ᏉᎳ ᏕᏏᎶᏂᎦ ᎠᏁᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᏧᏬᏪᎳᏁᎸᎯ 3

1 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎿᎭᏉ ᎤᏟ ᎢᎪᎯᏛ ᎦᏲᎦᏛᏂᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏄᎵᏍᏔᏅ, ᎣᏏᏳ ᎣᎩᏰᎸᏅᎩ ᎣᎬᏒ ᎣᎩᎧᎯᏯᏍᏗᏱ ᎡᏗᏂᏱ;

Daarom, deze begeerte niet langer kunnende verdragen, hebben wij gaarne willen te Athene alleen gelaten worden;

2 ᎠᎴ ᎣᏥᏅᏒᎩ ᏗᎹᏗ, ᎣᏣᎵᏅᏟ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎪᎱᏍᏗ ᎠᏛᏁᎯ, ᎠᎴ ᎠᏴ ᎢᏧᎳᎭ ᏦᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏤᎵ ᎤᎬᏩᎵ, ᎾᏍᎩ ᏗᏣᎵᏂᎪᎯᏍᏙᏗᏱ, ᎠᎴ ᏗᏥᎧᎵᏍᏓᏗᏍᏗᏱ ᎢᏦᎯᏳᏒ ᎤᎬᏩᎵ;

En hebben gezonden Timotheus, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;

3 ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎠᏥᏖᎸᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎠᎩᎵᏲᎢᏍᏗ ᎨᏒ ᎢᏳᏩᏂᏌᏛ; ᎢᏨᏒᏰᏃ ᎢᏥᎦᏔᎭ ᎾᏍᎩ ᎢᎦᎵᏍᏓᏁᏗᏱ ᎡᎩᏁᏤᎸᎯ ᎨᏒᎢ.

Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven, dat wij hiertoe gesteld zijn.

4 ᎤᏙᎯᏳᎯᏰᏃ ᏥᏨᏰᎳᏗᏙᎲᎩ, ᏂᏨᏃᏁᎶ ᎢᎩᎩᎵᏲᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩᏯ ᏥᏄᎵᏍᏔᏅ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᏥᏥᎦᏔᎭ.

Want ook, toen wij bij u waren, voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het.

5 ᎾᏍᎩ ᏅᏓᏳᎵᏍᏙᏔᏅᎩ, ᎿᎭᏉ ᎤᏟ ᎢᎪᎯᏛ ᎬᏆᏛᏂᏗᏍᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᏄᎵᏍᏔᏅ, ᎠᏆᏓᏅᏒᎩ ᎠᏆᏙᎴᎰᎯᏍᏗᏱ ᏄᏍᏛ ᎢᏦᎯᏳᏒᎢ, ᎪᎱᏍᏗ ᏴᏗᎤᎵᏍᏙᏔᏅ ᎠᏓᎪᎵᏰᏍᎩ ᏳᏂᎪᎵᏰᎥ, ᏙᎩᎸᏫᏍᏓᏁᎸᏃ ᎠᏎᏉ ᏱᏄᎵᏍᏔᏂᏙᎸ, ᎠᏇᎵᏒᎩ.

Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.

6 ᎠᏎᏃ ᎿᎭᏉ ᏗᎹᏗ ᎣᎩᎷᏤᎸᎯ ᏥᎩ, ᏗᏤᎲ ᏅᏓᏳᎶᏒᎯ, ᎠᎴ ᎣᏍᏛ ᎠᏰᎸᏗ ᎣᎩᏃᎮᎮᎸᎯ ᏥᎩ, ᎢᏦᎯᏳᏒ ᎠᎴ ᎠᏓᎨᏳᏗ ᎨᏒ ᎢᏤᎲ ᎤᎬᏩᎵ, ᎠᎴ ᏂᎪᎯᎸ ᎣᏏᏳ ᏍᎩᏯᏅᏛᎢ, ᎤᏣᏘ ᎢᏣᏚᎵᏍᎬ ᏍᎩᎪᏩᏛᏗᏱ, ᎾᏍᎩᏯ ᎾᏍᏉ ᎠᏴ ᎣᎦᏚᎵᏍᎬ ᎢᏨᎪᏩᏛᏗᏱ;

