< ᎪᎵᏂᏗᏱ ᎠᏁᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᎨᎪᏪᎳᏁᎸᎯ 5 >

1 ᏂᎦᎥᏉ ᎠᏂᏃᎮᎭ ᎾᏍᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᏂᏏᏗ ᎨᏒ ᎢᏤᎲᎢ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᏂᏏᏗ ᎨᏒ ᎾᏍᎩ ᏧᎾᏓᎴᏅᏛ ᏴᏫ ᎥᏝ ᎬᏩᏂᏃᎮᏗ ᎾᏍᏉ ᏱᎩ, ᎾᏍᎩ ᎩᎶ ᎤᏙᏓ ᎤᏓᎵᎢ ᎤᏓᏴᏍᏗᏱ.
In het algemeen hoort men dat er hoererij is onder ulieden, en wel zoodanig hoererij als er zelfs onder de heidenen niet is: dat iemand de vrouw zijns vaders heeft.
2 ᏙᏣᏕᏋᎯᏍᏗᏉᏃ ᏂᎯ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᎤᏲᏉ ᏱᏥᏰᎸᏅ, ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎢᏳᏛᏁᎸᎯ ᎦᏰᏥᏄᎪᏫᏍᏗ ᎢᏣᏓᏡᎬ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ ᎤᎬᏩᎵ.
En nog zijt gij opgeblazen en hebt niet liever gejammerd, opdat hij die deze daad begaan heeft uit uw midden weggenomen zou worden?
3 ᎠᏴᏰᏃ ᎤᏙᎯᏳᎯ ᎠᎩᎪᏁᎳ ᏥᏰᎸ ᎨᏒᎢ, ᏥᎦᏔᏩᏕᎦᏍᎩᏂ ᎠᏆᏓᏅᏙᎩᎯ, ᎦᏳᎳ ᏥᏥᎦᏔᏩᏕᎪ ᎾᏍᎩᏯᎢ ᏕᏥᏳᎪᏓᏁᎸ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎢᏳᏛᏁᎸᎯ,
Doch ik, als afwezig naar het lichaam, maar tegenwoordig naar den geest, heb reeds geoordeeld, alsof ik tegenwoordig was, dengene die alzoo heeft gehandeld,
4 ᎢᏣᏓᏟᏌᎮᏍᏗ, ᎠᏆᏓᏅᏙᏃ ᎠᎦᏔᏩᏕᎨᏍᏗ, ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒ ᎢᎦᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᏔᎵ ᎤᏛᏕᏍᏗ, ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎦᎶᏁᏛ ᏚᏙᎥ ᎢᏨᏙᏗᏱ,
in den Naam des Heeren Jezus, als gijlieden zult samen vergaderd zijn en mijn geest, met de kracht van onzen Heere Jezus,
5 ᎾᏍᎩ ᏎᏓᏂ ᏤᏥᏲᎯᏎᏗᏱ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ, ᎾᏍᎩ ᎤᏲᎢᏍᏗᏱ ᎤᏇᏓᎸᎢ, ᎤᏓᏅᏙᏃ ᎠᏍᏕᎸᏗᏱ ᎾᎯᏳ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᏥᏌ ᎤᏤᎵ ᎢᎦ ᎨᏎᏍᏗ.
denzulke over te geven aan den Satan, tot verderf des vleesches, opdat de geest gered worde in den dag des Heeren Jezus.
6 ᎢᏣᏢᏆᏍᎬ ᎥᏝ ᎣᏏᏳ ᏱᎩ. ᎥᏝᏍᎪ ᏱᏥᎦᏔᎭ ᎤᏍᏗ ᎠᎪᏙᏗ ᏂᎦᏛ ᎦᎸ ᎠᎪᏗᏍᎬᎢ.
Uw roem is niet fraai! Weet gij niet dat een weinig zuurdeesem den geheelen deegklomp zuur maakt?
7 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏥᏄᎪᏩ ᎤᏪᏘ ᎠᎪᏙᏗ, ᎾᏍᎩ ᎦᎸ ᎢᏤ ᎢᏣᎵᏍᏙᏗᏱ, ᎾᏍᎩᏯ ᏁᏣᎪᎳᏅᎾ ᏥᎩ. ᎾᏍᏉᏰᏃ ᎦᎶᏁᏛ ᎧᏃᎯᏰᎩ ᎢᎦᏤᎵ ᎢᎩᏲᎱᎯᏎᎸ;
Zuivert den ouden zuurdeesem uit, opdat gij een nieuwe deegklomp moogt zijn, zooals gij zonder zuurdeesem zijt. Want ook Christus, ons Pascha, is geslacht.
