒᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎦᏬᏂᎯᏍᏗᏉ ᏥᏩᎵᏱᎶᎯᎭ ᎥᏲᏃ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏁᎳᏙᏗ ᎨᏒ ᎤᏛᎯᏍᏗᏱ, ᎾᏍᎩ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᏨᏗᏓᎴᎲᏍᎦ, [ ᎾᏍᎩ ᎿᎭᏛᏁᎸᎭ.]
Noch zich te begeven tot fabelen en oneindelijke geslachtsrekeningen, welke meer twist vragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is.
5 ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎠᏓᎨᏳᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎳ ᎾᏍᎩ ᎦᏓᎭ ᏂᎨᏒᎾ ᎣᎾᏫ ᏅᏓᏳᏓᎴᏅᎯ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᏗᎫᎪᏙᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏄᏠᎾᏍᏛᎾ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ;
Maar het einde des gebods is liefde uit een rein hart, en uit een goed geweten, en uit een ongeveinsd geloof.
6 ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎩᎶ ᎤᎾᎪᎸᏛ ᏥᎩ, ᏄᎵᏌᎶᏛᎾ ᎦᏬᏂᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᏭᎾᎦᏔᎲᏍᏔᏅ;
Van dewelke sommigen afgeweken zijnde, zich gewend hebben tot ijdelspreking;
7 ᎤᎾᏚᎵᏍᎬᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᏗᏃᏏᏏᏍᎩ ᎢᏳᎾᎵᏍᏙᏗᏱ, ᎠᏎᏃ ᎾᏃᎵᎬᎾ ᏄᏍᏛ ᎠᏂᏬᏂᏍᎬ, ᎠᎴ ᏄᏍᏛ ᎠᏂᏍᏓᏱᏗᏍᎬᎢ.
Willende leraars der wet zijn, niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen.
8 ᎠᏎᏃ ᎢᏗᎦᏔᎭ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎣᏏᏳ ᎨᏒ, ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᏱᏓᎧᎿᎭᏩᏕᎦ,
Doch wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt;
9 ᎯᎠ ᎾᏍᏉ ᏯᎦᏔᎭ, ᎾᏍᎩ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ ᎤᏓᏅᏘ ᏴᏫ ᎠᎪᏢᎾᏁᎸᎯ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ, ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗᏍᎩᏂ ᏂᏚᎾᏁᎶᏛᎾ, ᎠᎴ ᏄᏃᎯᏳᏒᎾ, ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᏚᎾᏁᎶᏛᎾ, ᎠᎴ ᎠᏂᏍᎦᎾᎢ, ᎠᏂᎦᏓᎭᎢ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᎨᏒ ᎠᏂᏂᏆᏘᎯ, ᏧᏂᏙᏓ ᏗᏂᎯᎯ ᎠᎴ ᏧᏂᏥ ᏗᏂᎯᎯ, ᏴᏫ ᏗᏂᎯᎯ,
En hij dit weet, dat den rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar den onrechtvaardigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers,
10 ᎤᏂᏁᎫᏥᏛ, ᎠᏂᏍᎦᏯ ᏗᎾᏂᏏᎲᏍᎩ, ᏴᏫ ᏗᏂᏃᏍᎩᏍᎩ, ᎠᏂᏰᎪᎩ, ᎦᏰᎪᎩ ᎠᎾᏎᎵᏛᏍᎩ, ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᏂᎦᎥ ᎪᎱᏍᏗ ᎾᏍᎩ ᏗᎦᏘᎴᎩ ᎣᏍᏛ ᏗᏕᏲᏗ ᎨᏒᎢ;
Den hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is;
11 ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏍᏛ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᎡᎯ ᎤᏤᎵᎦ; ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎥᏆᏒᎦᎶᏔᏅᎯ ᏥᎩ.
Naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is.
12 ᎠᎴ ᏥᏯᎵᎡᎵᏤᎭ ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵ ᏣᏆᎵᏂᎪᎯᏍᏔᏅ, ᏰᎵᏉ ᎢᎬᏩᏛᏁᏗ ᏣᏇᎵᏎᎸ, ᏣᎩᏁᏤᎸ ᏗᎩᎸᏫᏍᏓᏁᏗᏱ ᎠᎵᏥᏙᏗ ᎨᏒᎢ,
En ik dank Hem, Die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus Jezus, onzen Heere, dat Hij mij getrouw geacht heeft, mij in de bediening gesteld hebbende;
13 ᎠᏴ ᎾᏍᎩ ᎢᎸᎯᏳ ᏥᏐᏢᏗᏍᎩ ᏥᎨᏒᎩ, ᎠᎴ ᎤᏲ ᎢᏗᎬᏁᎯ, ᎠᎴ ᏗᎦᏂᏐᏢᏗ; ᎠᏎᏃ ᎥᎩᏙᎵᏨᎩ, ᏅᏓᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬᎩ ᏂᏥᎦᏔᎿᎭᎥᎾ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎾᏉᎯᏳᏒᎾ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᎾᏆᏛᏁᎸᎢ.