Maar als Timotheus nu van ulieden tot ons gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden;

7 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ, ᎢᏓᎵᏅᏟ, ᎢᏨᏯᏓᏅᏖᎸ ᎤᎧᎵᏍᏗ ᎣᎦᏓᏅᏓᏛᎩ ᏂᎦᎥ ᎣᏥᎩᎵᏲᎬ ᎠᎴ ᎤᏪᎵᎯᏍᏗ ᎣᎦᏓᏅᏔᏩᏕᎬᎢ, ᏂᎯ ᎢᏦᎯᏳᏒ ᏅᏓᏳᎵᏍᏙᏔᏅᎩ.

Zo zijn wij daarom, broeders, over u in al onze verdrukking en nood vertroost geworden door uw geloof;

8 ᎪᎯᏰᏃ ᏥᎩ ᏦᏨᏃᏛ, ᎢᏳᏃ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᏕᏥᏙᎨᏍᏗ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏕᏣᏁᎶᏛᎢ.

Want nu leven wij, indien gij vast staat in den Heere.

9 ᎢᎳᎪᏰᏃ ᎢᎦᎢ ᎠᎵᎮᎵᏍᏗ ᏲᏣᎫᏴᏓᏏ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏂᎯ ᎨᏒ ᎢᏳᏍᏗ, ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗᏍᎬ ᏂᎦᎥ ᎣᏍᏛ ᎠᏓᏅᏓᏗᏍᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᎣᏣᏓᏅᏓᏗᏍᎬ ᏂᎯ ᎨᏒ ᎤᎬᏩᎵ ᎣᎦᏤᎵ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎲᎢ;

Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding wedergeven voor u, vanwege al de blijdschap, waarmede wij ons om uwentwil verblijden voor onzen God?

10 ᏗᎬᏩᎩᏨᏗ ᎤᏣᏘ ᎣᏣᏓᏙᎵᏍᏗᏍᎬ ᎣᏥᏔᏲᎯᎲ, ᎾᏍᎩ ᏗᎦᏲᎩᎪᏩᏛᏗ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏕᏣᎧᏛᎢ, ᎠᎴ ᎣᎩᎧᎵᏏᏐᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎦᎷᎶᏥᏙᎲ ᎢᏦᎯᏳᏒᎢ.

Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt.

11 ᎤᎾᎳᏅᎯᏃ ᎤᏩᏒ ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏙᏓ, ᎠᎴ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ, ᎣᎦᏘᏅᏍᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᏗᏤᎲᎢ.

Doch onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus richte onzen weg tot u.

12 ᎠᎴ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎢᏳᏩᏂᏐᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎢᏥᏁᏉᏤᏗᏱ ᎠᎴ ᎤᏣᏘ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏕᏣᏓᎨᏳᏒᎢ, ᎠᎴ ᎾᏂᎥ ᏕᏥᎨᏳᏒᎢ, ᎾᏍᎩᏯ ᎠᏴ ᏂᎯ ᎢᏨᎨᏳᏒᎢ;

En de Heere vermeerdere u, en make u overvloedig in de liefde jegens elkander en jegens allen, gelijk wij ook zijn jegens u;

13 ᎾᏍᎩ ᏧᎵᏂᎪᎯᏍᏙᏗᏱ ᏗᏥᎾᏫ, ᎾᏍᎩ ᎦᏰᏧᎢᏍᏙᏗ ᏂᎨᏒᎾ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᏚᏳᎪᏛ ᏂᏣᏛᏁᎸ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎠᎦᏔᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎢᎩᏙᏓ, ᎾᎯᏳ ᎦᎷᏨᎭ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᎠᏁᎮᏍᏗ ᏂᎦᏗᏳ ᎤᎾᏓᏅᏘ ᏧᏤᎵᎦ.

Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.