8 ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᎩᏍᏆᏂᎪᏕᏍᏗ ᏗᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎨᏒᎢ, ᎥᏞᏍᏗ ᎤᏪᏘ ᎠᎪᏙᏗ ᎬᏗ, ᎠᎴ ᎥᏞᏍᏗ ᎤᏲ ᎠᎴ ᎠᏍᎦᏂ ᎨᏒ ᎠᎪᏙᏗ ᎬᏗ, ᏂᏓᎪᏔᏅᎾᏍᎩᏂ ᎦᏚ ᏄᏠᎾᏍᏛᎾ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎦᏰᎪᎩ ᏂᎨᏒᎾ ᎬᏗ.
Laat ons dan feest houden, niet in een ouden zuurdeesem, noch in een zuurdeesem van kwaadheid en boosheid, maar in ongezuurdeesemde brooden van oprechtheid en waarheid.
9 ᎢᏨᏲᏪᎳᏁᎸᎩ ᎾᏍᎩ ᎢᏧᎳᎭ ᎢᏤᏓᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᎾᏂᏏᎲᏍᎩ;
Ik heb u in den brief geschreven u niet te vermengen met hoereerders.
10 ᎥᏝ ᎠᏗᎾ ᎿᎭᏉ ᎠᏎ [ ᎢᏤᏓᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ ] ᎾᏍᏉ ᎡᎶᎯ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏕᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᎾᏂᏏᎲᏍᎩ ᎠᎴ ᎤᏂᎬᎥᏍᎩ, ᎠᎴ ᎤᎶᏒᏍᏗ ᎠᎾᏓᎩᎡᎯ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏟᎶᏍᏔᏅᎯ ᏗᎾᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎯ; ᎢᏳᏰᏃ ᎾᏍᎩ ᏱᏄᏍᏗ, ᎠᏎ ᎢᏥᏄᎪᎢᏍᏗ ᏱᎩ ᎡᎶᎯ.
Doch ik bedoelde niet in het algemeen met de hoereerders dezer wereld, of de gierigaards en roovers, of afgodendienaars; want dan zoudt gij moeten uit de wereld gaan.
11 ᎪᎯᏍᎩᏂ ᎢᏨᏲᏪᎳᏏ ᎢᏧᎳᎭ ᎢᏤᏓᏍᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ, ᎢᏳᏃ ᎩᎶ ᎠᎾᎵᏅᏟ ᎠᎪᏎᎯ ᏱᎩ ᎾᏍᎩ ᎤᏕᎵᏛ ᏗᏂᏏᎲᏍᎩ ᏱᎩ, ᎠᎴ ᎤᎬᎥᏍᎩ ᏱᎩ, ᎠᎴ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏗᏟᎶᏍᏔᏅᎯ ᎠᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎯ ᏱᎩ, ᎠᎴ ᎠᏓᏐᎮᎯ, ᎠᎴ ᎤᏴᏍᏕᏍᎩ, ᎠᎴ ᎤᎶᏒᏍᏗ ᎠᏓᎩᎡᎯ; ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎥᏝᏍᏗ ᎾᏍᏉ ᎢᏧᎳᎭ ᏱᏣᎵᏍᏓᏴᏁᏍᏗ.
Maar nu, wat ik u geschreven heb, is dit: dat gij u niet zoudt vermengen met iemand die een broeder wordt genoemd en dan een hoereerder is, of gierigaard, of afgodendienaar, of lasteraar, of dronkaard, of roover; ja dat gij ook met zulk een zelfs niet zoudt eten.
12 ᎦᏙᏃ ᏱᏗᎦᏥᏳᎪᏓᏁᎭ ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᏙᏱᏗᏢ ᎠᏁᎯ? ᏝᏍᎪ ᏂᎯ ᏱᏗᏧᎪᏓᏁᎰ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏂᏯᎢ?
Want wat heb ik te oordeelen degenen die buiten de gemeente zijn? Oordeelt gij niet degenen die binnen de gemeente zijn?
13 ᏙᏱᏗᏢᏍᎩᏂ ᎠᏁᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏕᎫᎪᏓᏁᎰᎢ. ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎡᏥᏄᎪᏩ ᎢᏤᎲ ᎾᏍᎩ Ꮎ ᎠᏍᎦᎾᎢ.
Die buiten de gemeente zijn zal God oordeelen. Doet gij den booze uit uw midden weg!

< ᎪᎵᏂᏗᏱ ᎠᏁᎯ ᎢᎬᏱᏱ ᎨᎪᏪᎳᏁᎸᎯ 5 >