Die te voren een gods lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan heb in mijn ongelovigheid.
14 ᎠᎴ ᎬᏩᎦᏘᏯ ᎤᏓᏙᎵᏍᏗ ᎨᏒ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᎦᏤᎵᎦ ᎤᏣᏔᏅᎯ ᎡᏉᎯᏳ ᎨᏒᎩ, ᎤᎵᏠᏯᏍᏛᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᏥᏲᎢᏳᏗ ᎨᏒ ᎠᎴ ᏥᎨᏳᎢ, ᎢᏳᎵᏍᏙᏗ ᎨᏒᎢ.
Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus.
15 ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎢᎦᏪᏛ, ᎠᎴ ᏩᏍᏛ ᏧᏓᏂᎸᎢᏍᏗᏳ, ᎾᏍᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᏥᏌ ᎡᎶᎯ ᎤᎷᏨᎢ, ᏚᏍᏕᎸᎯᎸ ᎠᏂᏍᎦᎾᎢ, ᎠᏴ ᎾᏍᎩ ᎾᎩᎬᏫᏳᏒ ᏥᏍᎦᎾᎢ.
Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.
16 ᎠᏎᏃ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏅᏓᏳᎵᏍᏙᏔᏅᎩ ᎥᎩᏙᎵᏨᎩ; ᎾᏍᎩ ᎠᏴ ᎨᏒ ᎾᎩᎬᏫᏳᏒ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎬᏂᎨᏒ ᎢᏳᏩᏁᏗᏱ ᏩᏍᏛ ᎬᏂᏗᏳ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᏧᎾᏟᎶᏍᏙᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎣᏂ ᎬᏬᎯᏳᏅᎯ ᎬᏂᏛ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᏫᏚᎷᎩ. (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
17 Ꭷ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᎵᏍᏆᏗᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒ ᎡᎯ, ᎠᏲᎱᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎪᏩᏛᏗ ᏂᎨᏒᎾ, ᎤᏩᏒᎯ ᎠᎦᏔᎿᎭᎢ ᎤᏁᎳᏅᎯ, ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᏍᏗ ᎠᎴ ᎦᎸᏉᏙᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏂᎪᎯᎸ ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸᎢ; ᎡᎺᏅ. (aiōn g165)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
18 ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏗᎦᎸᏫᏍᏓᏁᏗ ᎨᏒ ᏂᎯ ᏕᎬᏲᎯᏏ, ᎠᏇᏥ ᏗᎹᏗ, ᎾᏍᎩᏯ ᏄᏂᏪᏒ ᎤᎾᏙᎴᎰᏒ ᏂᎯ ᎨᏣᏃᎮᏍᎬᎢ, ᎾᏍᎩᏃ ᏂᎯ ᎾᏍᎩᎾ ᏕᎲᏗᏍᎬ ᏯᎵᎦ ᎣᏍᏛ ᎠᎵᏍᏗ ᎨᏒᎢ;
Dit gebod beveel ik u, mijn zoon Timotheus, dat gij naar de profetieen, die van u voorgegaan zijn, in dezelve den goeden strijd strijdt;
19 ᏕᏣᏂᏴᏒ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᏗᎫᎪᏙᏗ ᎨᏒᎢ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎢᏴᏛ ᎢᏳᏅᏁᏔᏅᎯ ᏥᎩ, ᎾᏍᎩ ᎪᎯᏳᏗ ᎨᏒ ᎬᏩᏂᏲᏥᏙᎸ;
Houdende het geloof, en een goed geweten, hetwelk sommigen verstoten hebbende, van het geloof schipbreuk geleden hebben;
20 ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᏄᎾᏛᏁᎸ ᎭᎻᏂᏯ ᎠᎴ ᎡᎵᎩ, ᎾᏍᎩ ᏕᎦᏥᏲᏒ ᏎᏓᏂ ᏕᏥᏲᎯᏎᎸ ᎤᎾᏕᎶᏆᏍᏗᏱ ᎤᏂᏐᏢᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎨᏒᎢ.
Onder welken is Hymeneus en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren.

< ᏉᎳ ᏧᏬᏪᎳᏅᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏗᎹᏗ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 1 >